Bijlage no. 47. REORGANISATIE van gemeentescholen nos. 4 en 12 en oprichting eener avond handelsschool (bijlagen nos. 37 en 44). Bijlage tot het verslag der handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden, 1913. Overige kosten van politie, nader uit te trekken op 10.074,50. In de toelichting te doen ver vallen „Abonnement telefoon politiepost 35, Hierna het totaal van afdeeling I te brengen op 54.449,50 en het totaal van Hoofdstuk Y op 89.990,24. Hoofdstuk VIII, afdeeling IY. Aan deze afdee ling onder volgno. 248a toe te voegen een nieuw artikel 9: „Subsidie aan den Leeuwarder Turnbond 75,met de volgende toelichting „In verband met een door den bond ingediend adres blijkt het wensclielijk voor de jaren 1914, 1915 en 1916 een subsidie toe te kennen van 75, Hierna het totaal van afdeeling IV te brengen op 28.940,en het totaal van hoofdstuk VIII op 318.089,50. Volgno. 264. Hoofdstuk X, artikel 3. Gemeente lijke arbeidsbeurs, nader uit te trekken op 1.324,20 In de toelichting het cijfer 39.50 te vervangen door f 4.50. Volgno. 273. Hoofdstuk X, artikel 12. Aankoop en onderhoud van meubels en gereedschappen en uitgaven voor brandstof en licht in het waagge bouw, nader uit te trekken op 211. In de toelichting onder te lezen abonnement extra tafeltelefoontoestel f 5. Hierna het totaal van Hoofstuk X te brengen op f 17.614,20. Volgno. 323. Hoofdstuk XV, artikel 1, Onvoor ziene uitgaven, nader uit te trekken op ƒ42.473,47. In de toelichting de cijfers 47.913,47 en 12.243,89 te vervangen door 42.473,47 en f 6.803,89. Hierna het totaal van hoofdstuk XV te brengen op 42.473,47het totaal der uitgaven op 1.804.061,005 en de Balans der begrooting vast te stellen als volgt Inkomsten 1.804.061,005 Uitgaven 1.804.061,005 Batig saldo Nihil. Leeuwarden, 18 October 1913. Burgemeester en Wethouders van Leeuwarden, J. PATIJN, Burgemeester. M. GOSLINGS, Secretaris. 324 Bijlage tot het verslag der handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden, 1913. Bijl. ÏIO. 47 Aan den Gemeenteraad. Door den heer Peletier en een viertal andere raadsleden is een amendement ingediend, om in plaats van de door ons voorgestelde awmdhandels- school een dag- en awwdhandelsschool op te richten. Hoewel de tijd ontbreekt onze bezwaren tegen dit denkbeeld uitvoerig te ontwikkelen, meenen wij toch op een paar punten de aandacht van den Raad te moeten vestigen. De vraag, of de oprichting van een daghandels school in stede van of naast een awwdhandelsschool aanbeveling verdiende, is bij de voorbereiding van deze zaak ook door ons ernstig overwogen. Uit het in bijlage no. 37 opgenomen voorstel zal U zijn gebleken, dat een daghandelsschool door ons om de daar genoemde redenen op dit oogenblik nog niet wenschelijk wordt geacht. In de toelichting op het voorstel-Peletier e. d. z. hebben wij geen feiten aangevoerd gevonden, die de door ons geopperde bedenkingen weerleggen, of aantoonen, dat die wenschelijkheid wel bestaat. Wel wordt gesproken van een breede groep van gegoede middenstanders, winkeliers, handelaren en klein-indu- striëelen, voor wie het geen bezwaar wordt genoemd, dat de jongelieden op 18-jarigen leeftijd in zaken gaan en voor wie, naar het heet, een daghandels school in een sterk gevoelde behoefte zal voorzien, omdat als vaststaande mag worden aangenomen, dat de hoogere burgerschool niet de aangewezen school voor den handel kan zijn, maar in gebreke wordt gebleven dit beweren met feiten of aan de praktijk hier of elders ontleende ervaringen waar te maken. Dat er behoefte aan een dergelijke onderwijsinrichting zou zijn, kan niet worden bewezen door een eenvoudig beroep op den brief van de afdeeling „Leeuwarden" van Volksonderwijs. Evenzeer faalt een beroep op de samenkomst, welke het met de onderwijszaken belaste lid van ons college met eenige winkeliers, fabri kanten en handelaren had. Daar was men immers van gevoelen, dat de school bestemd zou moeten zijn voor jongelieden, die op 15 a 16-jarigen leeftijd in de praktijk treden. Die leeftijd is evenwel te laag om met eenig recht te verwachten, dat dan reeds een da^handelsschool zou kunnen doorloopen zijn. Voor hen is daarom alleen een auowdhandels- school bruikbaar. Wij zijn van meening, dat het bewijs voor de behoefte aan een daghandelsschool thans niet kan worden geleverd. Die behoefte is er naar ons gevoelen nog niet. De kring, waaruit de school haar leerlingen moet betrekken, is te klein dan dat een eenigszins voldoende toevoer zou verwacht kunnen worden. In Groningen b.v., dat ruim het dubbele aantal inwoners van Leeuwarden heeft, telt de dag- handelsschool niet meer dan ongeveer 30 leerlingen, terwijl daar bovendien de omstandigheden gunstiger zijn door de aanwezigheid van een hoogere burger school met driejarigen cursus, waarvan het onderwijs onmiddellijk aan dat der handelsschool aansluit, en doordat de leeraren der eerste school als bijbe trekking het leeraarschap aan de laatstgenoemde kunnen bekleeden. Ook in Harlingen wil een dergelijke school niet tot bloei geraken, zoodat zelfs pogingen aangewend worden het diploma dier school met dat eener vijfjarige hoogere burgerschool gelijk te stellen, om daardoor die inrichting nieuw leven in te blazen. Tot de stichting daarvan nu in deze gemeente over te gaan, zon met deze gegevens voor oogen, niet verantwoord zijn. In Leeuwarden leeft men op het gebied van handelsonderwijs nog te veel in het onzekere, om tot een proefneming, want iets anders zou het niet kunnen wezen, met een daghandelsschool te besluiten. Het geld, dat daar voor thans zou worden besteed, zou niet de gehoopte vruchten dragen on kan vooreerst nuttiger worden gebruikt. Een lokaliteit voor een daghandelsschool is niet beschikbaar, zoodat een nieuw gebouw zou moeten gesticht worden. Dit behoorde zoodanig te worden ingericht, dat het ook bij een mogelijken toeloop van leerlingen, grooter dan nu met een blik op de elders opgedane ondervinding mag worden aangenomen, de noodige ruimte zou bieden. Boven dien zou de aanstelling van een aantal leeraren noodig zijn, waarvan ieder allicht een jaarwedde van ten minste een paar duizend gulden zou moeten hebben. Hiervoor alleen zou een jaarlijksche uitgave van de gemeente gevorderd worden, welke in de gegeven omstandigheden niet te verdedigen zou zijn. Wij gevoelen ons dan ook genoodzaakt U de aanneming van het voorstel ernstig te ontraden. Leeuwarden, 18 October 1913. Burgemeester en Wethouders van Leeuwarden, J. PATIJN, Burgemeester. M. GOSLINGS, Secretaris. 325

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Bijlagen) | 1913 | | pagina 162