I
1
G$:f
m
:.i V/'(Ï'A
Wi
w
:W
■M
m
WM
Aan den Raad der Gemeente Leeuwarden.
Mijne Heeren!
i
r* v ,-tj
if I
'il
is m,r'
■m n
LEEUWARDEN, 11 December 1915.
Waar de Commissie voor de Verplaatsing van het Aschland thans gereed staat om verslag uit
te brengen over den door haar verrichten arbeid, acht zij het niet geheel ongewenscht, vooral met het
oog op de sinds hare benoeming in den Raad plaats gehad hebbende veranderingen, om aan haar eigenlijk
verslag enkele mededeel ingen van geschiedkundigen aard vooraf te laten gaan. Zij zal daarbij dan tevens
de gelegenheid hebben om met enkele woorden sommige der oorzaken aan te geven, waardoor haar arbeid
meer vertraging ondervond, dan haar zelve lief was. Met enkele woorden echter slechts, omdat het haar
niet lust in te gaan, op alle, dikwijls ook minder welwillende opmerkingen, die haar naar aanleiding van
het lang uitblijven van haar rapport van meer dan één zijde werden gemaakt.
Nadat in de vergadering van den 17den November 1908 het voorstel der toenmalige commissie
om het aschland te verplaatsen naar een terrein aan de Boxumervaart met het oog op de enorme kosten,
die daaraan verbonden zouden zijn, namelijk eene uitgaaf in eens van ongeveer ƒ236,800, en eene jaar-
lijksche vermeerdering van de exploitatie-kosten van 23.000. was verworpen en deze naar aanleiding
daarvan was ontbonden, werd door den Heer Besuijen het voorstel gedaan om eene nieuwe commissie te benoe
men en aan deze de ruimst mogelijke volmacht voor het door haar in te stellen onderzoek te verstrekken,
welk voorstel met 12 tegen 9 stemmen werd aangenomen. In dezelfde vergadering werden tot leden van
deze commissie benoemd de Heeren Besuijen, van Messel en Baart de la Faille. Van deze commissie
werd echter nimmer een rapport ontvangen, doordat de Heer Baart de la Faille in den loop van het jaar
1911 voor het lidmaatschap van den raad bedankte en de Heer Besuijen bij de in dat jaar gehouden ver
kiezingen zijn mandaat niet weder vernieuwd zag. De Heer van Messel bleef toen dus alleen over. Dit
gaf Burgemeester en Wethouders aanleiding om in de vergadering van den raad van den léden Novem
ber 1911 de vraag te stellen of tot aanvulling van de commissie zou worden overgegaan. Deze besloot
daartoe met algemeene stemmen en koos tot nieuwe leden der commissie de Heeren Fransen en Ooster-
lioft'. Van de leden dier commissie zijn, gelijk U bekend is, thans alleen nog de beide laatstgenoemden
over, daar de Heer van Messel in den loop van het jaar 1914 voor het lidmaatschap van den raad be
dankte en daarmede tevens ophield lid der commissie te zijn. De raad achtte het toen, met het oog op
den stand van zaken niet meer gewenscht nogmaals tot aanvulling van de commissie over te gaan.
In de eerst gehouden vergadering van de laatst aangevulde commissie, die den 7den December
1911 werd gehouden, werd de Heer Oosterhoff tot haren voorzitter en de Heer Fransen tot haren secre
taris gekozen.
Alvorens nu met hare werkzaamheden een aanvang te maken, meende de commissie, dat het wen-
schelijk was eerst nog eens van Burgemeester en Wethouders te vernemen in welken geest zij hare taak
behoorde op te vatten en waarover haar onderzoek zich zou moeten uitstrekken. Want ofschoon inder
tijd wel door den Heer Besuijen was voorgesteld om aan de nieuw te benoemen commissie de ruimst
mogelijke volmacht te verstrekken en dit voorstel ook door den raad was aangenomen, toch achtte zij,
gezien den langen tijd, die sinds dien was verstreken, eene uitspraak van dat college als richtsnoer voor
haren arbeid bepaald noodig. In de daarop volgende vergadering kon de voorzitter mededeelen, dat Bur
gemeester en Wethouders de aan de commissie gegeven opdracht in den meest uitgebreiden zin opgevat
wenschten te zien, zoodat zij niet alleen over eventueele verplaatsing van het aschland zou moeten rap
porteeren, maar tevens haar aandacht zou moeten schenken aan alle andere wijzen van vuil- en faecaliën-
behandeling, die voor eene stad als Leeuwarden in aanmerking zouden kunnen komen. Het behoeft wel
geen betoog, dat de taak der commissie daardoor enorm werd uitgebreid en dat de te verbruiken tijd
haar dus ruimer zou moeten worden toegemeten, dan aan eene der vorige commissies.