Bijlage tot het verslag der handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden, 1913. van de minima bij art. 26 der wet tot regeling van het lager onderwijs bepaald en behoudens beroep van den betrokkene op den Raad, een ever- hooging niet toe te kennen, hetzij ambtshalve, na ingewonnen advies van de Commissie van Toezicht op het Lager Onderwijs, hetzij op voorstel van genoemde Commissie. In beide gevallen hoort deze, waar het een onderwijzer van bijstand geldt, het hoofd der betrokken school. Behoudens het bepaalde bij het voorgaande lid gaat elke verhooging van jaarwedde, zoowel wegens volbrachten diensttijd als wegens het verkrijgen der hoofdacte, in met den eersten dag der maand, volgende op die, waarin daarop aanspraak is ver kregen. De toelagen volgens artikel 5 gaan in met den dag, waarop de belanghebbende als eerste onder wijzer optreedt of met het geven van het onder wijs, waarvoor zij worden toegekend, aanvangt. Art. 8. Gelijkluidend. Art. 9. Gelijkluidend. Art. 10. Gelijkluidend. Dit college is bevoegd, mits met inachtneming van de minima bij art. 26 der wet tot regeling van het lager onderwijs bepaald en behoudens beroep van den betrokkene op den Raad, eene ver hooging niet toe te kennen, hetzij ambtshalve, na ingewonnen advies van de Commissie van Toezicht op het Lager Onderwijs, hetzij op voorstel van genoemde Commissie. In beide gevallen hoort deze, waar het een onderwijzer van bijstand geldt, het hoofd der betrokken school. Behoudens het bepaalde bij het voorgaande lid gaat elke verhooging van jaarwedde, zoowel wegens volbrachten diensttijd als wegens het verkrijgen der hoofdacte, in met den eersten dag der maand, vol gende op die, waarin daarop aanspraak is verkregen. De toelagen bedoeld in artikel 5 onder I 2 en II, gaan in met den dag, waarop de belanghebbende als eerste onderwijzer optreedt of met het geven van het onderwijs, waarvoor zij worden toegekend, aanvangtdie bedoeld onder I 1 van dat artikel met den eersten dag der maand, volgende op die, waarin daarop aanspraak is verkregen. Art. 8. De jaarwedden van de vakonderwijzeressen in de handwerken bedragen per wekelijksch lesuur I. aan de scholen der eerste, der tweede en der derde klasse17.50 II. aan de school der vierde klasse 22.50 Het bedrag in het vorig lid onder I genoemd wordt telkens na twee jaar diensttijd met 2.50 tot een maximum van 25.dat onder II genoemd telkens na vijf jaar diensttijd met 2.50 tot een maximum van f 30.verhoogd. Het bepaalde in art. 7 is ten deze van toepassing. Voor de berekening van den diensttijd wordt ge volgd de regeling van het derde lid van artikel 26 der wet tot regeling van het lager onderwijs. Art. 9. De jaarwedde van den onderwijzer in het teeke nen aan de school der eerste klasse voor meisjes bedraagt 200. Art. 10. De jaarwedde van den onderwijzer, hoofd der herhalingsschool (vervolgcursus op de school der vierde klasse), bedraagt ƒ500.De overige onder wijzers aan die school genieten eene jaarwedde, berekend naar J 60.per wekelijksch lesuur. De belooning voor den onderwijzer, belast met de leiding eener herhalingsschool, bedoeld in art. 10, alinea 1, der verordening tot regeling van het openbaar lager onderwijs, bedraagt 225.voor de andere onderwijzers f 175.per cursus van ten hoogste honderd twee en negentig lesuren. De belooningen, in het vorige lid bedoeld, worden naar evenredigheid uitgekeerd, indien de onder wijzers niet voor het volle getal uren per week worden aangesteld. 310 Bijlage tot het verslag der handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden, 1913. Bijl. 110. 