132
133
Bijlage tot het verslag der handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden, 1912.
Met een en ander is voldoende aangetoond dat
aan het bepaalde bij artikel 254 der gemeentewet
wordt voldaan.
Verordening op de invordering.
In artikel 1, derde lid, der vigeerende verorde
ning is bepaald dat, behoudens de daar gemaakte
uitzondering ten opzichte van de in de maand
Januari ontvangen abonnementsgelden, de geïnde
rechten vóór den vijfden dag van iedere maand
door den waagmeester in de gemeentekas worden
gestort.
Deze termijn is echter te kort en kan niet altijd
worden nageleefd. De oorzaak hiervan is in de
eerste plaats gelegen in het feit dat het maande-
lijksche bevelschrift tot betaling der loonen van de
waagwerkers, dat bij de storting aan den gemeente
ontvanger als geldswaarde strekt, daar die loonen
wekelijks door den waagmeester aan de rechtheb
benden worden uitgekeerd, niet eerder door ons
college wordt uitgegeven dan nadat de boeken van
den waagmeester over de afgeloopen maand zijn
geverifieerd. In de tweede plaats kan de maand
staat waarop de storting geschiedt en die door den
waagmeester overeenkomstig art. 4 der „Regelen
voor de boekhouding en verantwoording van de
door den waagmeester geïnde rechten en uitbetaalde
loonen", (Gemeenteblad no. 4 van 1910) vóór den
derden dag van iedere maand aan den Burgemeester
moet worden ingezonden, in verband met de boven
bedoelde verificatie dikwijls eerst na den vijfden
dag der maand van het voor de storting noodige
visum van den Burgemeester worden voorzien.
In overleg met den waagmeester is nu het woord
„vijfden", in de nieuwe verordening vervangen door
„tienden". Hiertegen kunnen wel geene bezwaren
bestaan, te minder waar de waagmeester aan het
einde der maand gewoonlijk weinig contanten in
kas heeft (over de jaren 1911 en 1912 gemiddeld
f 165.In de maand Januari toch, waarin
een belangrijk bedrag aan abonnementsgelden wordt
ontvangen, is de waagmeester verplicht eiken Za
terdagmorgen de deswege op den vorigen dag
geïnde bedragen te storten ten kantore van den
gemeenteontvanger.
De redactie van de vierde zinsnede van artikel
2 is gewijzigd, daar volgens de nieuwe heffings
verordening alleen boter kan worden geplaatst.
De overige artikelen der ontwerp-verordening,
die gelijk zijn aan de bestaande bepalingen, ver-
eischen geen nadere toelichting.
ONTWERP II.
Bestaande redactie.
Art. 1.
De waag is bestemd tot het wegen van allerhande
waren, tegen betaling van de daarvoor bepaalde
rechten.
De waag dient tevens als markt voor boter en
kaas en tot bewaarplaats van onverkochte of niet
vervoerde boter en kaas.
In de waag worden echter geene waren toege
laten, die naar het oordeel van den waagmeester in
bedorven toestand verkeeren.
Art. 13.
De onverkochte of door de koopers niet wegge
voerde kaas en vaten boter kunnen door belang
De Raad der gemeente Leeuwarden
Overwegende dat het wenschelijk is de verordening,
regelende het gebruik van de waag, vastgesteld bij
raadsbesluit van 28 September 1909 (Gemeenteblad
no. 19) te wijzigen
Gezien het voorstel van Burgemeester en Wet
houders
Besluit
a. de verordening, regelende het gebruik van
de waag, vastgesteld bij raadsbesluit van 28 Sep
tember 1909 te wijzigen als volgt
I.
In artikel 1 wordt het tweede lid gelezen als
volgt
De waag dient tevens als markt voor en tot
bewaarplaats van boter en kaas.
II.
