VERORDENING inzake de pensionneering van gemeenteambtenaren, hun weduwen en weezen, bedoeld bij de Pensioenwet voor de ge meenteambtenaren 1913 en de Weduwenwet voor de gemeente ambtenaren 1913. Bijlage tot liet verslag der handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden, 1913. besluit a. Burgemeester en Wethouders te machtigen vóór 1 Januari 1914 schriftelijk aan den Minister van Financiën te verklaren dat de gemeente bereid is van de pensioenen, die, ingevolge de Pensioen wet voor de gemeenteambtenaren 1913 door de ambtenaren, die op 1 Mei 1913 in haren dienst waren, later zullen worden genoten, de gedeelten voor den tijd, in haren dienst doorgebracht, jaarlijks vóór 1 Juli aan het Pensioenfonds voor de gemeen teambtenaren uit te keeren b. in te trekken 1. het raadsbesluit, d.d. 25 Juni 1895 no. 6/39, punt b, gewijzigd bij de raadsbesluiten, d.d. 14 Januari 1902, no. 5/39, punt 2, d.d. 19 December 1911, no. 470 R/244, punt c, en 27 Februari 1912 no. 82 B./39 2. artikel 10 van het Werkliedenreglement c. vast te stellen de volgende Art. 1. Yan de op 1 Mei 1913 in dienst der gemeente zijnde ambtenaren wordt, zoolang zij in dienst der gemeente blijven, geene bijdrage verhaald voor eigen pensioen. Art. 2. Tenzij door hen de verklaring is afgelegd, bedoeld bij artikel 61 van de Pensioenwet voor de gemeente ambtenaren 1913, wordt op de na 1 Mei 1913 en vóór 1 October 1913 in dienst der gemeente getreden ambtenaren, die de bij artikel 4, letter C, 2, 2e lid, dezer verordening bedoelde verklaring hebben afge legd, geene bijdrage verhaald voor eigen pensioen, zoolang de wedde op 1 October 1913 genoten niet verhoogd wordt. Bij verhooging van de wedde wordt voor eigen pensioen eene bijdrage verhaald van drie ten honderd van den pensioensgrondslag. Art. 3. Op alle niot bij de artikelen 1 en 2 bedoelde ambte naren dezer gemeente wordt een bijdrage verhaald voor eigen pensioen van drie ten honderd van den pensioensgrondslag. Worden voor bedoelde ambtenaren dienstjaren in den zin van artikel 62 der Pensioenwet voor de ge meenteambtenaren 1913 ingekocht, dan wordt op hen verhaald drie ten honderd van de totaalsom der in werkelijken dienst dezer gemeente gedurende den bij evenvermeld wetsartikel bedoelden tijd genoten belooningen, verminderd met het bedrag van de 296 Bijlage tot het verslag der handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden, 1913. Bijl. no. 39. reeds voor pensioen aan deze gemeente betaalde bijdragen. Worden tijdelijke diensten voor bedoelde ambte naren ingekocht, dan wordt op hen verhaald twee ten honderd van het totaal der als tijdelijk gemeente ambtenaar genoten belooningen tot een maximum van twintig ten honderd van de in tijdelijken dienst gemiddeld per jaar genoten belooning. Art. 4. Yoor zoover de gemeente ter zake tot betaling verplicht was of wordt, wordt verhaald op de amb tenaren A. die vóórl October 1913in dienst van eene andere ge meente zijn overgegaan, of, na den dienst der gemeente te hebben verlaten, als burgerlijk ambtenaar zijn aan gemerkt, drie ten honderd van de totaalsom der in werkelijken dienst dezer gemeente gedurende den bij artikel 62 der Pensioenwet voor de gemeente ambtenaren 1913 bedoelden tijd genoten belooningen, verminderd met het bedrag van de reeds voor pen sioen aan deze gemeente betaalde bijdragen B. die op 1 Mei 1913 in dienst der gemeente waren en dien dienst op of na 1 October d.a.v. verlaten en voor wie ingevolge de wet als ge meenteambtenaar voor inkoop van pensioen moet worden bijgedragen 1. de helft van de bijdrage, verschuldigd voor inkoop van den diensttijd tusschen 1 October 1913 en het tijdstip van het verlaten van den dienst dezer gemeente 2. drie ten honderd van de totaalsom der in werkelijken dienst dezer gemeente gedurende den bij bovenaangehaald artikel 62 bedoelden tijd ge noten belooningen, verminderd met het bedrag van de reeds voor pensioen aan deze gemeente vóór 1 October 1913 betaalde bijdragen C. die na 1 Mei 1913 en vóór 1 October d.a.v. in dienst der gemeente getreden zijn en op of na 1 October 1913 in dienst eener andere gemeente overgaan, of, na den dienst der gemeente te hebben verlaten, als burgerlijk ambtenaar worden aange merkt of als gemeenteambtenaar worden herplaatst 1drie ten honderd van de totaalsom der in werke lijken dienst dezer gemeente gedurende den bij meergenoemd artikel 62 bedoelden tijd genoten belooningen, verminderd met het bedrag van de reeds voor pensioen aan deze gemeente vóór 1 October 1913 betaalde bijdragen 2. drie ten honderd van de totaalsom der ge durende den tijd na 30 September 1913 genoten belooningen, voor zoover gedurende dien tijd geen bijdrage voor eigen pensioen is verhaald. De na 1 Mei 1913 en vóór 1 October d.a.v. in dienst der gemeente getreden ambtenaren leggen binnen een maand na den dag, waarop deze verordening in het gemeenteblad is geplaatst, of binnen een maand na den dag, waarop zij meerder-

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Bijlagen) | 1913 | | pagina 148