Bijlage tot het verslag der handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden, 1913. voor de Harlingervaartsbrug des daags10 cent nachts40 behalve voor trekschepen, die in geregelde beurt varen, waarvoor het bruggeld bedraagt des daags5 cent nachts20 voor de Wirdumerpoortsbrug des daags20 cent nachts40 voor de Prins Hendrikbrug des daags10 cent nachts40 voor de Vrouwenpoortsbrug des daags15 cent nachts40 voor de Koorderbrug des daags15 cent nachts40 voor de Yerversbrug des daags5 cent nachts40 voor de beide bruggen over het Kieuwe Kanaal des daags10 cent nachts40 Voor de toepassing dezer bepaling wordt de dag gerekend aan te vangen, van 1 April tot en met 31 October, 's morgens te 5 uur en ge durende den overigen tijd van het jaar :s morgens te 6 uur de nacht gerekend aan te vangen 's avonds te 10 uur. Art. 3. Het recht is verschuldigd door de gezagvoerders, schippers of eigenaars der vaartuigen en, bij afwe zigheid, door hen, die in hunne plaats optreden. Art. 4. Vrijdom van het in art. 2 vermelde bruggeld wordt verleend voor vaartuigen, rechtstreeks in gebruik voor den gemeentedienst. Art. 5. Deze verordening treedt in werking den 12en Mei 1913. B. VERORDENING op de invordering der be lasting onder den naam van bruggeld, geheven wordende voor het afdraaien van de Harlingervaartsbrug, de Wirdu merpoortsbrug, de Prins Hendrikbrug, de Vrouwenpoortsbrug, de Noorderbrug, de Verversbrug en de beide bruggen over het Nieuwe Kanaal. Art. 1. De inning van het bruggeld geschiedt door mid del van gadering, tenzij de Raad besluit de inning 96 Bijlage tot het verslag dei' handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden, 1913. Bijl. no. 6. door middel van openbare verpachting te doen plaats hebben. De gaarders worden door Burgemeester en Wet houders benoemd. Dezen voorzien lien van eene instructie, waarin mede wordt bepaald de wijze van verantwoording der geïnde bruggelden. De instructie wordt aan den Raad medegedeeld. De Raad bepaalt de belooning der gaarders. Ingeval van verpachting worden de pachtvoor- waarden door den Raad vastgesteld. De namen der gaarders of pachters worden door Burgemeester en Wethouders bekend gemaakt. Art. 2. De verschuldigde bruggelden moeten door de belastingschuldigen op de eerste mondelinge aan vrage van den gaarder of pachter aan dezen worden voldaan. Art. 3. Indien een belastingschuldige hierin nalatig is, geeft de gaarder of pachter daarvan terstond kennis aan den ambtenaar, bedoeld in art. 261 der ge meentewet, die deswege overeenkomstig art. 275 dier wet proces-verbaal opmaakt en dat aan den gemeente-ontvanger ter hand stelt, ten einde de invordering te doen plaats hebben overeenkomstig de artikelen 258 tot en met 261 der gemeentewet. Art. 4. Deze verordening treedt in werking den 12en Mei 1913. Leeuwarden, 19 De Raad voornoemd, MEMORIE VAN TOELICHTING. Het raadsbesluit van 28 Januari 1908 tot heffing van bruggelden voor het afdraaien van de Harlinger vaartsbrug, de Wirdumerpoortsbrug, de Prins Hen drikbrug, de Vrouwenpoortsbrug, de Noorderbrug, de Verversbrug en de beide bruggen over het Nieuwe Kanaal is goedgekeurd tot 12 Mei 1913. De bestendiging van deze heffingen wordt in het belang der gemeente noodzakelijk geacht. Wijziging van het bedrag der heffing is niet gewenscht. Art. 2 van het ontwerp-heffingsbesluit komt dan ook geheel overeen met het betrekkelijke artikel der vigeerende verordening. Dat met de heffing wordt voldaan aan den eisch, gesteld bij art. 254 der gemeentewet, kan blijken uit het volgende overzicht. De opbrengst van het bruggeld voor het af draaien der genoemde bruggen is geweest als volgt in 1907 1908 1909 1910 1911 Totaal of gemiddeld per jaar 15,656.70 15,389.70 17,318.50 18,364.65 16,755.— 83,484.55 16,696.91 97

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Bijlagen) | 1913 | | pagina 49