Bijlage no. 16. 1 Bijlage tot liet verslag der handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden, 1913. Bijl. no. 16. WIJZIGING der schoolgeldhefTing voor het Gymnasium. Aan den Gemeenteraad. Bij Uw besluit van 10 December des vorigen jaars is in beginsel bepaald, dat het schoolgeld voor het gymnasium, dat thans f 84 per leerling bedraagt, tot 100 zal worden opgevoerd. Het is wenschelijk deze nieuwe regeling met ingang van 1 September te doen ingaan, omdat het jaar waarover de heffing thans geschiedt gelijk loopt met het leerjaar en het schoolgeldjaar 1912/13 der halve met 1 September 1913 een einde neemt. De vraag is door ons gesteld of men van de gelegen heid thans niet moest gebruik maken om, even als dit bij alle andere inrichtingen van onder wijs ter plaatse geschiedt, den aanvang van het schoolgeldjaar naar den len Januari te verschuiven en het dus gelijk te laten loopen met het kalender jaar. Het antwoord is in bevestigenden zin uitgevallen omdat er uit een administratief oogpunt alles voor te zeggen is. Immers ook de gemeenterekening loopt over het kalenderjaar, terwijl de verrekening met het Rijk niet over het schooljaar doch over het kalenderjaar moet geschieden, zoodat thans in iedere gemeenterekening een gedeelte der schoolgeldstaten van twee schooljaren wordt verant woord, waardoor het overzicht der rekening zeer wordt bemoeilijkt en ook voor het Rijk eene berekening uit die staten moet worden gemaakt. Het gevolg voor de schoolgeldplichtige is alleen dit, dat hij in het eerste jaar bij normalen gang van zaken slechts voor een evenredig gedeelte wordt aangeslagen - de leerling toch komt omstreeks 1 September ter school - en na afloop van den zes jarigen cursus ambtshalvewederom naar evenredig heid, wordt ontheven (artt. 2 en 4,1 a). De ge deeltelijke aanslag en de ontheffing zijn op den voet der bestaande verordening per maand naar tiende gedeelten van den vollen aanslag berekend in verband met den duur van het onderwijs, die na aftrek der vacanties op 10 maanden is te stellen. Op twee andere hoofdpunten verschilt het aan geboden ontwerp bovendien nog van de thans geldende regeling. Vooreerst is het beginsel aan vaard dat voor leerlingen van buiten uit één gezin geen reductie meer wordt verleend en ten andere wordt voor het schoolgeld hij aangeslagen die den leerling naar het gymnasium heeft gezonden. Tn de bestaande verordening is de eerstgenoemde reductie steeds toegestaanhet schoolgeld wordt voor de verdere leerlingen dan van 84.op 50.gebracht. "Wij vertrouwen dat de Minister tegen de nieuwe bepaling geen bezwaar zal maken. Wel is waar draagt het Rijk voor de helft in de kosten van het gymnasium bij en kan dus misschien den eisch stellen dat alle leerlingen evenveel zullen moeten betalen, de overige kosten komen, gelijk van zelf spreekt, ten laste der gemeentelijke be lastingschuldigen dat dezen boven de buitenwo nende schoolgeldplichtigen iets vóór hebben is niet anders dan billijk. De fórmuleering, dat hij die den leerling ter school zendt op de schoolgeldlijsten wordt geplaatst, is uit de andere schoolgeldverordeningen overge nomen. Zij heeft daar, evenmin trouwens als de bepaling dat het heffingsjaar met het kalenderjaar samenvalt, nog nimmer tot moeilijkheden aanleiding gegeven en is in alle geval voor de administratie in de praktijk gemakkelijker toepasselijk dan de uit drukking „ouders, voogden of anderen die de leer lingen naar de inrichting zenden" uit artikel 3 der bestaande heffingsvoorschriften. Maar vooral is uniformiteit in de terminologie der zelfde soort verordeningen zeer gewenscht. Een enkele toelichting vereischt nog artikel 4 in zijne bepalingen onder la en 3. Curatoren hebben er op gewezen dat hij, die voorwaardelijk naar een hoogere klasse wordt bevorderd, in September niet in zijn herexamen slaagt en dan het gymnasium verlaat, feitelijk gelijk staat met hem, die reeds in Juli vertrekt, omdat hij niet overgaat. Vandaar de tweeledige regeling in artikel 4, la. Ook het voorschrift van onderdeel 3 van artikel 4 is het gevolg eener opmerking van Curatoren. De uitzondering van de drie vacanties is opgenomen om te doen uitkomen dat de loop der 30 dagen door die vacanties wordt gestuit. De onder 3 getroffen regeling is in het algemeen gelijkluidend aan die der andere onderwijsverordeningen en zij is billijker dan het bestaande voorschrift, dat voor de ontheffing wogens ziekte eischt dat de leerling gedurende het geheele loopende schooljaar de inrichting niet heeft kunnen bezoeken. Wij hebben de eer U voor te stellen te besluiten vast te stellen de verordeningen tot het heffen en op de invordering van schoolgeld voor het onder wijs aan het gymnasium, volgens onderstaande ontwerpen. Leeuwarden, 5 April 1913. Burgemeester en Wethouders van Leeuwarden, J. PATIJN, Burgemeester. M. GOSLINGS, Secretaris. 135

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Bijlagen) | 1913 | | pagina 68