42, Art. 11. Art. 11. Bij de aanvrage aan Burgemeester en Wethouders Bij de aanvrage aan Burgemeester en Wethouders om verlof tot afwezigheid wegens ziekte door een om verlof tot afwezigheid wegens ziekte door een hoofd der school of een onderwijzer wordt tevens hoofd der school of een onderwijzer wordt tevens eene geneeskundige verklaring overgelegd, waaruit eene geneeskundige verklaring overgelegd, waaruit blijkt, dat de betrokkene wegens ongesteldheid blijkt, dat de betrokkene wegens ongesteldheid verhinderd is zijne betrekking waar te nemen. verhinderd is zijne betrekking waar te nemen. Heeft de afwezigheid langer geduurd dan drie Heeft de afwezigheid langer geduurd dan drie maanden, dan hervat de onderwijzer zijne werkzaam- maanden, dan hervat het hoofd of de onderwijzer heden niet eerder dan na inzending aan Burge- zijne werkzaamheden niet eerder dan na inzending meester en Wethouders van eene geneeskundige aan Burgemeester en Wethouders van eene genees- verklaring, waaruit blijkt, dat die hervatting kan kundige verklaring, waaruit blijkt, dat die hervatting worden toegelaten, met het oog op de belangen kan worden toegelaten met het oog op de belangen zoowel van het onderwijs, als van den onderwijzer zoowel van het onderwijs, als van den onderwijzer zelf en van de leerlingen. zelf en van de leerlingen. Bij afwezigheid wegens ziekte wordt de onder- Bij onafgebroken afwezigheid wegens ziekte wordt wijzer het eerste jaar op kosten van de gemeente aan het hoofd of den onderwijzer gedurende het vervangen; gedurende het tweede jaar moet hij de eerste jaar na den datum, die in het besluit, waarbij helft der kosten van zijne vervanging dragen en hem het verlof verleend is, als aanvang daarvan over de volgende jaren de geheele kosten daarvan, is vastgesteld, de jaarwedde geheel uitgekeerdge- De afwezigheid wordt geacht onafgebroken te durende het tweede jaar wordt op zijn jaarwedde hebben voortgeduurd, indien het verlof daartoe ingehouden hetgeen in dien tijd besteed is aan de binnen ééne maand, nadat de werkzaamheden hervat waarneming van den dienstover den verderen duur zijn, opnieuw wegens ziekte wordt aangevraagd. van het verlof wordt de jaarwedde geheel ingehouden. Ten aanzien van een hoofd der school of een De afwezigheid wordt geacht onafgebroken te onderwijzer, aan wien op 1 September 1906 verlof hebben voortgeduurd, indien binnen twee maanden tot afwezigheid wegens ziekte is verleend, worden nadat de werkzaamheden hervat zijn, opnieuw de in het tweede lid bedoelde termijnen geacht op wegens ziekte verlof wordt verleend, dien datum te zijn aangevangen. De termijn van twee maanden wordt door de de Kerst-, Paasch- of zomervacantie opgeschort. Ten aanzien van een hoofd der school of een onderwijzer, aan wien vóór 1 Januari 1914 een verlof tot afwezigheid wegens ziekte is verleend, terwijl dat verlof op dien datum nog voortduurt, blijven voor den geheelen duur der ziekte, uiterlijk voor den tijd van 3 jaren na aanvang van dat verlof, van toepassing de bepalingen van de eerste drie leden van artikel 11 der verordening tot regeling der jaarwedden en der verdere inkomsten van het onderwijzend personeel aan de scholen van openbaar lager onderwijs te Leeuwarden, waarvan de doorloopende tekst is opge nomen in gemeenteblad no. 25 van 1911. Art. 12. Art. 12. Gelijkluidend. De belooning van hen, die krachtens artikel 33 der wet tot regeling van het lager onderwijs de betrekking van onderwijzer van bijstand tijdelijk waarnemen, wordt berekend I. aan de scholen der eerste, der tweede en dei- derde klasse, naar f 500.per jaar voor hen die minder, en f 600.per jaar voor hen die meer dan twee jaren praktisch bij het lager onderwijs zijn werkzaam geweest II. aan de school der vierde klasse naar/900. per jaar voor hen, die minder en 1000.per jaar voor hen, die meer dan vier jaren praktisch bij het onderwijs zijn werkzaam geweest. 311

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Bijlagen) | 1913 | | pagina 155