12 toe te schrijven aan de bij den reinigingsdienst gevolgde werkwijze wat betreft het van de handzetten van de afvalstoffen. Ten einde zulks te kunnen doen moet eerst worden bepaald de invloed van die inkomsten en uitgaven, welke met den productiehandel in geen verband staan, of er slechts onbeteekenend op inwerken. Beschouwen wij daartoe eerst de inkomsten. Onder deze komt eene post voor welke met den verkoop van de producten niets te maken heeft, t.w. de „vergoeding voor het schoonhouden der veemarkt" welke in de bijlage A 1 begrepen is onder de „verschillende ontvangsten". Die vergoeding is het eerst in het dienstjaar 1898 op de rekening van den reinigingsdienst gesteld, zij beliep in dat jaar ƒ3211. en steeg in de jaren 1909 1911 tot 4999.—4999.— en 4998.—In hoeverre deze inkomst invloed heeft is uit de figuur 1 na te gaan, de lijn geeft aan het bedrag der inkomsten na aftrek van de vergoeding voor het schoonhouden der veemarkt. Onder de uitgaven is een bedrag voor: „Onderhoud en aankoop van paarden, gereedschappen enz.", in 1896: f 4358.—, in 1911: ƒ10714. beloopende, met een hoogste bedrag van ƒ12774. in 1909. Om hooger genoemde redenen dient deze post van de uitgaven te worden afgetrokken deze worden dan in fig. 1 voorgesteld door de lijn De zoo verbeterde lijnen van inkomsten en uitgaven, vertoonen echter geheel dezelfde onregel matigheid als waarop in den aanhef dezer paragraaf werd gewezen; van af het jaar 1905 wijken zij aan zienlijk meer uiteen dan vóór dat tijdstip. Met inachtneming van even besproken verminderingen zullen nu de inkomsten en uitgaven nader behandeld worden. De inkomsten bestaan, behalve uit enkele zeer kleine geheel te verwaarloozen bedragen, uit de opbrengst van den verkoop vancompost, ier, turfmest en sinds het jaar 1911 ook van de uitgezochte lompen, papier, glas, beenderen en dergelijke. De laatste inkomst is echter niet belangrijk; zij was in 1911 1400. en werd voor 1912 ge raamd op 3800.—. Om deze voorwerpen te kunnen verkoopen, moesten de loonen van de aschophalers aanmerkelijk verhoogd worden, daar deze werklieden vroeger die voorwerpen ten eigen bate mochten be houden; die loonsverhooging in het verslag van den reinigingsdienst over 1911: „aanmerkelijk" genoemd, kan uit de stijging der arbeidsloonen van 1910 op 1911, geschat worden zeker ƒ2003.per jaar te be.- dragen, bij welke uitgaaf nog moeten worden opgeteld de kosten van het uitzoeken en verpakken dezer stoffen op de belt. De netto opbrengst is dus zeker niet groot en blijft verder buiten beschouwing. In Figuur 2 van Bijlage A 2 is nu in teekening gebracht het verloop van de opbrengst van de compost, de ier en de turfmest. benevens de van de hand gezette hoeveelheden, de laatste om vergelijking mogelijk te maken alle in Groninger lasten van 1770 K.G. De opbrengst van de compost houdt in het tijdvak 18961911 vrijwel gelijken tred met de ver kochte hoeveelheid. De verkoopprijs per Groninger last vertoont dan ook betrekkelijk weinig schomme lingen. Zij bedroeg: in 1896 ƒ3,46 in 1904 ƒ3,11 1897 „3,90 1905 „3.19 1898 „3,18 1906 „3,23 1899 „3,29 1907 „3,25 1900 „3,20 1908 „3,10 1901 „2,46 1909 „2,86 1902 „2,91 1910 „2,97 1903 „3,03 1911 „3,04 of gemiddeld ƒ3,11 en over de jaren 1906 tot en met 1911 gemiddeld ƒ3,076. Alleen de jaren 1896 1897 en 1901 wijken belangrijk van dit gemiddelde af. Aangezien verder de hoeveelheid verkochte compost en de totale opbrengst dier meststof - zoo als uit Figuur 2 volgt, vóór en na 1905 niet belangrijk verschilt, kan de ongunstige uitkomst van den reinigingsdienst niet aan den composthandel geweten worden. Met de ier is het anders gesteld. Uit vergelijkende beschouwing van de lijnen, welke de opbrengst