Bijlage no. 34. 0 :éi]u .-if'ii Bijlage tot liet verhandelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden, 1915. cle verbintenissen met andere medici, die thans werkzaamheden voor de Gemeente verrichten. Waar, zooals wij in onze missive van 23 Septem ber j.l. uiteenzetten, tijdens de uitoefening van ge wone praktijk door den Geneesheer-Directeur, de Commissie van Beheer steeds tevreden was over den gang van zaken in het Ziekenhuis, en zij daar omtrent nimmer klachten ontving, geven wij in overweging, niet te breken met het bestaande stel sel, en verklaren wij ons dus tegen de restrictie, ge noemd in het voorstel der raadsleden de Vos en Berghuis. De Commissie van Beheer over het Stadsziekenhuis te Leeuwarden, J. PATIJN, Voorzitter. H. G. W. STRENGER, Secr .-Penningmeester 238 Bijlage tot het verslag der handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden, 1915. Bijl. no. MOTIE—TULP inzake gemeentelijke exploi tatie eener badinrichting (bijlagen no. 25 van 1912 en nos. 7, 10, 12 en 17 van 1915). Aan den Gemeenteraad. Een voorstel van de Raadscommissie voor de stichting van een badinrichting, benoemd krachtens Uw besluit van 13 Juli 1.1., teneinde den Raad dien aangaande plannen voor te leggen, welk voorstel beoogde in beginsel enkele punten uit te maken, die daarbij ter sprake moesten komen, heeft in Uwe vergadering van 23 November aanleiding gegeven tot de indiening door den heer Tulp van de volgen de motie: „De Raad, gelezen hebbende de vraagpunten van de commis sie voor de badinrichting; gehoord de formeele bezwaren, die tegen de be handeling zouden gelden; van oordeel zijnde dat het voor genoemde com missie van belang is het juiste standpunt van den Raad te weten inzake gemeente-exploitatie van de badinrichting; stelt voor de opdracht aan die commissie alsnog aan te vullen met de bepaling, dat de Raad gemeen te-exploitatie gewenscht acht." Deze motie is vervolgens om prae-advies in onze handen gesteld, nadat de Raad tot hare behandeling- had besloten. Wij brengen den Raad allereerst in herinnering dat nog altijd onaangetast staat de den 22 October 1912 met 15 tegen 5 stemmen door verwerping van een voorstel-G. W. Koopmans-Berghuis gegeven uitspraak, dat een bad- en zweminrichting niet van gemeentewege zou worden gesticht en geëx ploiteerd. Bij de bespreking van de motie-Tulp van 23 No vember 1.1. in onze vergadering bleken de meenin gen voor gemeente-exploitatie verdeeld. De kleinst mogelijke meerderheid is van meening, dat bij de beoordeeling van het voor en tegen van gemeente exploitatie van eenig bedrijf in de eerste plaats re kening valt te houden met den aard van het bedrijf. Zoo kan men gemeente-exploitatie van een gas- of electriciteitsfabriek, een slachthuis, waterleiding, enz. toejuichen, en voor een badinrichting aan het particuliere bedrijf verre de voorkeur geven. In de eerste plaats toch is, gegeven de omstandig heden waaronder die exploitatie in Leeuwarden moet geschieden, het gevaar dat de burgerij hierbij het slachtoffer zou worden van winstbejag buiten gesloten. De exploitatie zal alleen mogelijk zijn met matige tarieven en een flinke geldelijke bijdrage van de gemeente. Gedacht wordt aan een verhou ding met de gemeente als ten aanzien van de Wo- ningvereeniging goed voldoet: een klein eigen ka pitaal en voor de gemeente het recht van naasting na zeker aantal jaren en in zekere gevallen. Moch ten de uitkomsten de verwachtingen overtreffen, dan ontgaan de voordeelen der gemeente niet. Door dat de gemeente het overgroote deel van het kapi taal verstrekt, komt het goedkoopere gemeente- crediet aan het bedrijf ten goede. Een dergelijke regeling is, evenals bij de Woning- vereeniging, hier mogelijk, omdat mag worden aan genomen dat de particulieren, die in onze gemeente een had-inrichting zouden oprichten, dit zouden doen uit liefde voor de zaak en niet om winst te be halen. En dan heeft de particuliere exploitatie on tegenzeggelijk groote voordeelen, zooals de grootere bewegingsvrijheid, door het niet gebonden zijn aan tal van bij gemeentelijk bedrijf onvermijdelijke voor schriften; het niet onderworpen zijn aan de goed keuring van hooger gezag; in het algemeen de groo tere vlotheid, waardoor de noodige maatregelen op het juiste oogenblik kunnen worden ten uitvoer ge bracht. Verwacht mag worden dat het bestuur - gelijk bij de Woningvereeniging belangeloos veel tijd en moeite aan de zaak zou geven, omdat het er een eer in stelt dat het beheer zoo goed en zuinig mogelijk geschiede; het laatste mede met het oog op het kleine particuliere kapitaal, dat er in zou zijn betrokken. Slaagd men er in een bestuur te vinden, dat zelfstandig en uit belangstelling voor de zaak de leiding op zich neemt, dan is de meerderheid van Burgemeester en Wethouders overtuigd dat met minder kosten een betere badinrichting wordt ver kregen dan bij ambtelijk beheer mogelijk is. De zelfstandigheid van het particuliere bedrijf sluit overigens niet uit, gelijk wel vanzelf spreekt, dat de gemeente bedingt datgene waarom het haar te doen is, n.i. het verschaffen van had-gelegenheid aan de onbemiddelden. Voorop staat de bedoeling een vólks-badinrichting te stichten. Blijkt het niet mogelijk particuliere medewerking hiervoor te krijgen, dan zou nog altijd de weg der ge meentelijke exploitatie open staan. Maar er is geen reden dit te verwachten. Het betrekkelijk gering kapitaal dat zou moeten worden bijeengebracht, zal toch wel te vinden zijn voor een doel, waarvoor de Raad bereid is zulk een groot offer uit de gemeen tekas te brengen. En wat de samenstelling van een bestuur betreft, in de vele jaren dat de badinrich ting hier aan de orde is, heeft het nooit ontbroken aan ijver bij particulieren om de zaak ter hand te nemen hoeveel moeite heeft zich niet de laatst afgetreden commissie gegeven doch altijd aan gebrek aan overeenstemming in den Raad. De meerderheid geeft mitsdien in overweging dat de Raad, door verwerping der motie, het vroeger met groote meerderheid ingenomen standpunt handhave. De minderheid van ons college, zich in hoofdzaak kunnende vereenigen met de in het voorafgaande aan monopolistische bedrijven gewijde beschouwin gen, is echter van meening, dat daarin niet het eenige criterium voor gemeentelijke exploitatie ge legen is, maar dat als zoodanig in casu eveneens mag gelden het groote hygiënische belang van eene goede en goed gedreven badinrichting. In tegen stelling met de meerderheid acht zij de exploitatie eener dergelijke inrichting bij de gemeente in betere 239

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Bijlagen) | 1915 | | pagina 120