Bijlage tot het verslag der handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden, 1913.
Schoolstraat als dat, hetwelk aan den Wissesdwinger
gesticht zal worden, is te klein dat voor school 12 te
groot. Worden nu twee gelijksoortige scholen op
gericht, dan wordt veel z. g. n. verloren ruimte be
spaard, terwijl in twee gedeelten van de stad de ouders
tevreden kunnen worden gesteld. Die scholen be-
hooren éénzelfde leerplan te hebben, zoodat het
onderwijs daarop gelijk is. Dat leerplan dient zoo
samengesteld te zijn, dat voor beide op de hoogere
.Rijksbijdrage, ingevolge het dusgenaamde meer
uitgebreid lager onderwijswetjo (wet van 14 Juli
1910 Staatsblad no. 202), aanspraak kan worden
gemaakt.
De mogelijkheid, dat leerlingen van gemeente
scholen nos. 1 en 5 tot en met 11, die thans aan
school 12 meer uitgebreid lager onderwijs kunnen
ontvangen, daartoe ook in het vervolg gelegenheid
hebben, behoort behouden te blijven. Niet in dien
zin, dat on- en minvermogende kinderen reeds
dadelijk tot de te reorganiseeren scholen worden
toegelaten, doch op deze wijze, dat zij eerst de
gewone lagere school bezoeken en pas naar de meer
uitgebreid lager onderwijs-scholen overgaan als zij
zooveel klassen met vrucht doorloopen hebben als
er aan laatstgemelde scholen klassen zijn, waarin
geen onderwijs in de moderne talen wordt gegeven.
Zij dienen daar dan kosteloos of voor half school
geld het onderwijs te ontvangen.
Door eene reorganisatie, als boven werd geschetst,
zal het peil van het onderwijs voor een breede
schaar van kinderen verhoogd worden, terwijl daar
door mede vele mislukkingen, vooral van die leer
lingen, die thans de hoogere burgerschool bezoeken,
zullen worden voorkomen.
Kan de Raad zich met de boven ontwikkolde
zienswijze vereenigen, dan rest de inrichting van
het handelsonderwijs.
Bij die inrichting zal, gelijk boven reeds is aan
gestipt, rekening moeten gehouden worden met
plaatselijke omstandigheden. Aan welke vakken
in deze gemeente behoefte bestaat, kan het best
beoordeeld worden door hen, die om handelsonder
wijs vragen. Bij de samenkomst, welke het met de
onderwijszaken belaste lid van ons college met een
achttiental heeren winkeliers, fabrikanten en
handelaren had, was het algemeene oordeel, dat
de vakken, door den betrokken inspecteur van het
middelbaar onderwijs, Dr. P. Fockens, in de bijlage
van zijn aan hem gerichten hierbij gevoegden brief,
d.d. 29 Januari 1912 no. 3870, voor de handels
klassen genoemd, voldoende waren. Deze zijn
lezen, stellen en Nederlandsche handelscorrespon
dentie, handelsaardrijkskunde, boekhouden, handels-
rekenen, algemeene handelskennis en handelsrecht,
Fransch, Hoogduitsch en Engelsch, alle drie met
correspondentie. Worden die vakken dus opge
nomen, dan wordt aan den wensch van belang
hebbenden voldaan.
Hierbij dringt evenwel nog de vraag naar voren
of het volgen van al die vakken verplichtend moet
worden gesteld. Naar onze meening behoort dit
voor alle vakken het geval te zijn, uitgezonderd
de vreemde talen. Yan deze wenschen wij er slechts
één verplicht te maken, waardoor het aantal weke-
lijksche lesuren tot 9 of 10 in de le, tot 9 in de
2e en tot 10 of 9 in de 3e klasse wordt terug
gebracht. Voorts zouden wij met de Commissie
van toezicht op het middelbaar onderwijs (zie haar
brief van 31 Mei 1911 no. 1230) de gelegenheid
willen openen ook hen toe te laten, die van een
bepaald vak reeds voldoende kennis bezitten en
dus daarin geen onderwijs verlangen, met dien ver
stande echter, dat zij in ten minste zes vakken
het onderwijs volgen.
Zooals uit het bovenstaande valt op te maken,
denken wij ons den cursus een driejarige, jaarlijks
van 1 Mei15 Juli en van 15 September 1 Mei
te geven.
Wat de eischen van toelating betreft, moet o. i.
verlangd worden een ontwikkeling gelijk aan die
welke noodig is voor het verkrijgen van het eind
diploma van de te reorganiseeren gemeentescholen
nos. 4 en 12. Do leerlingen dier scholen, in het
bezit van dat diploma, behooren zonder, anderen
na afgelegd examen toegelaten te worden. Wellicht
verdient het nog aanbeveling nader na te gaan
of diploma's of verklaringen van hoofden van
andere scholen, welker onderwijs ten minste gelijk
is aan dat van de juist genoemde gemeentescholen,
mede recht moeten geven zonder examen op de
handelsschool te komen. Als overgangsmaatregel
moet bepaald worden, dat eveneens tot de avond
handelsschool toegelaten worden zijdie met
vrucht de tegenwoordige school 12 doorloopen
of een daarmee gelijkstaand onderwijs genoten
hebben.