en de verkochte hoeveelheden voorstellen, blijkt, dat van af het jaar 1902 de ontvangsten voor deze mest stof veel hooger zijn dan de vorige jaren, en dat deze hoogere opbrengst behouden bleef niettegenstaande de verkochte hoeveelheid aan belangrijke schommelingen onderhevig was, met andere woorden de ierprijs is in de laatste tijden en vooral sinds 1902 beduidend hooger dan vroeger. Zij bedroeg per Groninger last: in 1896 ƒ0,68 in 1904 ƒ0,98 77 1897 0,58 7 1905 1,06 77 1898 0,30 77 1906 „1,68 77 1899 0,16 77 1907 1,60 77 1900 0,16 77 1908 1,91 77 1901 0.50 77 1909 1,99 77 1902 1,00 77 1910 1,77 77 1903 „1,16 77 1911 1,63 13 met een gemiddelde van af 1902 van 1,47 en van af 1906 van 1,76. Uit een en ander volgt dat de verkoop van de ier er zeer zeker heeft toe bijgedragen de inkom sten te verhoogen en dus een invloed ten goede heeft gehad op de geldelijke uitkomsten van den reini gingsdienst. En nu de turfmest. De hoeveelheid daarvan verkocht is geweest, afgerond in 1000 K.G. (tonnen): in 1906: 4715 ton 1907: 5245 1908: 5318 1909: 5114 1910: 5011 1911: 4357 29760 Tezamen 29760 ton van 1000 K.G. of 16678 Groninger last van 1770 K.G. Er is in deze getallen reeds eene daling aanwezig, welke nog sterker aan het licht komt, als men, in aanmerking nemende de voorraden aanwezig op het einde van elk jaar, berekent hoeveel telken jare bereid werd. Daarvoor wordt dan gevonden, eveneens in 1000 KG. (tonnen): bereid in 19064845 ton 19075295 1908: 5858 1909: 4994 1910: 4611 1911 4237 Reeds sedert liet jaar 1909 is dus aanzienlijk minder turfmest gemaakt, het verschil tusschen 1911 en 1908 beloopt pl m. 1600 ton of ruim 27°/o. De verkoopprijzen waren per Groninger last van 1770 K.G. in 1906: ƒ5,68 1907: „5,96 1908: „6,10 1909: „5,84 1910: „5,78 „1911: „5,80 met een gemiddelde van 5,86; de schommelingen in den prijs zijn niet groot. Er dient echter in aanmerking te worden genomen dat, terwijl de grondstoffen voor de compost en de ier geheel door de ophaling van het vuilnis worden verkregen, bij de turfmest als grondstof ook gebezigd wordt turfstrooisel, dat ingekocht moet worden. Hieronder volgt eene opgaaf van de elk jaar aangeschafte hoeveelheid turfstrooisel en de daarvoor bestemde bedragen, onder welke laatste ook begrepen zijn de vervoerkosten, kosten van lossing en aanvoer op het aschland. Hoeveelheid in 1000 K.G Aanschaffingsprijs (tonnen). in guldens. In 1906 231 9302 1907 1140 11048 1908 1540 14810 1909 1399 12857 1910 1300 11951 1911 1232 11113 Te zamen 71081 Er is in het geheel in dien tijd verkocht 16678 Groninger last turfmestper verkochte last is 71081 dus een uitgaaf gedaan aan grondstof van 4.26. De opbrengst van het vuilnis zelve als turfmest 16618 verkocht was dus per Groninger last van laatstgemeld handelsproduct 5.864.26 1.60. De compost bracht over deze jaren op per Groninger last ƒ3.075, de ier ƒ1.76. Het evengenoemde bedrag van ƒ1.60 behoeft echter 2 verbeteringen om het te kunnen vergelijken met de opbrengst van de ier. Vooreerst toch heeft de ier geene bewerking te ondergaan, doch is zij in natura verkoopbaar, terwijl op de turfmestbereiding arbeidsloon en andere uitgaven vallendeze komen ten nadeele van de turfmestbereiding. Ten voordeele er van komt de omstandigheid, dat de verkochte turfmest slechts voor een gedeelte uit beer en ier bestaat. Wat de arbeidsloonen enz betreft, staat ten dienste de bijlage A 3, zijnde een aan verslaggever De hoogere prijzen, na 1901, worden voor een groot gedeelte veroorzaakt door het feit dat sinds dat jaar de ier ver mengd werd met beer, zoodat een mengsel van ier en beer werd van de hand gezet.

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Bijlagen) | 1915 | | pagina 128