VERORDENING OP DE INVORDERING
TABEL HOUDENDE BEREKENING VAN DE CIJFERS
VAN AANSLAG.
BESCHRIJVINGSBILJET.
Bijlage tot het verslag der handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden, 1913.
vereeniging, welke laatste ook verkregen worden
door den verkoop aan niet-leden. Werden de voor-
deelen van aandeelen in coöperatieve vereenigingen
niet opgenomen, dan zonden ook onbelast blijven
de voordeelen der productie-coöperatie, wat zeer
zeker niet de bedoeling van de leden hier aan het
woord is.
Omtrent het slot van dit artikel zij hier mede
gedeeld dat de meening, dat de opmaking van het
kohier door den voorgestelden maatregel onnoodig
vertraagd wordt, niet kan worden gedeeld. Een
termijn van drie maanden is gesteld omdat de
opmaking van het kohier gewoonlijk ten minste drie
maanden zal vorderen en daarom gevoegelijk rekening
kon worden gehouden met de veranderingen die in dien
tijd ontstaan. Verder dient echter niet te worden
gegaan (zie artikel 10 laatste lid der verordening).
Dat eenig, hoewel vermoedelijk minder dan gedacht
wordt, administratief werk het gevolg zal zijn, kan
worden toegegeven de meer juiste aanslag is dat
werk echter waard. Nog wordt gevraagd waarom
in het artikel de termijn van drie maanden is opge
nomen waarin bijzondere omstandigheden invloed
op den aanslag kunnen uitoefenen. Burgemeester
en Wethouders moenen op dit punt hier met eene
verwijzing naar het bovenstaande in verband met
de memorie van toelichting te mogen volstaan.
Art. 8.
Verandering in de redactie van dit artikel, dat
gelijk is aan dat in de bestaande verordening en
daar nimmer tot moeilijkheden aanleiding gegeven
hoeft, komt Burgemeester en Wethouders overbodig
voor. Nog wenschen zij er op te wijzen dat ook
artikel 3, 1, laatste lid, der Wet op de bedrijfs
belasting spreekt van „winsten en verliezen".
Art. 9.
Zooals reeds in de sectiën is medegedeeld, wordt
voorgesteld in het le lid, 3e zinsnede, het woordje
„doch" in „tot" te veranderen en de 6e zinsnede
„verschuldigde lijfrenten" te doen vervallen. Omtrent
dit laatste wordt opgemerkt dat bedoeld zinsge
deelte ten onrechte behouden is, daar ook in de
10e zinsnede reeds „verschuldigde lijfrenten" als
voor aftrek in aanmerking komende zijn opgenomen.
Het schijnt niet geraden toe te laten ook onver
plichte lijfrenten te mogen aftrekken, omdat eene
dergelijke bepaling tot misbruiken aanleiding zal
geven. De bestaande redactie van de 10e zinsnede
wordt dus behouden, daar men zich zeer goed het geval
kan denken dat contracten worden gemaakt waarbij
men zich verplicht eene lijfrente uit te keeren enkel
om minder belasting te betalen. Bovendien zou
voor verschillende periodieke uitkeeringen, die niet
geheel in mindering kunnen worden gebracht, desge
lijks kunnen worden gehandeld, waarbij het daarin
opgenomen bedrag wettelijk verschuldigd was.
