14
4. Gezondheidstoestand der gemeente Leeuwarden.
verstrekte berekening van de kosten der turfmestbereiding over het jaar 1910. Aannemende dat deze
voldoende nauwkeurig is, volgt daaruit dat, op de in dat jaar verkochte 5110 ton 2825 Groninger last
turfmest, aan onkosten zijn gevallen f 14886.16. waaronder voor ƒ11706.31 aan turfstrooisel, zoodat voor
n f 14386,16—ƒ11706.31
de bewerking en verkoop per Groninger last turfmest is uitgegeven 0 93 Met
2825
dit bedrag moet de verkoopprijs van de turfmest verminderd worden, als men de opbrengst van de er in
voorhanden beer en ier wil vergelijken met die van de ier. Er blijft dan over 1.60—0.93=/' 0.67. Om
na te gaan welke verhooging dit laatste getal moet ondergaan door het feit dat de turfmest is een mengsel
van turfstrooisel met beer en ier, dient men in aanmerking te nemen, dat onder de verkochte 16678 last
turfmest was 7542 ton of 4260 last, turfstrooisel, zoodat feitelijk van de hand is gezet 17678 4260
1667H
12411 last beer en ier. Per verhandelde last beer en ier is dus de opbrengst geweest ƒ0.67 V
12418
f 0.90. De beer en ier als zoodanig verkocht bracht gemiddeld per Groninger last op ƒ1.76, de op
brengst dier stof, tot turfmest verwerkt, was dus belangrijk minder en wel ongeveer 50 "o (vijftigpercent).
Dit wat de inkomsten betreft.
De uitgaven nader beschouwende wordt verwezen naar Fig. 3 van de bijlage A 2, waarop zij
gesplitst zijn aangegeven.
Uit deze figuur volgt in de eerste plaats het reeds uit fig. 1 bekende feit van de buitengewoon
sterke stijging der uitgaven van af het jaar 1906 (zie de bovenste lijn).
Verder blijkt er uit dat deze onregelmatigheid wordt veroorzaakt vooral door der vermeerdering
vanaf dat jaar van
de arbeidsloonen van het losse en tijdelijke werkvolk (lijn en
de diverse uitgaven (lijn
Onder de laatste nemen de kosten van aanschaffing van het turfstrooisel een overwegende plaats
in zooals uit het volgende staatje duidelijk wordt.
Uitgave in guldens voor
Totale
waarvan
voor
in het jaar
diverse
aanschaffing
blijft voor andere
uitgaven
turfstrooisel.
diverse uitgaven.
1906
10677
9302
1375
1907
14670
11048
3622
1908
18518
14810
3708
1909
16381
12857
3524
1910
15383
11951
3432
1911
15747
11113
4634
In hoeverre de vermeerdering in de loonen van het losse en tijdelijk personeel uitsluitend ver
band houdt met de bereiding van turfmest, is niet met volstrekte zekex-heid te zeggen. Uit het samen
vallen van de stijging van het uitgegeven bedrag voor deze post, met het begin van den turfmesthandel,
en het feit dat de turfmestbereiding arbeid kost, zoude men tot dit verband moeten besluiten.
Ook voor het arbeidsloon aan het vaste personeel (lijn11(-), is van af het jaar 1906
eene meer dan gewone vermeerdering opvallend. De oorzaak daarvoor zal wel voor een deel schuilen in
uitbreiding van het getal arbeiders; ook hier moet aan de turfmestbereiding een plaats worden ingeruimd.
In alle gevallen blijkt uit deze fig. 3 en de eraan vastgeknoopte beschouwingen, dat de buiten
gewone stijging der uitgaven van af 1906, voor een aanmerkelijk deel moet worden toegeschreven aan de
toen met kracht aangevatte bereiding en verkoop van turfmest.
Waar nu aan den eenen kant, de verkoop van dit product aanzienlijk minder baten geeft dan
die van de andere meststoffen; aan den anderen kant de bereiding er van de uitgaven op zeer ongewone
wijze deed stijgen, moet besloten worden, dat de, op blz. 8 besprokene en uit Fig. 1 van bijlage A 2
blijkende, na 1906 snelle toeneming van de tekorten op den reinigingsdienst, voor het overgroote deel
moeten toegeschreven worden aan de vervaardiging en verkoop van turfmest.
Het zal dan ook zaak wezen, de bereiding dier meststof niet uit te breiden; integendeel, als er
iets anders in de plaats er van kan gevonden worden, dat voor de gemeente betere geldelijke uitkomsten
verzekert, moet zulks worden nagestreefd.
Wel is waar behoort de gemeente Leeuwarden tot die groote gemeenten waar het sterftecijfer
niet hoog is, toch is ook in deze nog verbetering mogelijk, zooals uit het volgende moge blijken.
Vergelijken wij den algemeenen gezondheidstoestand van de gemeente Leeuwarden met die van het
Rijk en de provincie Frieslanden kiezen wij voor die vergelijking de gemiddelde sterftecijfers.
