VERORDENING op de invordering van het marktgeld. B. VERORDENING op da invordering van markt- en staangeld. Bijlage tot liet verslag der handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden, 1913. Art. 2. Art. 2. Het recht bedraagt per dag I. voor het gebruik, omschreven bij artikel 1, litt. a en b op de dagen, waarop jaar- of weekmarkt wordt gehouden voor eene oppervlakte van drie centiare of daar beneden 5 cent, voor eene oppervlakte van meer dan drie tot en met zes centiare 15 cent, voor elke verdere drie centiare of minder 5 cent meer op andere dagen voor elke oppervlakte van zes centiare of minder 21/2 cent. II. Voor het gebruik omschreven bij artikel 1, litt. c. voor eene oppervlakte van vijf centiare of min der 5 cent, voor eene oppervlakte van meer dan vijf tot en met tien centiare 10 cent, voor eene oppervlakte van meer dan tien tot en met vijftig centiare 20 cent, voor eene oppervlakte van meer dan vijftig tot en met honderd centiare 50 cent, voor eene oppervlakte van meer dan honderd tot en met honderdvijftig centiare 80 cent, voor elke verdere honderd centiare of minder 10 cent meer. Art. 3. Hot recht wegens het plaatsen van kramen, tenten, disschen, carroussels enz., bedoeld bij artikel 1 litt. a en c., is mede verschuldigd voor de dagen, waarop de opbouw en voor die waarop het wegruimen dier voorwerpen plaats heeft. Het recht bedraagt per dag voor het gebruik, omschreven bij artikel 1, litt. a en b op de dagen waarop jaar- of weekmarkt wordt gehouden voor eene oppervlakte van drie centiare of daar beneden 0,05 voor eene oppervlakte van meer dan drie tot en met zes centiare 0,15 voor elke verdere drie centiare of minder 0,05 meer op andere dagen voor elke oppervlakte van zes centiare of minder 0,025. Het recht voor het gebruik omschreven bij artikel 1 litt. c., bedraagt per kalenderkwartaal, gedeelten daarvan voor vol gerekend, voor de rijtuigen en de door trekdieren getrokken vrachtkarren of voer tuigen indien zij als regel eenmaal per week hun stand plaats komen innemen 0,75 indien zij meermalen per week hun standplaats komen innemen 1,50 voor de hondenkarren en andere vrachtkarren of voertuigen indien zij als regel eenmaal per week hun stand plaats komen innemen 0,50 indien zij meermalen per week hun standplaats komen innemen 1, Art. 3. Het recht wegens het plaatsen van kranen, disschen enz. bedoeld bij artikel 1, litt. a. is mede verschuldigd voor de dagen, waarop de opbouw on voor die waarop het wegruimen dier voorwerpen plaats heeft. Voor de beteekenisder uitdrukkingen „voertuigen", „rijtuigen" en „trekdieren" in de vorige artikels, is artikel 1 der Algemeone Politieverordening voor de gemeente Leeuwarden toepasselijk. Art. 4. Het recht volgens deze verordening is niet ver schuldigd wegens het houden van tentoonstellingen van voorwerpen van nijverheid en kunst, voor zoover deze niet tot het behalen van winst worden gehouden. Art. 5. Het recht is verschuldigd door dengene, die het in artikel 1 omschreven gebruik van do openbare gemeentelijke pleinen, straten, wegen, wallen enz. maakt, en bij afwezigheid van dezen door hem, die in zijne plaats optreedt. Art. 6. Deze verordening treedt in werking met den 1 .Januari 1901. Art. 4. Het recht is verschuldigd door dengene, die het in artikel 1 omschreven gebruik van de openbare gemeentelijke pleinen, straten, wogen, wallen enz. maakt, en bij afwezigheid van dezen door hem, die in zijne plaats optreedt. Het recht is bij vooruitbetaling verschuldigd. Art. 5. Deze verordening treedt in Averking met den 1 Januari 1914, met welk tijdstip wordt ingetrokken 230 Bijlage tot het verslag der handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden, 1913. Bijl. no. 28. de verordening tot het heffen van marktgeld (ge meenteblad no. 22 van 1900), vastgesteld bij raads besluit \'an 8 Mei 1900, goedgekeurd bij Koninklijk besluit van 25 Juli 1900, no. 35. Art. 1 (ongewijzigd). Art. 2 (ongewijzigd). Art. 3. Het recht kan voor eiken dag, waarvoor het verschuldigd is, dadelijk worden ingevorderd. Art. 4 (ongewijzigd). Art. 5 (ongewijzigdde woorden „het heffings- besluit" zijn in het nieuw voorgedragen artikel echter vervangen door „de heffingsverordening"). Art. 1. I)e invordering van het recht geschiedt door middel van openbare verpachting, tenzij de Raad uitdrukkelijk besluit, dat de invordering bij gaarde- ring zal geschieden. De verpachting geschiedt telkens voor den tijd van drie jaren, tenzij de Raad, op voorstel van Burgemeester en Wethouders, mocht besluiten, den duur van verpachting korter of langer te stellen. De voorwaarden der verpachting worden door Burgemeester en Wethouders vastgesteld. Indien de Raad tot invordering bij gaardering besluit, wordt door hem eene instructie voor den gaarder vastgesteld. Art. 2. Burgemeester en Wethouders doen steeds onver wijld openbare kennisgeving van den naam van den pachter of den gaarder. Art. 3. Het recht voor het gebruik omschreven bij artikel 1, litt. a en b, der heffingsverordening, kan voor eiken dag, Avaarop het verschuldigd is, dadelijk worden ingevorderd het recht voor het gebruik, omschreven onder litt. c van dat artikel, vóór of op den eersten dag van het kalenderkwartaal. Art. 4. Het verschuldigd recht moet dadelijk op de eerste mondelinge aanvraag van den pachter of den gaar- der worden AToldaan. Art. 5. Indien er tusschen den belastingplichtige en den pachter of den gaarder verschil bestaat over de roepassing van de heffingsver-ordening, is de eerstge noemde bevoegd, de beslissing van Burgemeester en Wethouders in te roepen, mits vooraf het recht, zooals dat door den pachter of den gaarder is berekend, te hebben voldaan. In geval Burgemeester en Wethouders ten gunste van den belastingschuldigde beslissen, wordt liet te veel betaalde aan hem terug gegeven. 231

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Bijlagen) | 1913 | | pagina 115