Bijlage no. 39. VERORDENING in zake de pensionneering van gemeenteambtenaren, hunne weduwen en weezen. Bijlage tot het verslag der handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden, 1918. Bijl. no. 39. Aan den Gemeenteraad. Den 1 October 1918 treden in werking de wetten van den 21 Juni 1913, houdende pensioenregeling voor de gemeenteambtenaren en voor hunne wedu wen en weezen (Staatsbladen 1913, nos. 301 en 302). Volgens de bepalingen van de eerstbedoelde wet zullen de pensioenen worden betaald uit een fonds, te vormen uit de verplichte bijdragen van de gemeenten, welke gedeeltelijk en volgens die van de tweede wet uit een fonds, gevormd uit bijdragen van het Rijk en van de gemeenten, welke laatste geheel op de ambtenaren kunnen worden ver haald. De door de gemeente te storten en door haar gedeeltelijk te verhalen bijdragen voor eigen pensioen voor in dienst eener gemeente zijnde ambtenaren bedragen 8 °/0 van de in totaal genoten inkomsten over den tijd, dien zij vóór 1 October 1913 in dienst eener gemeente geweest zijn en verder 7 °/0 per jaar van de te ontvangen wed den. Eerstbedoelde bijdragen of inkoopsommen kunnen worden gestort in eens of in 40 annuïteiten, berekend naar een rentevoet van ddjz ten honderd. De korting voor weduwen- en weezenpensioen bedraagt voor mannelijke ambtenaren 5 °/0 en voor vrouwelijke 1 °/0 van de te ontvangen wedde. Het totaal bedrag der vóór 1 October 1913 uitgekeerde bezoldigingen wordt geraamd op rond f 3.000.000.waarvan de inkoopsom naar 8 °/0 dus ƒ240.000.bedraagt. Van die 8 kan op de ambte naren worden verhaald 3 °/0, d.i. 90.000.verder moet van de te betalen jaarwedden, welke op rond ƒ300.000.zijn begroot, per jaar worden betaald 7 °/0, d.i. 21.000.waarvan kan worden verhaald 3 °/0, d.i. 9.000.terwijl bovendien de korting voor wedu wen- en weezenpensioen, die geheel ten laste van de ambtenaren kan worden gebracht, is te stellen op 12.500.per jaar. Reeds bij de kennisneming van de oorspronkelijke wetsontwerpen, die nog bovendien op de gemeente een last legden voor inkoop van weduwen- en weezenpensioen van f 90.000.welke echter geheel op de ambtenaren mocht worden verhaald, begrepen wij dat een en ander een last zou worden èn voor de gemeente èn voor de ambtenaren, die onmogelijk te dragen zou zijn mede omdat indertijd bij het vaststellen der verordening, waarbij pensioen in uitzicht gesteld werd, de pensioenslast naar de toekomst is verschoven. Hiervoor komt nu, waar de wet dit stelsel niet kent, plotseling het premiestelsel in de plaats. Bovendien worden de kosten van dat stelsel verhoogd door de reeds ver leende pensioenen van het oude stelsel, ad 17.500,en bovendien door de te betalen in koopsommen van het nieuwe stelsel. Eene dergelijke plotselinge overgang werd o.i. door niets gerecht vaardigd. Evenals vele andere gemeentebesturen richt ten wij ons daarom tot de Tweede Kamer der Staten- Generaal met verzoek met onze bezwaren ernstig rekening te willen houden en te bevorderen dat de ontwerpen in dien geest zouden worden gewijzigd, dat de inkoopsommen zoowel voor eigen als voor weduwen- en weezenpensioen geheel, of althans voor een groot deel, voor 's Rijks rekening zouden worden genomen. Ook bij de behandeling van de wets ontwerpen in de afdeelingen van de Tweede Kamer werden bezwaren ontwikkeld en werd de wenschelijkheid uitgesproken, dat het Rijk door geldelijken steun zou meewerken om de pension neering tot stand te brengen. Aan de ingebrachte bezwaren kwam de Regeering gedeeltelijk tegemoet. Bij de Memorie van Antwoord toch werden de ontwerpen in dien zin veranderd dat de inkoop sommen voor weduwen- en weezenpensioen voor rekening van het Rijk komen, terwijl werd bepaald, dat de inkoopsommen voor eigen pensioen kunnen worden betaald in 40 annuïteiten, berekend naar een rentevoet van 31/2 ten honderd. Hoewel hier door ook onze bezwaren gedeeltelijk werden onder vangen, meenden wij goed te doen nogmaals een adres tot de Tweede Kamer te richten, waarbij wij wezen op hetgeen reeds eerder door ons te berde was gebracht en verzochten, waar hieraan niet geheel was voldaan, daarmede alsnog 'rekening te houden. Ook van andere zijde werd op nadere wijzigingen aangedrongen. Bij de behandeling der wetsont werpen in openbare vergadering werden de amen dementen, die ten doel hadden de bedenkingen van verschillende gemeenten geheel of ten deele weg te nemen, verworpen of ingetrokken. Echter werd een amendement aangenomen, waardoor mogelijk werd dat gemeenten, die op 1 Mei 1913 eene pen sioenregeling hadden, vrijgesteld werden van het betalen der inkoopsommen. Bij artikel 68, le lid, der Pensioenwet voor de gemeenteambtenaren 1913 toch is thans het volgende bepaald „Eene gemeente, die op 1 Mei 1913 eene pen sioenregeling voor hare ambtenaren heeft, is voor de op dien datum in haren dienst zijnde ambtenaren de bijdragen, bedoeld in de artikelen 40 en 63, niet verschuldigd, wanneer zij vóór 1 Januari 1914 aan Onzen Minister van Financiën schriftelijk verklaart bereid te zijn, van de pensioenen, die ingevolge deze wet door die ambtenaren later zullen worden genoten, de gedeelten voor den tijd, in haren dienst doorge bracht, jaarlijks vóór 1 Juli aan het fonds uitte keeren." Waar de gemeente, bestond laatstbedoelde bepaling niet, verplicht zou zijn voor den inkoop van eigen

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Bijlagen) | 1913 | | pagina 146