Den aftrek bedoeld bij de laatste zinsnede van
O'
dit artikel ook uit te strekken tot minderjarigen is
strijdig met het bepaalde bij artikel 3, laatste lid,
waar de uitkeeringen aan minderjarigen niet belast
baar gesteld worden. Om den aftrek alleen te
bepalen tot die bedragen waarvoor de begiftigde
wordt aangeslagen, schijnt vrijwel onuitvoerbaar,
daar telkens elders zou moeten worden geïnformeerd
of onder den aanslag daar ter plaatse de uitkeering
begrepen was, terwijl men steeds in onzekerheid
bleef of die aanslag juist was. Het is bovendien
eene hardheid tegenover hen, die b.v. hunne ouders
met eene wekelijksche uitkeering steunen zonder
dat die ouders worden aangeslagen, en mede tegen
over diegenen, die in eene ziekeninrichting buiten
de gemeente echtgenoote of kinderen doen verplegen
en dan de kosten niet in mindering zouden mogen
brengen. Om laatstbedoelde onbillijkheden te voor
komen achten Burgemeester en Wethouders het
mede niet gewenscht den geheelen aftrek te doen
vervallen. In geen geval kunnen zij zich vereenigen
met hen, die enkel „studiekosten" in mindering
willen brengen en zij zijn zelfs van meeniug dat
de vraag zou kunnen rijzen of eene dergelijke be
paling niet in strijd ware met de wettelijke voor
schriften.
Overgenomen wordt alsnog de in de 2e sectie
voorgestelde redactiewijziging om in de 7e zinsnede
voor „kortingen op de tractementen ingehouden"
te lezen „bijdragen" en in de 8e de woorden „in
geen geval meer dan de verplichte kortingen
minder bedragen" te wijzigen in „met inbegrip
van do verplichte bijdragen, niet meer".
Voor verlaging van het in de laatste zinsnede
voor aftrok in aanmerking komende een vierde
gedeelte van het inkomen tot een vijfde vinden
Burgemeester en Wethouders geen reden.
Art. 10.
De hier en bij artikel 12 gemaakte opmerking in
verband met het vervallen van het laatste lid van
artikel 7 is bij dat artikel reeds beantwoord.
Art. 11.
De uitreiking van beschrijvingsbiljetten te be
perken tot personen die geacht worden een inkomen
te genieten boven een bepaalde som, komt minder
wenschelijk voor. Burgemeester en Wethouders
achten dan ook de door hen voorgestelde bepaling,
waarbij aan de administratie wordt overgelaten
naar eigen goedvinden te handelen, beter. Zie de
memorie van toelichting op blz. 177. Zeer goed
denkbaar toch is het, dat omtrent verscheidene
hoogere aanslagen zóó goede gegevens voorhanden
zijn, dat zonder aangifte de aanslag' kan worden
vastgesteld, terwijl vaak zonder die aangifte vele
lagere inkomens niet bekend kunnen zijn.
Het voorstel van enkele leden om in het le lid
de woorden volgende achter „personen" te doen
vervallen achten Burgemeester en Wethouders eene
Bijlage tot het verslag der handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden, 1913. Bijl. no. 27.
verbetering, waarom wordt voorgesteld aldaar die
wijziging aan te brengen.
De bedoeling is onmiddellijk na 1 Januari met
de uitreiking der beschrijvingsbiljetten te beginnen.
Art. 12.
Het schijnt gewenscht de bepaling te laten be
staan dat de ambtenaren gehouden zijn de belasting
plichtigen behulpzaam te zijn bij de invulling der
biljetten. Daardoor toch ontstaat aanraking tusschen
de belastingplichtigen en de administratie die aan
de regeling der aanslagen ten goede kan komen.
Art. 13.
Nader wordt voorgesteld dit artikel te doen luiden
als bij de nota van wijzigingen is aangegeven.
Art. 17.
Ambtshalve afschrijving op den aanslag van
overledenen is minder gemakkelijk. In zeer vele
gevallen toch zijn de erfgenamen niet bekend en
zou derhalve de kennisgeving van de afschrijving
hare bestemming niet kunnen bereiken.
Art 2.
De portee van de hier gestelde vraag of „het
gemeentebelang" niet medebrengt dat het schrijven
en uitreiken der aanslagbiljetten voortaan geschiedt
door de zorg van het gemeentebestuur wordt door
Burgemeester en Wethouders niet goed begrepen.
