Bijlage tot het verslag der handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden, 1913.
opgevoerd, dat de belasting niet langer een bijdrage
zou blijven, doch in strijd met de wet voor de ge
meente een volkomen schadeloosstelling of misschien
zelfs winst zou opleveren. Tegenover de niet on
belangrijke risico, die de gemeente bij den riool-
aanleg draagt, en waarop boven werd gewezen,
schijnt het voorgestelde percentage echter matig
en niet te hoog.
Uit het bovenstaande blijkt dat de belasting
slechts eenmaal geheven wordt.
Welke wegen vallen onder de toepassing der
heffing? Naar de meening van Burgemeester
en Wethouders moet hier onderscheiden worden
tusschen wat thans feitelijk do bebouwde aaneen
gesloten kom der gemeente uitmaakt en waarvoor
als het ware als hare natuurlijke plicht als over
heid geldt dat de straten zóó zijn ingericht, dat
afvoer van water en vuil op normaio wijze kan
plaats hebbenen die gedeelten der gemeente,
waarvoor een dergelijke gehoudenheid a priori niet
aanwijsbaar is. Niemand zal willen volhouden dat
b.v. de Stienserweg tot aan den Tjessingaweg van
gemeentewege van eene rioleering zou moeten zijn
voorzien, maar de medewerking der gemeente is
gerechtvaardigd en gewenscht, zoodra voor de
stadsuitbreiding de langs den buitenweg gelegen
terreinen in aanmerking komen. De wegen, langs
welke de perceelen onder de werking der heffings
verordening vallen, worden echter steeds bij af
zonderlijk raadsbesluit aangewezen. Artikel 1 dier
verordening huldigt dit stelsel.
Het ontwerp is, naar onze meening, met het
bovenstaande voldoende toegelicht. Wij hebben de
eer U voor te stellen het tot Uw besluit te verheffen.
Leeuwarden, 2 April 1913.
Burgemeester en Wethouders van Leeuwarden,
J. PATIJN, Burgemeester.
M. GOSLINGS, Secretaris.
ONTWERPDe Baad der gemeente Leeuwarden
overwegende dat het wenschelijk is, door het
aanleggen van rioleeringen van gemeentewege, den
aanbouw aan wegen buiten de bebouwde kom te
bevorderen en de belanghebbenden in die aanleg-
kosten te doen bijdragen
gelet op artikel 240 litt. j der Gemeentewet,
alsmede op het voorstel van Burgemeester en Wet
houders
besluit
vast te stellen de navolgende
A. VERORDENING op de heffing eener bijzondere
belasting, wegens aanleg van riolen in
bepaalde gedeelten der gemeente, onder
den naam van rioleeringsbelasting.
Artikel 1.
Er wordt in de gemeente Leeuwarden eene
bijzondere belasting geheven ter zake van de kosten
van aanleg van riolen in die openbare straten en
wegen, welke na 1 Januari 1914 van gemeentewege
worden gerioleerd en door den Raad verklaard
worden onder de toepassing dezer verordening te
vallen.
De Raad legt die verklaring niet af ten aanzien
van straten en wegen in dat deel der gemeente,
dat binnen de voormalige vestinggrachten gelegen
is, noch ten aanzien van die straten en wegen daar
buiten, welke deel van een geheel aaneengesloten
bebouwing uitmaken.
Artikel 2.
De belasting is verschuldigd door hen, die krach-
122
m
Bijlage tot het verslag der handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden, 1913. Bijl. no. 14.
tens recht van bezit of eenig ander zakelijk recht
het genot hebben van de na het in werking treden
dezer verordening gestichte gebouwen en hunne
aanhoorigheden (perceelen), die rechtstreeks aan de
in artikel 1 bedoelde rioleering worden aangesloten.
Als genothebbende wordt aangemerkt hij, die als
zoodanig in de kadastrale liggers is aangewezen,
tenzij kan worden aangetoond, dat een misstelling
in die liggers heeft plaats gehad of dat de voor
gevallen veranderingen nog niet zijn opgenomen.
Artikel 3.
De belasting wordt berekend naar de lengte van
het perceel langs de gerioleerde straat of weg.
Indien het perceel met meer dan één zijde aan
een gerioleerde straat of weg gelegen is, komt voor
de berekening der belasting alleen de langste zijde
in aanmerking.
Artikel 4.
De belasting is voor elk perceel slechts eenmaal
verschuldigd en bedraagt per strekkenden Meter,
een gedeelte daarvan voor vol te rekenen
a. van gebouwen die in het jaar van en het
jaar na den aanleg van de rioleering worden ge
sticht, een bedrag gelijk staande aan het quotient
van 60 van het totaal der werkelijke kosten,
aan den aanleg van het riool besteed, en het aantal
strekkende meters daarvan
b. van gebouwen, die in volgende jaren worden
gesticht, gelijk bedrag als sub a genoemd is, ver
meerderd met de rente op rente naar 4y2 °/0, doch
ten hoogste 2 X dat bedrag.
Onder de in het vorige lid bedoelde werkelijke
kosten worden alle uitgaven verstaan, die de aanleg
van de rioleering met toebehooren heeft gevorderd,
benevens een bedrag voor naar den rentevoet 41/2
gekapitaliseerde kosten van gewoon onderhoud, zooals
een en ander in eene door den Raad vast te stellen
bouwrekening wordt opgenomen.
Artikel 5.
De belastingplichtigen worden met inachtneming
van het vorenstaande op kohieren gebracht.
Door Burgemeester en Wethouders wordt een
kohier opgemaakt en den gemeenteraad ter vast
stelling aangeboden, zoodra eene rioleering in een
der in artikel 1 bedoelde straten of' wegen is aan
gelegd en daaraan aansluiting in den zin van
artikel 2 heeft plaats gehad.
Vervolgens wordt ieder jaar in de maand Februari
een kohier opgemaakt voor de perceelen, waarvoor
sedert het vorige kohier de belasting krachtens
artikel 2 verschuldigd is geworden.
Artikel 6.
De belastingplichtige die na de goedkeuring van
het kohier door Gedeputeerde Staten zijne rechten
123