B. VERORDENING op de invordering van den
hoofdelijken omslag naar het inkomen.
166
b. op de kosten van het zegel van het aanslag
biljet
Bijlage tot het verslag der handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden, 1913.
Bestaande verordening
Nieuw.
(Nieuw).
(Nieuw).
(Nieuw).
Art. 18.
Be leden van den raad en van het college van
burgemeester en wethouders zijn ten opzichte van
hetgeen bij de voorbereiding, het opmaken of vast
stellen der aanslagen en kohieren en bij de afdoe
ning van bezwaarschriften verhandeld is, tot geheim
houding verplicht.
Deze bepaling is ook toepasselijk op de ambtenaren,
die bij een en ander behulpzaam zijn.
Art. 19.
De straffen op het verzuim van behoorlijke in
vulling, onderteekening of terugzending der beschrij
vingsbiljetten overeenkomstig de artikelen 12 en
13 en in het algemeen op alle ontduikingen en
overtredingen ter zake van deze belasting zijn die,
bepaald bij artikel 271 en volgende der Gemeentewet.
Art. 20.
De ambtenaren der gemeentebelastingen zijn ver
plicht de overtredingen van de bepalingen dezer
verordening op te sporen en daarvan proces-ver
baal op te maken op den eed, bij de aanvaarding
hunner bediening afgelegd.
Art. 21.
Deze verordening treedt in werking met den 1
Januari 1914, met welken datum wordt ingetrokken
de verordening tot het heffen van een hoofdelijken
omslag naar het inkomen (gemeentebladen no. 2
van 1909 en no. 22 van 1912), vastgesteld bij raads
besluit van 2 April 1901, goedgekeurd bij Koninklijk
besluit van 23 September 1901, no. 11, laatstelijk
gewijzigd bij raadsbesluit van 23 Juli 1912, welke
wijziging is goedgekeurd bij Koninklijk besluit van
2 September 1912, no. 45.
Art. 1 (ongewijzigd).
Art. 2.
Het formulier voor het aanslagbillet wordt, met
inachtneming van art. 265 der gemeentewet, door
burgemeester en wethouders vastgesteld.
De uitreiking der aanslagbilletten geschiedt door
de zorg van den gemeente-ontvanger, met inacht
neming van den termijn, daarvoor bij gemeld art.
265 vastgesteld.
Het aanslagbiljet wordt uitgereikt in gesloten
couvert aan de belastingschuldigen, die daartoe hun
verlangen hebben te kennen gegeven.
Art. 1.
Dadelijk nadat een kohier door burgemeester en
wethouders aan den gemeenteontvanger ter in
vordering is toegezonden, doen zij hiervan openbare
kennisgeving.
Art. 2.
Het formulier voor het aanslagbiljet wordt, met
inachtneming van artikel 265 der gemeentewet, door
burgemeester en wethouders vastgesteld.
De uitreiking der aanslagbiljetten geschiedt door
de zorg van den gemeenteontvanger.
Het aanslagbiljet wordt uitgereikt in gesloten
couvert.
Bijlage tot het verslag der handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden, 1913. Bijl. 110. 20
Bestaande verordening.
Art. 3.
De aanslagen, voorkomende op het primitief
kohier, zijn vorderbaar in tien gelijke termijnen.
De eerste termijn vervalt den laatsten Maart van
het betrekkelijk dienstjaar, en zoo vervolgens den
laatsten van iedere maand één termijn.
De aanslagen, voorkomende op suppletoire ko
hieren, zijn vorderbaar in zooveel gelijke termijnen
als er na de toezending van het kohier aan den
gemeente-ontvanger nog maanden van het jaar
overblijven. De eerste termijn vervalt den laatsten
dag der maand, volgende op die waarin de toezen
ding heeft plaats gehad.
De aanslagen, voorkomende op suppletoire ko
hieren, die in de maand November of later bij den
gemeenteontvanger inkomen, zijn één maand daarna
in ééns vorderbaar.
Een en ander behoudens de bepalingen van het
volgende artikel.
Art. 4 (ongewijzigd).
Art. 5 (ongewijzigd).
Art. 6 (ongewijzigd.)
Art. 7 (ongewijzigd).
Nieuw.
Art. 3.
De aanslagen, voorkomende op het primitief
kohier, zijn vorderbaar in acht gelijke termijnen.
De eerste termijn vervalt den laatsten April
van het betrekkelijk dienstjaar, en zoo vervolgens den
laatsten van iedere maand een termijn.
De aanslagen, voorkomende op suppletoire ko
hier, zijn vorderbaar in zooveel gelijke termijnen
als er na de toezending van het kohier aan den
gemeenteontvanger nog maanden van het jaar over
blijven. De eerste termijn vervalt den laatsten dag
der maand, volgende op die waarin de toezending
heeft plaats gehad.
De aanslagen, voorkomende op suppletoire ko
hieren, die in de maand November of later bij den
Gemeenteontvanger inkomen, zijn één maand daarna
in eens vorderbaar.
Een en ander behoudens de bepalingen van het
volgende artikel.
Art. 4.
De termijnsbepalingen volgens het vorig artikel
vervallen en de aanslag is dadelijk en in zijn geheel
vorderbaar, wanneer op de roerende of onroerende
goederen van den belastingschuldige beslag is gelegd
of wanneer deze in staat van faillissement is
verklaard.
Art. 5.
De toerekening en afschrijving der betalingen
geschieden in de volgende orde
a. op de kosten van vervolging
c. op de oudste der openstaande aanslagen of
der vervallen termijnen.
Art. 6.
Aanslagen of gedeelten van aanslagen, waarvan
de invordering wegens gebleken onvermogen van de
belastingschuldigen of om andere oorzaken, ondanks
een behoorlijke vervolging, niet heeft kunnen plaats
hebben, kunnen op gemotiveerde voordracht van
den gemeenteontvanger door den raad oninvorder-
baar worden verklaard.
Art. 7.
De invordering van deze belasting geschiedt
verder overeenkomstig de bepalingen der artikelen
258, 259, 260 en 261 der gemeentewet.
Art. 8.
Deze verordening treedt in werking den len
Januari 1914, met welken datum wordt ingetrokken
de verordening op de invordering van den hoofde
lijken omslag naar het inkomen, (gemeenteblad
no. 2 van 1909,) vastgesteld bij raadsbesluit van 2
April 1901.
167