Als ons gevoelen gaven wij boven ook reeds te
kennen, dat de gemeente zich voorshands moet be
perken tot een avemdhandelsschool en dit goeddeels
om financieele redenen. Een dagschool zou te
groote kosten meebrengen, vooral omdat slechts
een klein getal leerlingen een dergelijke inrichting
zou bezoeken. Bij bovenvermelde samenkomst met
handelaren bleek toch duidelijk, dat voornamelijk
het oog is gericht op jongelieden, die op 15 a 16-
jarigen leeftijd in zaken gaan. Wordt nu als laagste
eisch voor het volgen van handelsonderwijs het
einddiploma meer uitgebreid lager onderwijs ge
steld, dat op zijn vroegst op 15-jarigen leeftijd
te behalen is, dan zouden die leerlingen, zoo
zij daarna de daghandelsschool zouden willen
bezoeken, niet jonger dan 18 jaar zijn eer zij
het leven ingaan. Dat is voor hen, voor wie
de school zal worden gesticht, te laat. Zij moeten
reeds vroeger iets verdienen. Daarom zal dit bezwaar
zich niet laten gevoelen bij de totstandkoming van
278
Bijlage tot het verslag der handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden, 1913. Bijl. no. 37.
eenavondhandelsschool. Vrij weialgemeen ontwikkeld,
verlaten de leerlingen op 15 a 16 jarigen leeftijd
de meer uitgebreid lager onderwijs school en treden
zij in dienstbetrekking. Tegelijkertijd kan dan de
avondschool worden gevolgd en dit zal des te meer
nut afwerpen, omdat hier theorie en praktijk
samengaan.
De oprichting van een avondhandelsschool zal de
opheffing van den vervolgcursus op de school der
4e klasse medebrengen. Of de daaraan verbonden
leerkrachten, hetzij allen of enkelen harer, naar
eerstgenoemde inrichting kunnen overgaan, zal alsdan
overwogen kunnen worden, al moet in de eerste
plaats er voor gezorgd, dat het onderwijs zooveel
mogelijk door met den handel en zijne gewoonten
vertrouwde practici wordt gegeven.
Ten slotte verdient nog bespreking de vraag of
voorbereidende klassen, als bedoeld in het tot Burge
meester en Wethouders gericht schrijven, d.d. 16
Augustus 1910, no. 1936, van den Inspecteur
Fockens, in het leven geroepen moeten worden.
Ons komt dat ongewenscht voor, omdat men daar
mede een geheel andere groep wil bereiken, name
lijk hen, die enkel het gewone lager onderwijs
hebben genoten. Dezen kunnen in de twee jaren
van die voorbereidende klassen niet zooveel kennis
opdoen, dat zij met degenen, die meer uitgebreid
lager onderwijs met vrucht hebben gevolgd, in
ontwikkeling op één lijn zijn tostellen. Voegt men
die groepen van meer en minder ontwikkelden
bijeen, dan zal dit voor beide nadeelig werken,
omdat het onderwijs niet op een dergelijke uiteen-
loopende ontwikkeling kan worden ingericht. Voor
de eene groep zou het dan allicht op te hoog,
voor de andere op een te laag peil worden gesteld.
Wordt niettemin zulk lager handelsonderwijs ver
langd en blijkt daaraan behoefte, dan kan de in
stelling er van later overwogen worden. Wij achten
het verkeerd, vooral bij een eersten stap in een
nieuwe richting, twee heterogene zaken gelijktijdig
te behandelen.
Samenvattende, stellen Burgemeester en Wet
houders den Raad voor in beginsel en in afwachting
van de nader in te dienen ontwerp-verordeningen
te besluiten
A. de gemeentescholen nos. 4 en 12 te reorga
niseeren in scholen voor meer uitgebreid lager
onderwijs met negenjarigen cursus en wel in dier
voege, dat haar leerplan het mogelijk maakt de
hoogere Rijksbijdrage ingevolge de wet van 14
Juli 1910 (Staatsblad no. 202) te verkrijgen
B. op te richten een middelbare avondhandels
school met driejarigen cursus van 1 Mei15 Juli
en 15 September tot 1 Mei,
waarop kunnen worden toegelaten zij, die met
vrucht het onderwijs aan de gereorganiseerde
gemeentescholen nos. 4 en 12 genoten of, al dan
niet blijkens af te leggen toelatings-examen, daar
mede gelijk te stellen inrichtingen of gedeelten van
inrichtingen doorloopen hebben, alsmede zij, die met
gunstigen uitslag het toelatingsexamen hebben af
gelegd,
en waar onderwijs zal worden gegeven in lezen,
stellen en Nederlandsche handelscorrespondentie,
handelsaardrijkskunde, boekhouden, handelsrekenen,
algemeene handelskennis en handelsrecht, Fransch,
Hoogduitsch en Engelsch, met dien verstande, dat
het volgen van de eerste zes vakken verplicht is
en slechts het onderwijs in één vreemde taal, be
houdens uitzondering, mag worden gevolgd, terwijl
het voorts mogelijk moet blijven om ook van de
verplichte vakken vrijstelling te verleenen aan hen,
die aantoonen daarvan reeds voldoende kennis te
bezitten, doch onder gehoudenheid in ten minste
zes vakken het onderwijs te volgen
C. te bepalen dat bij wijze van overgang op de
middelbare avondhandelsschool zullen worden toe
gelaten zijdie gemeenteschool no. 12 in haar
tegenwoordige gedaante of, al dan niet blijkens af
te leggen toelatingsexamen, daarmede gelijk te
stellen inrichtingen of gedeelten van inrichtingen
met vrucht hebben doorloopen
D. te bepalen, dat de middelbare avondhandels
school zal worden ondergebracht, hetzij in het
gebouw van gemeenteschool no. 4 aan den Wisses
dwinger, hetzij van gemeenteschool no. 12 aan den
weg Achter de Hoven
E. de herhalingsschool, vervolgcursus op de school
der 4e klasse, op te heffen met ingang van den
dag, waarop de avondhandelsschool zal worden
geopend.
Leeuwarden, 30 Augustus 1913.
Burgemeester en Wethouders van Leeuwarden,
J. PATIJN, Burgemeester.
M. GOSLINGS, Secretaris.
279