Art. 6 (ongewijzigd).
Art. 7.
Deze verordening treedt in werking op den 1
Januari 1901.
Art. 6.
Indien de belastingschuldige op de aanvraag van
den pachter of den gaarder niet dadelijk het ver
schuldigde voldoet, geeft de pachter of de gaarder
daarvan onmiddellijk kennis aan den ambtenaar,
bedoeld bij artikel 261 der Gemeentewet, die de
vordering herhaalt en bij niet betaling van het
recht terstond proces-verbaal opmaakt en aan den
gemeenteontvanger zendt, ten einde de invordering
te doen plaats hebben overeenkomstig de artikelen
258261 der Gemeentewet.
Art. 7.
Deze verordening treedt in werking met den 1
Januari 1914, met welk tijdstip wordt ingetrokken
de verordening op de invordering van het marktgeld
(gemeenteblad no. 22 van 1900), vastgesteld bij
raadsbesluit van 8 Mei 1900.
Leeuwarden, den
19
De Raad voornoemd,
MEMORIE VAN TOELICHTING.
Reeds geruimen tijd geleden werd, al van den
vormen Commissaris van Politie, het voorstel ont-
O
vangen de heffing van eene geringe vergoeding in
te voeren voor het gebruik dat door vracht- en
hondenkarren, die hier op gezette tijden hun stand
plaatsen komen innemen, van do openbare straat
gemaakt wordt. Dit denkbeeld, dat eenigen tijd in
overweging werd gehouden, omdat, werd dio belas
ting ingevoerd, zij hot bost bij wijze van verpach-
ting zou kunnen worden ingevorderd, dientengevolge
een plaats behoorde te hebben in do verordening
op het marktgeld en de afloop van de termijnen
waarvoor dit verpacht werd eerst moest worden
afgewacht, vond instemming. Niet in de eerste
plaats omdat bepaald eene belangrijke opbrengst van
die heffing te verwachten Is het getal wagens
als bedoeld was in den loop van 1912 126, en de
opbrengst aan belasting zou slechts ƒ689.bedragen,
zoodat na attrek van eene vergoeding die de pachter
voor de inning zou rekenen hoogstens 600.in
de gemeentekas komt maar omdat de billijkheid
tegenover eene andere categorie van vrachtvoerders,
de schippers, die voor een vaste ligplaats kadegeld
betalen, deze vergoeding als van zelf aanwijst.
In het ontwerp, dat in verband met het voor
gaande in de eerste plaats den titel der verordening
aanvult, is de redactie van artikel 40 der Algemeene
Politieverordening gevolgd en in het nieuwe tweede
lid van artikel 3 moest dus naar die verordening-
voor de beteekenis der uitdrukkingen „voertuigen"
„rijtuigen" en „trekdieren" worden verwezen.
De bedragen zijn zeer matig gesteld
voor door paarden (ezels, muildieren, hitten) ge
trokken karren en voor rijtuigen 0,75 of 1,50,
al naar mate ze een of meermalen per week geregeld
hier komen
voor alle andere voertuigen naar dezelfde onder
scheiding 0,50 of 1.—. Het recht is bij voor
uitbetaling per kalenderkwartaal, gedeelten daarvan
voor vol gerekend, verschuldigd.
Eene andere wijziging in de verordening betreft
het navolgende
In de laatste jaren zijn de kermisstandplaatsen
en ook standplaatsen voor circussen buiten kermis
tijd verpacht. Niet gewenscht is het dat de betrok
kenen buiten de pachtsom nog afzonderlijk marktgeld
moeten betalen omdat de pachtsom weergeeft wat
in het geheel voor de plaats is kunnen worden
bedongen, waarom in artikel 1 de bepaling is opge
nomen dat de belasting niet wordt gelieven van de
standplaatsen, die afzonderlijk zijn verpacht.
In verband met het vervallen van het bepaalde
bij artikel 1c is ook het bepaalde bij II van artikel
2 vervallen. Mede kan vervallen do bepaling van
artikel 4 dat het recht niet verschuldigd is wegens
hot houden van tentoonstellingen van voorwerpen
van nijverheid en kunst, voor zoover deze niet tot het
behalen van winst worden gehouden, daar derge
lijke tentoonstellingen door het vervallen van
artikel lc thans niet meer onder de belastingobjecten
vallen.
De wijzigingen die de verordening op de heffing-
verder ondergaan heeft, behoeven geene nadere
232
toelichting, terwijl ook de artikelen der verordening
op de invordering wel niet nader behoeven te
worden toegelicht.
Dat de voorgestelde heffing voldoet aan het
bepaalde bij artikel 254 der Gemeentewet moge
blijken uit het volgende overzicht
de uitgaven voor het gewoon onderhoud van
straten, pleinen, kaden enz. hebben bedragen over
1908
1909
1910
1911
1912
Samen
of gemiddeld
21894.70"
27151.56
31638.73"
21797.955
22855.385
125333.34
25066.67
Wel zijn die uitgaven niet uitsluitend geschied
voor onderhoud van afzonderlijk voor marktplaats
aangewezen terreinen, maar voor bestrating in het
algemeen, doch bijna alle straten, pleinen, kaden
enz. kunnen in den zin der verordening worden
gebruikt, zoodat het markt- en staangeld kan worden
beschouwd als eene kleine tegemoetkoming in de
kosten van vervloeringen.
De invordering van het recht wordt geregeld
verpacht.
De pacht voor 1913 bedraagt 850.
en zal door de heffing van het recht
voor het plaatsen van vrachtwagens,
hondenkarren enz. hoogstens stijgen met 600.
Totaal
1450.-
233