Wat bedoelt de steller der vraag met het gemeente
belang Is hij van oordeel dat deze werkzaam
heden door den Gemeenteontvanger niet goed
geschieden? Burgemeester en Wethouders zijn
zich dit niet bewust en houden zich voor nadere
mededeolingen ter zake aanbevolen. Voor zoover
zij weten, behoort het ook elders tot de taak van
den ontvanger. Deze over te brengen naar de
secretarie, wat do bedoeling schijnt van het lid
hier aan het woord, heeft slechts verplaatsing van
tijd en moeite ten gevolge zonder dat er één ge
meentebelang mee wordt bevorderd. Burgemeester
on Wethouders wenschen op het denkbeeld dus niet
in te gaan.
Het percentage van het accres kan bij de nieuwe
verordening stijgen van 5 tot 10.76.
Waar door slechts één lid daarnaar gevraagd is,
meenen Burgemeester en Wethouders te kunnen
volstaan met een staatje, houdende de resultaten
van de voorloopige berekeningen die indertijd ge
maakt zijn, bij de stukken te voegen. Hoewel zij
toegeven dat van sommige aangeslagenen iets meer
zal worden gevorderd, meenen zij er op te moeten
wijzen dat dit niet het govolg is van de veranderde
stijging der belasting van het accres, doch van de
indeeling' in kleinere klassen, zie den staat op blad
zijde 183 van Bijlage no. 20. Waar de draagkracht
het geringst is, n.l. bij de personen met groote
gezinnen, wordt ook bij de lagere inkomens minder
betaald dan thans, zoodat de mededeeling in het
sectie-rapport dat eene vermeerdering van druk
voor de kleinere inkomens wordt verkregen, slechts
voor een gering deel juist is.
Op verzoek van de le sectie wordt de formule,
waarnaar de cijfers van aanslag worden berekend,
aan de tabel toegevoegd, luidende als volgt
„De cijfers in kolom 7 zijn verkregen door het
stellen der volgende formule
(belastbaar inkomen 50.
1.25 (kolom 5)2,51 (kolom 5) 25
(kolom 7)x.
Uitgewerkt f - 50,2.
Ander voorbeeld (belastbaar inkomen 1,575.
f 1,25 93,32 25 x
Getracht is het beschrijvingsbiljet zoo beknopt
mogelijk in te richten, zonder daardoor te kort te
doen aan de duidelijkheid. Burgemeester en Wet
houders deelen dan ook de verwachting der leden
die van meening zijn dat de invulling geen moeilijk
heden zal medebrengen.
Dat aan een belastingplichtige niets omtrent
anderen mag worden gevraagd, komt hen wel iets
overdreven voor, daar geen enkele vraag de in
komsten van derden betreft. Het wordt dan ook
nuttig geacht vraag 9 te behouden. Vereenvoudiging
van vragen 16(11) en 17 (12) kan niet geschieden, daar
deze geheel sluiten op de bepalingen der verorde
ning. Ook wordt door Burgemeester en Wethouders
prijs gesteld op het behoud der vragen 14(9) en 15(10)
daar het voor een goedo controle noodzakelijk zal
blijken dat een en ander bekend is.
Vraag 18 (13). Mogelijk wordt door verschillende
personen reeds bij de invulling van het biljet reke
ning gehouden met veranderingen die in den loop
van het jaar zullen plaats vinden. Dat dit bij de
administratie bekend wordt, is zeer gewenscht waar
om ook vraag 18 behouden moet blijven.
In de hierbij overgelegde beschrijvingsbiljetten
(niet gedrukt) zijn de veranderingen die door de
voorgestelde wijzigingen in de verordening nood
zakelijk worden, alsmede enkele andere kleine ver
beteringen aangebracht.
Leeuwarden, den 28 Juni 1913.
Burgemeester en Wethouders van Leeuwarden.
J. PATIJN, Burgemeester.
M. GOSLINGS, Secretaris.