Bijlage no. 8.
Bijlage tot het verslag der handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden, 1913. Bijl. ÏIO. 8.
HERZIENING van de jaarwedderegeling
voor de leeraressen aan de Mid
delbare School voor Meisjes.
Aan den Gemeenteraad.
De leeraressen aan de Middelbare Meisjesschool
hebben ons reeds eenigen tijd geleden verzocht eene
herziening harer jaarwedderegeling ter hand te
willen nemen, er daarbij op wijzende dat al sedert
30 jaren deze regeling onveranderd gebleven is en
aan alle soortgelijke inrichtingen in ons land het
stelsel van periodieke verhooging geldt. De Com
missie van toezicht op het middelbaar onderwijs
ondersteunt dit verzoek. Ook zij is van oordeel
dat dit laatste stelsel, zooals het ook van kracht
is voor het gymnasium, hier behoort te worden
ingevoerd. Ons bedunkens te recht. Slaat men de
verordening van 1881 (gemeenteblad no. 22) op,
dan blijkt dat reeds meer dan 30 jaar terug de
salarissen op hetzelfde peil stonden als thans en er
behoort dus toe te worden overgegaan ook de hier
bedoelde ambtenaren mede de opgaande lijn te
laten volgen, die voor zoo onderscheidene andere
categorieën van bezoldigingen algemeen in de laat
ste jaren is getrokken.
Met de Commissie meenen wij dat de oplossing
kan worden gevonden door het systeem der drie-
jaarlijksche verhoogingen op te nemen, zooals voor
het gymnasium. De thans bestaande jaarwedden
kunnen, hier en daar zelfs nog wat verlaagd, dan
als minima blijven behouden.
De directrice krijgt, wordt dit voorstel aanvaard,
dus twee driejaarlijksche verhoogingen van 150.
de wedde loopt alzoo van 2400.tot 2700.
De leeraressen, behalve die voor het teekenen,
de handwerken, de gymnastiek en den zang, voor
wie, met het oog op de uiteraard geringere be
looningen, afwijkende regelingen gelden, ontvangen,
als zij den doctorstitel bezitten, 1500.gelijk
thans en bij gemis van dien titel f 1400.Ook
hier 3-jaarlijksche verhoogingen, doch, gelijk bij
het gymnasium, vier van 100.De leerares in
het teekenen 1000.tot 1200.nu 1200.
handwerken 600.tot f 800.nu 600.
gymnastiek 50.tot 60.per wekelijksch
lesuur, nu ongeregeldzang f 100.per wekelijksch
lesuur (3), nu per jaar f 400.Vervallen is
hierbij, dat ook het salaris van de leerares in de
natuur- en scheikunde en van die in de dier- en
plantkunde van het aantal lesuren afhangt. In de
praktijk ontstonden hierdoor te groote schomme
lingen.
De geldelijke gevolgen worden door de Commissie
berekend op een verschil in meerdere kosten voor
1913 van 1200.zuiver. Zij voegt er evenwel
dadelijk aan toe, dat dit verschil in werkelijkheid
1700.bedraagt, omdat van de in dienst zijnde
leeraressen er eenigen zijn, die overeenkomstig de
bestaande verordening een hoogere bezoldiging
genieten, dan waarop zij aanspraak zouden
hebben, zoo bij hunne benoeming de aanhangige
ontwerp-verordening gegolden had. Hoewel het
feitelijk verschil met de op de gemeente-begrooting
voor 1913 geraamde sommen 1800.zou zijn,
is de raming niettemin juist, omdat daarop voor
de leerares voor de gymnastiek 600.inplaats
van f 500.staat uitgetrokken, een gevolg van de
omstandigheid, dat bij het opmaken van de begroo
ting die functie nog niet vervuld en dus de juiste
bezoldiging niet bekend was. Ware voorts bij
de laatste vacature een leerares voor natuur-
en scheikunde benoemd en het onderwijs in die
vakken dus niet opgedragen aan leeraren der
Rijks Hoogere Burgerschool, zooals geschied is,
dan zou dit de meerdere kosten op ten minste
2100.hebben gebracht. De vorenbedoelde som
van 1700.kan thans uit de begrooting voor
1913 worden gekweten, omdat onder den post voor
onvoorziene uitgaven daarvoor reeds 1800.— ge
reserveerd is. Een overzicht van de regeling
der bestaande en der voorgestelde bezoldigingen
en van die in andere gemeenten is opgenomen
in den hierbij overgelegden (niet gedrukten) staat.
Nu in de praktijk reeds tot aanstelling van lee
raren is overgegaan, is daarmede thans ook in de
verordening rekening gehouden door opneming van
het slotlid van artikel 1 en dat van artikel 2.
Overigens is bij den opzet van de verordening
die van de verordening tot vaststelling van het
getal en de jaarwedden der leeraren enz. aan het
gymnasium gevolgd, zoodat ook overgenomen zijn
de bepalingen omtrent verhooging van jaarwedde
bij gelijktijdige waarneming van eene betrekking bij
eene andere inrichting van onderwijs en in zake
het medetellen van tijdelijke diensten en van dienst
jaren aan andere hoogere of middelbare onderwijs
inrichtingen doorgebracht bij de berekening van
de jaarwedde en de periodieke verhoogingen. De
artikelen 4 en 5 zijn gelijkluidend gelaten. De
gelijkstelling van de jaarwedden voor de vakken,
genoemd in art. 1, letter b, is ook doorgevoerd in
art. 6.
Eindelijk is nog opgenomen eene bepaling, rege
lende den datum van ingang van de periodiek toe
te kennen verhoogingen (art. 8).
Slechts op één punt konden wij niet met het
advies van de Commissie van toezicht medegaan,
namelijk met betrekking tot verbetering van de
jaarwedde van den concierge. Diens bezoldiging,
bedragende 450.vermeerderd met het genot
van vrije woning, vuur en licht, geschat op
150.'sjaars, achten wij een alleszins billijke
101