Bijlage no. 24. Bijlage tot het verslag der handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden, 1913. Art. 11, 3e lid. Op de school worden zonder onderzoek naar de bekwaamheid toegelaten de leerlingen, die de hoogste klasse van een der scholen van de eerste klasse voor meisjes hebben doorloopen en eene verklaring van bekwaamheid, afgegeven van wege de commissie van toezicht op hot lager onderwijs, overleggen. Zij, die aan dit voreischte niet kunnen voldoen, moeten bij een nader onderzoek de blijken hebben gegeven van voldoende bekwaamheid om het onder wijs te volgen. Artikel II. De eerste zin van het derde lid van artikel 11 derzelfde verordening wordt gelezen als volgt „Op de school worden zonder onderzoek naar de „bekwaamheid toegelaten de leerlingen, die in het „bezit zijn van de verklaring van bekwaamheid, „bedoeld bij artikel 13 van de verordening tot „uitvoering van de verordening tot regeling van „het openbaar lager onderwijs in de gemeente". Artikel III. Deze verordening treedt heden in werking. Leeuwarden, 19 De Baad voornoemd, 19 2 Bijlage tot het verslag der handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden, 1913. Bijl. no. 24. OPRICHTING kabelmaatschappij. (Leve ring van electriciteit aan andere gemeenten.) Aan den Gemeenteraad. Het is den Raad bekend dat reeds sedert lang bij Burgemeester en Wethouders het denkbeeld bestond om de electriciteitsfabriek, behalve voor stroomleve- ring in de gemeente, te benutten voor de electri- citeitsvoorziening van de omgeving. Door een grooter gebied te bedienen worden de voortbrengingskosten lager. Daarom werd ook besloten tot het aangaan van een overeenkomst met Menaldumadeel. In dezelfde richting, als ten aanzien van Menal dumadeel was ingeslagen, voort te gaan, bleek echter alras niet mogelijk. Zoodra kabellegging op eenigs- zins ruime schaal plaats heeft, komt men in aan raking met den Minister van Waterstaat, zonder wiens toestemming geen spoorwegen, Rijkswegen, Rijkstelegraaf- of telefoonkabels mogen worden ge kruist. En nu bleek de Minister tegen levering door Leeuwarden aan bepaalde omliggende gemeen ten bezwaar te hebben, omdat de Regeering, gelijk door de indiening van een wetsontwerp (zie bijlage A) nader gebleken is, wenschelijk vindt dat voor de electriciteitslevering grootere gebieden worden saam- gevoegd, binnen welke de levering alleen mag plaats hebben door één Rijkseoncessionaris, die dan de verplichting op zich moet nemen het geheele, bij de concessie aangewezen gebied te bedienen. De onderhandelingen, die reeds gaande waren met de Coöperatieve vereeniging „Het Noorderlicht" in het Bildt, met Ferwerderadeël en Leeuwarderadeel, werden om die reden afgebroken en, in aansluiting aan de indeeling, door Prof. Feldmann in zijn aan Ge deputeerde Staten van Friesland uitgebracht rapport (bijlage B) aangenomen, den 21en September 1912 een uitnoodiging gericht tot de volgende gemeenten en vereenigingen, om een bespreking over een gemeenschappelijke eleetriciteitsvoorziening te hou den Leeuwarderadeel, Ferwerderadeel, het Bildt, Menaldumadeel, Baarderadeel, Tietjerksteradeel, Franeker, vereeniging „het Noorderlicht" te Oude- bildtzijl, Commissie ter verkrijging van electrisch licht voor de dorpen Roodkerk enz. (Trynwouden) te Giekerk. Deze bespreking, waaraan Ferwerde radeel en het Bildt geen deel hebben genomen, had *1 October 1912 plaats en als uitvloeisel daar van werd 8 October d.a.v een schrijven tot den Minister van Waterstaat gericht (bijlage C), vragende de voorwaarden te willen mededeelen, waarop aan een door genoemde gemeenten en vereenigingen op te richten naamlooze vennoot De bijlagen zijn niet gedrukt, maar liggen op de gewone wijze voor de leden van den Raad ter inzage. schap vergunning zou worden verleend tot het leggen van kabels. In antwoord daarop verwees de Minister ons voorloopig naar Prof. van Swaaij,den raadsman der Regeering (bijlage D). De voorwaarden hebben wij nog niet vernomen. Een tweede uitvloeisel van de vergadering op 4 October was de samenstelling van een ontwerp voor de op te richten vennootschap. Dit vorderde meer arbeid dan wij aanvankelijk hadden gedacht. Het ingewikkelde onderwerp en de pogingen om onze wenschen in overeenstemming te brengen met de vermoedelijke eischen der Regeering veroorzaakten naast andere omstandigheden veel oponthoud, zoodat het ontwerp eerst 20 Maart 1913 aan de andere deelnemers kon worden toegezonden (bijlage |E). Alvorens de hoofdpunten hiervan uiteen te zetten, zij nog medegedeeld dat de Directeur van het Gemeentelijk Electriciteitbedrijf, de heer van Dijk, aan wiens groote ijver en werkkracht hier hulde zij gebracht, ook een ontwerp had gemaakt, waarbij Leeuwarden de fabriek in de vennootschap inbracht. Dit hebben wij echter niet ter tafel gebracht, o.m. omdat 1. het kapitaal van de vennootschap dan te groot zou zijn geworden 2. Leeuwarden dan vrijwel alle zeggenschap over het geheele bedrijf zou hebben moeten afstaan 3. de fabriek dan deel zou uitmaken van het bedrijf, waarvoor volgens het wetsontwerp Rijks concessie wordt vereischt en de bepalingen omtrent naasting gelden. De prijs b.v. waarvoor wij hier in Leeuwarden den stroom betrekken zou onder ministriëele goedkeuring worden vastgesteld. Door de fabriek buiten de vennootschap te houden, blijft Leeuwarden in eigen gebied vrij. Bedoeld ontwerp dan, besproken in een bijeen komst op 11 April 1913, waar thans ook Ferwer deradeel vertegenwoordigd was, ging uit van de vorming van een naamlooze vennootschap, hieronder verder K(abelmaatschappij) G(ebied) L(eeuwarden) genoemd, die een hoogspanningsnet zou leggen en exploiteeren, den stroom betrekkende in en van de Leeuwarder fabriek en verkoopende in en aan de omliggende gemeenten. De levering in deze ge meenten zou dan plaats hebben door de, beter met de plaatselijke toestanden bekende, gemeentebestu ren, of, zooals in het Bildt, coöperatieve vereeni gingen, die de laagspanningsverdeelnetten zouden moeten leggen. De K. G. L. zou den stroom koopen tegen het zelfde tarief als het aan den Raad medegedeelde, met Menaldumadeel overeengekomen tarief, zijnde ƒ60 de K. W. en ƒ0.026 het K. W. U., gemeten in de fabriek. De inkomsten van de K. G. L. zouden bestaan uit de opbrengst van den verkochten stroom, waar voor berekend was dat een tarief van ƒ82 de K. W. en 0.028 het K. W. U. zou moeten worden aan genomen. In de tweede plaats zou de K. G. L. 193

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Bijlagen) | 1913 | | pagina 97