800. 1100.- Bijlage tot het verslag der handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden, 1913. wedde krijgt uitgekeerd (bij de onderwijzers van bijstand zich bewegende tusschen f 625.en 1125.verminderd met de kosten van zijne vervanging, gewoonlijk 500.of 600.Dit houdt het nemen van ontslag tegen, ten nadeele van het onderwijs niet alleen, maar ook van de financiën der gemeente. Een betere regeling, die de termijnen inkort, is daarom dringend gewenscht. De schoolcommissie doet er eene aan de hand. Daarbij vervalt de aftrek van de halve kosten der vervanging en worden reeds in het tweede jaar der ziekte op de jaarwedde de uitgaven voor de waarneming van den dienst ge kort, daarna wordt de wedde geheel ingehouden. Het dienstverband wordt dus niet verbroken, maar de onderwijzer, die overigens met het oog op zijn toestand aan het vragen van pensioen toe is, heeft er niet langer belang bij zijne ontslag-aanvrage achter te houden. Ten slotte de belooning voor bij akten. De Com missie stelt voor het bezit van een groot aantal akten, lagere, middelbare en van enkele particuliere vereenigingen, met f 50.of ƒ100.te beloonen, naast de reeds nu toegekende toelagen van artikel 5. Ons komt dit juist voor; het stelsel werkt ook reeds voor de ambtenaren ter secretarie, doch daar geldt een maximumtoelage. Meer dan twee akten of diploma's worden daar niet beloond. Het is, om de jacht naar akten ten nadeele van het onderwijs niet al te zeer te scherpen, wenschelijk hier evenzoo te handelen. Het artikel daalt overigens in nood zakelijke détails af voor het geval van combinatie van gelijksoortige akten en van akten krachtens welke les wordt gegeven met andere, waarvan de enkele lezing voldoende is om het standpunt, dat in het voorstel wordt ingenomen, duidelijk te maken. Ten aanzien van de toelagen der onderwijzers van school no. 12 is ook hier de bestaande regeling gehandhaafd. Hoewel ten aanzien van de toelagen in het hierna volgend ontwerp een eenigszins minder ver strekkend stelsel is aanvaard dan dat der Commissie van Toezicht, is men niet ver van de waarheid als men met haar, naar den toestand van 1 Januari 1913, den meerderen financiëelen last, die Voor de gemeente uit de aanneming van het ontwerp voortvloeit, stelt op bijna 18000.'s jaars. Dit cijfer is echter met het toenemen van dienstjaren of bij ver vanging van oudere onderwijskrachten door jongere, natuurlijk aan verandering onderhevig. Bij de ontwerp- gemeentebegrooting voor 1914 is evenwel op het bedrag van 18000.als vermeerdering van de onderwijzersjaarwedden voor het komende jaar aan gehouden. Nog zij medegedeeld dat artikel 13 eenigszins is uitgebreid om aan de thans reeds in de praktijk gevolgde wijze van uitbetaling der wedden een wettelijken ondergrond te geven. Wij hebben de eer U voor te stellen te besluiten tot vaststelling, met ingang van 1 Januari 1914, van eene nieuwe jaarwedde verordening voor het onder wijzend personeel aan de openbare lagere scholen te Leeuwarden volgens het onderstaand ontwerp. Leeuwarden, 8 October 1913. Burgemeester en Wethouders van Leeuwarden J. PATIJN, Burgemeester. M. GOSLINGS, Secretaris. BESTAANDE REDACTIE. Art. 1. De jaarwedden van de hoofden van scholen be dragen bij een diensttijd, doorgebracht zooals gere geld is bij het derde lid van art. 26 der wet tot regeling van het lager onderwijs van minder dan acht jaren f 1300. van acht en meer, doch minder dan ONTWERP. De Raad der gemeente Leeuwarden gezien het voorstel van Burgemeester en Wet houders besluit vast te stellen de navolgende VERORDENING tot regeling der jaarwedden en der verdere inkomsten van het onderwijzend personeel aan de scholen van openbaar lager