Artikel 13 wordt gelezen als volgt
Kaas en vaten boter kunnen door belang
Bijlage tot het verslag der handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden, 1913. Bijl. no. 15.
hebbenden ter bewaring gelaten worden aan den
waagmeester, die ze, tegen daarvan door hem af te
geven bewijs, in ontvangst neemt en in de daarvoor
bestemde bewaarplaatsen opbergt. De gemeente
stelt zich tegenover de bewaargevers aansprakelijk
voor de richtige bewaring en uitlevering dier waren,
voorzooverre deze niet door brand, bederf of andere
buiten hare schuld liggende oorzaken vergaan of
verminderd zijn.
Indien de ter bewaring aangeboden kaas of boter
niet in de daarvoor aangewezen ruimte kan worden
geborgen, worden de aanbiedingen aangenomen in
de volgorde, waarin zij worden gedaan.
Wordt eene partij kaas of boter naar het oordeel
van den waagmeester te lang in bewaring gelaten,
dan kan hij de verdere bewaring dier partij aan den
belanghebbende opzeggen, in welk geval deze de
kaas of boter dadelijk uit de waag moet verwijderen.
De sleutels der bewaarplaatsen van kaas en boter
zijn in het bezit van den waagmeester, die geheel
met de bewaring is belast.
hebbenden ter bewaring gelaten worden aan den
waagmeester, die ze, desgevraagd tegen daarvan
door hem af te geven bewijs, in ontvangst neemt
en, zoo dit verlangd wordt, in de afgesloten bewaar
plaats opbergt. De kaas en vaten boter die niet
uit de waag zijn weggevoerd vóór des morgens 10
uur van den dag, volgende op een verkoopdag en
waarvan geene inbewaargeving heeft plaats gehad,
worden door den waagmeester ambtshalve in be
waring gesteld. De gemeente stelt zich tegenover
de belanghebbenden aansprakelijk voor de richtige
bewaring en uitlevering der in bewaring gegeven
waren, voorzooverre deze niet door brand, bederf
of andere buiten hare schuld liggende oorzaken
vergaan of verminderd zijn.
Indien de ter bewaring in de afgesloten ruimte
aangeboden kaas of boter aldaar niet kan worden
geborgen, geschiedt de berging in volgorde van
de aanvragen.
Wordt eene partij kaas of boter naar het oordeel
van den waagmeester te lang in bewaring gelaten,
dan kan hij de verdere bewaring dier partij aan
den belanghebbenden opzeggen, in welk geval deze
de kaas of boter dadelijk uit de waag moet ver
wijderen.
De sleutels der waag en van de afgesloten be
waarplaats van kaas en boter zijn in het bezit van
den waagmeester, die geheel met de bewaring is
belast.
b. te bepalen dat deze wijziging in werking
treedt op den dag der uitgifte van het gemeente
blad, waarin zij is geplaatst.
Leeuwarden, 19
De Raad voornoemd,
MEMORIE VAN TOELICHTING.
Artikel 13 der verordening bepaalt o.m. dat de
onverkochte of door de koopers niet weggevoerde kaas
en vaten boter door belanghebbenden ter bewaring
kunnen worden gelaten aan den waagmeester. Deze
bepaling is indertijd in het leven geroepen om aan
belanghebbenden gelegenheid te geven de waren,
die niet verkocht konden worden of die door de
koopers niet werden afgehaald, in de waag in be
waring te laten tegen betaling van het daarvoor
vastgestelde recht.
Nu komt het gedurig voor dat in den loop der
week in de waag waren worden gebracht uit
sluitend kaas bestemd voor den eerstkomenden
marktdag. Deze waren, dieniet vallen onder het begrip
„onverkocht of door de koopers niet weggevoerd",
kunnen volgens de letter der verordening door den
waagmeester feitelijk niet in bewaring worden aan
genomen. Waar ook ten opzichte van deze waren
de gelegenheid tot bewaargeving dient te worden
opengesteld, is het betreffend artikel 13 thans in
dien zin gewijzigd. Voorts is het aangevuld met
eene bepaling omtrent het ambtshalve in bewaring
nemen van niet afgehaalde kaas en vaten boter.
Ook artikel 1 behoort in verband met het boven
staande eene wijziging in de redactie te ondergaan.