Bijlage no. 35.
Bijlage tot het verslag der handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden, 1915.
handen dan bij particulieren en meent nog des te
eerder tot gemeentelijke exploitatie te moeten ad-
viseeren, waar de te verwachten nadeelige saldi
toch door de gemeente betaald zullen moeten wor
den en het dus van het grootste belang is, dat deze
ook het volledige beheer over en toezicht op de in
richting zal hebben. Zij vreest bovendien, dat ver
dere pogingen om tot oprichting van particuliere
zijde te geraken evenmin succes zullen hebben als
tot nog toe en is van gevoelen, dat waar de behoefte
aan eene badinrichting zich met den dag meer doet
gevoelen, thans het oogenblik is aangebroken om de
zaak van gemeentewege ter hand te nemen.
Wij willen hiermede niet eindigen zonder nog ge
wezen te hebben op een gevolg van de raadsbeslui
ten van 13 April en 13 Juli 1915 in onderling ver
band beschouwd.
In de raadsvergadering van 13 April 1915 werd
aangenomen de motie-Berghuis (afgedrukt op blz.
66/67 der Handelingen), waarbij Burgemeester en
Wethouders worden uitgenoodigd te komen met
plannen voor een badinrichting enz., terwijl in de
vergadering van 13 Juli d.a.v. (Handelingen blz.
127) is besloten een raadscommissie te benoemen
tot uitvoering dier motie. Strikt genomen zou de
raadscommissie hare plannen dus moeten indienen
bij Burgemeester en Wethouders en niet bij den
Raad. Dit zal intusschen de bedoeling wel niet zijn,
zoodat het wensehelijk is dat deze alsnog door een
duidelijke uitspraak blijke.
Samenvattende geeft ons college alzoo in zijn
meerderheid den Raad in overweging vast te hou
den aan het raadsbesluit van 22 October 1912 en
de motie-Tulp te verwerpen;
en wordt verder voorgesteld dat de Raad als zijn
bedoeling uitspreekt, dat het mandaat van de in de
raadsvergadering van 13 Juli 1915 benoemde com
missie voor de stichting eener badinrichting strekt
tot het rechtstreeks doen van voorstellen aan den
Raad.
Leeuwarden, 24 November 1915.
Burgemeester en Wethouders van Leeuwarden,
J. PATIJN, Burgemeester.
M. GOSLINGS, Secretaris.
Bijlage tot het verslag dev handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden, 1915. Bijl. no. 35.
RAPPORT omtrent de verplaatsing van
het Aschland.
Aan den Gemeenteraad.
De commissie voor de verplaatsing van het asch
land heeft de eer U hierbij haar rapport ter zake
aan te bieden.*)
Tegelijk met de behandeling van dit rapport
zal eene beslissing genomen dienen te worden op
de navolgende tot Uwe Vergadering gerichte adres
sen:
a. ingekomen onderscheidenlijk 15 en 18 Novem
ber 1911, van J. D. Ponsen en anderen, alhier, en
van J. W. van der Feen en anderen, te Huizum,
houdende verzoek bij de commissie voor de ver
plaatsing van het aschland op een spoedige indie
ning van haar rapport aan te dringen en daarna te
willen besluiten tot verwijdering van het aschland
ter plaatse
b. dd. 23 November 1911, van den Raad der ge
meente Leeuwarderadeel, waarbij wordt aange
drongen op verplaatsing van het aschland;
c. dd. 11 December 1913, van den Raad der ge
meente Leeuwarderadeel, waarbij in aansluiting aan
vroegere adressen wordt verzocht ten opzichte van
de verplaatsing van het aschland der gemeente
Leeuwarden maatregelen te nemen.
Alleen gedrukt voor de leden van den gemeenteraad.
Het onder b genoemde adres werd bij de betrek
kelijke stukken gevoegd krachtens raadsbesluit van
12 December 1911 en de adressen, genoemd onder
a en c, werden ingevolge raadsbesluiten van 28 No
vember 1911 en 23 December 1913 in handen onzer
commissie gesteld.
Terwijl wij ook die adressen aan U overleggen,
hebben wij de eer U voor te stellen te besluiten:
I. tot oprichting van eene zwavelzure ammo-
niakfabriek voor de verwerking van de in deze ge
meente verzameld wordende faecale stoffen van
zoodanige capaciteit, dat daarin eveneens het am-
moniakwater van de gasfabriek dezer gemeente ver
werkt zal kunnen worden
II. tot oprichting van eene verbrandings-inrich-
ting voor het in deze gemeente verzamelde straat-
en huisvuil;
III. aan de commissie voor de verplaatsing van
het aschland op te dragen het maken van definitie
ve plannen en begrootingen voor de oprichting en
exploitatie van bovengenoemde inrichtingen;
IV. aan haar een crediet te verleenen van
1000.voor noodzakelijk te maken onkosten, zoo
als honorarium voor den deskundigen raadsman;
V. aan adressanten te berichten, dat op hunne
verzoeken is gelet.
Leeuwarden, 11 December 1915.
De Commissie voornoemd
J. OOSTERHOFF.
W. FRANSEN Jzn.
241