Waaraan het is toe te schrijven dat de overblijvende „diverse uitgaven" in de laatste 5 jaren zooveel hooger zijn dan
in alle overige is niet gebleken, zij zjjn echter 3 tot 4 maal meer dan vóór 1905.
15
Aan de „Statistieken van de sterfte naar den leeftijd en naar de oorzaken van den dood" van
het Centraal Bureau voor Statistiek zijn de volgende gegevens ontleend betreffende de
Sterfte onder de werkelijke bevolking per duizend der gemiddelde bevolking
in de provincie
in de gemeente
in het jaar i
in het Rijk
Friesland
Leeuwarden
1901
17,20
14,59
15,71
1902
16,26
15,23
14,73
1903
15,58
13,99
15,19
1904
15,92
14,59
13,34
1905
15.32
13,47
13,60
1906
14,78
12,99
13,99
1907
14,60
13,50
12,54
1908
15,03
13,07
13,64
1909
13,70
12,99
13,50
1910
13,oo
12,66
12,53
1911
14,50
12,62
12,97
gem. over 11 jaar
15,12
13,61
13,79
Uit deze getallen is af te leiden, dat de gemeente Leeuwarden een hooger sterftecijfer heeft
dan de plattelandsgemeenten der provincie Friesland.
Dit feit wekt eenige verwondering; in het algemeen toch is in de laatste tijden de sterfte in de
steden geringer dan ten platte lande, en voor de gemeente Leeuwardende eenige groote stad in Fries
landwordt het omgekeei'de gevonden.
Vergelijkt men b.v. deze stad met Groningendan blijkt dat b.v. in de jaren 1905 t/m. 1909 de
sterfte per gemiddeld getal inwoners en per jaar was
in Groningen 12,84 °,oo, in de Provincie Groningen 13,20 °/oo
in Leeuwarden 13,42 o, in de Provincie Friesland 13,20 °/oo
ofbij gelijke sterfte in de geheele pi-ovincie een voordeelig verschil over de geixxeente Groningen van
0,58 "i'ou per jaar, en dat terwijl de aanwezigheid van het groote Academische Ziekenhuis aldaar het
sterftecijfer aanmerkelijk verhoogt. Ware Groningen geen universiteitsstad, het getal van 12,84 0 o zoude
nog beduidend lager wezen.
Een en ander geeft aanleiding tot het besluit, dat niets mag nagelaten worden tot wegneming
van de oorzaken welke ongunstig op den toestand der volksgezondheid in Leeuwarden kunnen inwerken,
en onder deze behoort zeker het aanwezig zijn van eene vuilnisbelt eigenlijk in de bebouwde kom der
gemeente. Welke invloed deze heeft is natuurlijk niet onder cijfers te brengen, schadelijk is zij echter
zeker.
5. In aanmerking komende andere wijzen van verwijdering en verwerking der afvalstoffen.
Afzonderlijk zullen behandeld worden de faecale stoffeix en het huisvuil.
A. Faecale stoffen.
Men kan deze, in stede van in tonnen op te vangen, door riolen wegvoeren of in beerputten
verzamelen.
Over den aanleg van eene rioleering voor de gemeente Leeuwarden is een en ander gezegd in
de bijlage no. 17 van het Verslag van de handelingen van den Gemeenteraad 1913. In dat stuk wordt
weergegeven het voorstel van Burgemeester en Wethouders, strekkende om de invoering van beerputten
met overstorten (in de bestaande rioleering van het huishoud water) mogelijk te maken; welk voorstel
door den Gemeenteraad in zijne zitting van den 13<n Mei 1913 werd aangenomen.
Er wordt in dat stuk gewezen op de, uit geldelijke overwegingen, onmogelijkheid van de afschaffing
van het tonnenstelsel, aangezien de aanleg van een rioleering voor de gemeente te bezwarend zoude wezen.
Het zij verslaggever vergund volledigheidshalve het in dat voorstel aangevoerde nog eenigszins
uit te breiden. Allereerst dient op den voorgrond te staan, dat eene rioleering alleen te verdedigen is,
wanneer men gezamenlijk afvoert de faecale stoffen (met de urine) èn het huishoudwateranders verricht
men half werk. Beide sooi'ten van afval zijn schadelijkal is het eerste soort veel geringer in hoeveel
heid, zij is van veel geconcentreerder samenstelling. Men zal zelfs genoodzaakt wezen een gedeelte van
het regenwater ook in de riolen op te nemen, daar de afwatering van vele perceelen ook een deel van
liet regenwater omvat.
Besluit men tot eene rioleering, dan zal men het rioolwater op een of andere wijze minder
schadebrengend moeten maken, dan door het eenvoudig in de vrijwel stilstaande wateren van Frieslands
boezem te brengen. Zulks kan geschieden door
a. het water langs den kunstmatig biologischen weg te reinigen(voor aanleg van bevloeiingen
is geen geschikt goed gelegen terrein voorhanden)of
b. het water ongereinigd af te voerexx naar de Noordzee.