onder wijs te Leeuwarden. Art. 1. De jaarwedden van de hoofden van scholen be dragen bij een diensttijd, doorgebracht zooals gere geld is bij het derde lid van art. 26 der wet tot regeling van het lager onderwijs I. aan de scholen der eerste, der tweede en der derde klasse 306 Bijlage tot het verslag der handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden, 1913. Bijl. flO. 42. twaalf jaren1400. van twaalf en meer, doch minder dan zestien jarenB 1500. van zestien en meer jaren 1600. Deze jaarwedden zijn twee honderd gulden hooger voor de hoofden van de scholen der eerste klasse en vijfhonderd gulden voor het hoofd van de school der vierde klasse. Art. 2. Gelijkluidend. Art. 3. De jaarwedden van de onderwijzers, die de hoof den van scholen bijstaan, bedragen bij een diensttijd, doorgebracht zooals geregeld is bij het derde lid van art. 26 der wet tot regeling van het lager onderwijs I. aan de scholen der eerste, der tweede en der derde klasse a. indien zij de hoofdacte niet bezitten van minder dan acht jaren 1450. van acht en meer, doch minder dan twaalf jarenn 1550. van twaalf jaar en meer, doch minder dan zestien jarenn 1650. van zestien en meer jaren 1750. Deze jaarwedden zijn twee honderd gulden hooger voor de hoofden van de scholen der eerste klasse 2 en 4 en honderdvijftig gulden voor het vrouwelijk hoofd van de school der eerste klasse 3. II. aan de scholen der vierde klasse van minder dan acht jaren 1800.— van acht en meer, doch minder dan twaalf jarenn 1900.— van twaalf en meer, doch minder dan zestien jarenn 2000. van zestien en meer jaren n -2100. Art. 2. Ingeval aan een hoofd der school geen vrije woning kan verschaft worden, ontvangt hij eene vergoeding voor huishuur ten bedrage van 350. Art. 3. De jaarwedden van de onderwijzers, die de hoof den van scholen bijstaan, bedragen bij een diensttijd, doorgebracht zooals geregeld is bij het derde lid van art. 26 der wet tot regeling van het lager onderwijs I. aan de scholen der eerste, der tweede en der derde klasse 1. voor de mannelijke onderwijzers bij een diensttijd van minder dan twee jaren van twee en meer, doch minder dan vier van vier en meer, doch minder dan zes van zes en meer, doch minder dan acht van acht en meer, doch minder dan twaalf van twaalf en meer, doch minder dan zestien van zestien en meer, doch minder dan twintig van twintig en meer jaren 2. voor de onderwijzeressen bij een diensttijd van minder dan twee jaren van twee en meer, doch minder dan vier van vier en meer, doch minder dan zes van zes en meer, doch minder dan acht van acht en meer, doch minder dan twaalf van twaalf en meer, doch minder dan zestien van zestien en meer, doch minder dan twintig van twintig en meer jaren a. indien zij de hoofdacte niet bezitten: 1. voor de mannelijke onderwijzers bij een diensttijd f 625.van minder dan twee jaren 650.van twee en meer, doch minder dan vier 675.van vier en meer, doch minder dan zes 700.van zes en meer, doch minder dan acht 750.van acht en meer, doch minder dan twaalf van twaalf en meer, doch minder dan 850.zestien van zestien en meer jaren 950.2. voor de onderwijzeressen bij een 1000.diensttijd van minder dan twee jaren van twee en meer, doch minder dan vier 600.van vier en meer, doch minder dan zes 625.van zes en meer, doch minder dan acht 650.van acht en meer, doch minder dan twaalf 675.van twaalf en meer, doch minder dan 725.zestien van zestien en meer jaren 825.— b. indien zij de hoofdacte bezitten 925.1. voor de mannelijke onderwijzers bij 975.een diensttijd 625. 675.- 725. 875.- 975.- 600.- 650.- 700.- 775.- 850.- 950.- 1075.- 307

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Bijlagen) | 1913 | | pagina 153