Bijlage tot het verslag der handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden, 1915.
Art. 8.
Deze verordening treedt in werking tegelijk met
het op lieden vastgestelde heffingsbeslnit.
Leeuwarden, den 19
De Raad voornoemd,
OA TWERP lil. j}e jjaa(j jer gemeente Leeuwarden;
gezien het voorstel van Burgemeester en Wet
houders
besluit:
vast te stellen de navolgende
VERORDENING, regelende het getal en de
bezoldiging van het onderwijzend per
soneel aan de middelbare avondhan
delsschool.
Art. 1.
Aan de middelbare avondhandelsschool zijn be
halve een directeur, ten minste verbonden:
één leeraar voor het stellen en de Nederlandsche
handelscorrespondentie
één leeraar voor het boekhouden, het handelsre-
kenen, algemeene handelskennis en handelsrecht;
leeraren voor handelsaardrijkskunde, Fransch,
Hoogduitsch, Engelsch, stenografie en machine-
schrijven.
De directeur wordt tevens tot leeraar benoemd.
De leeraren kunnen voor één schooljaar worden
benoemd.
In bijzondere gevallen kunnen zij ook voor korter
tijdvak worden benoemd.
Art. 2.
De leeraren, aangesteld ingevolge artikel 1, eer
ste en derde lid, worden bezoldigd met 70.per
wekelijksch lesuur 's jaars.
De leeraren, aangesteld ingevolge artikel 1, laat
ste lid. worden bezoldigd met 2.per wTerkeljjk
gegeven lesuur.
De berekening van de bezoldiging der lee
raren geschiedt naar het aantal lesuren voor
ieder hunner of voor den leeraar, wiens plaats zij
tijdelijk krachtens aanstelling innemen, bepaald bij
den jaarlijks, krachtens art. (5 van het reglement
voor de middelbare avondhandelsschool, vast te
stellen rooster der lesuren voor het volgend school-
jaar.
De hieruit voortvloeiende verhoogingen of ver
minderingen gaan in den 16 September, volgende
op die vaststelling.
Art. 3.
De directeur geniet als zoodanig boven zijn bezol
diging als leeraar eene jaarwedde van 400.
Art. 4.
Tenzij door Burgemeester en Wethouders voor
160
Bijlage tot het verslag der handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden, 1915. tiijl. no.
elk bijzonder geval anders wordt bepaald, wordt
geen bezoldiging uitgekeerd voor de vervulling van
lessen tengevolge van de afwezigheid, ziekte of ont
stentenis van een leeraar.
Art. 5.
Bij aanvraag aan Burgemeester en Wethouders
om verlof tot afwezigheid wegens ziekte door den
directeur of een leeraar wordt tevens eene genees
kundige verklaring overgelegd, waaruit blijkt dat
de betrokkene wegens ongesteldheid verhinderd is
zijne betrekking waar te nemen, benevens de ver
moedelijke duur der verhindering.
Heeft de afwezigheid langer geduurd dan drie
achtereenvolgende maanden, dan hervat de direc
teur of de leeraar zijne werkzaamheden niet eerder
dan na inzending aan Burgemeester en Wethou
ders van eene geneeskundige verklaring, waaruit
blijkt, dat die hervatting kan worden toegelaten
met liet oog op de belangen zoowel van het onder
wijs als van den betrokkene zelf en van de leerlin
gen.
Bij onafgebroken afwezigheid wegens ziekte
wordt aan den directeur of den leeraar gedurende
het eerste jaar na den datum, die in het besluit,
waarbij hem liet verlof verleend is, als aanvang
daarvan is vastgesteld, de jaarwedde of de bezol
diging, welke op dien datum werd genoten, geheel
uitgekeerd; gedurende het tweede jaar wordt, zoo
de betrokkene vast is aangesteld, op de jaarwedde
of de bezoldiging ingehouden hetgeen in dien tijd
besteed is aan de waarneming van den dienst; over
den verderen duur van het verlof wordt de jaar
wedde of de bezoldiging geheel ingehouden. Aan
een tijdelijken, voor één schooljaar, benoemden lee
raar wordt de bezoldiging slechts uitgekeerd tot het
einde van het schooljaar, waarvoor hij is aangesteld.
De overige tijdelijke leeraren ontvangen bij afwe
zigheid wegens ziekte of anderszins geen bezoldi-
ging.
De afwezigheid wordt geacht onafgebroken te
hebben voortgeduurd, indien binnen twee maanden,
nadat de werkzaamheden zijn hervat, opnieuw we
gens ziekte verlof wordt verleend.
De termijn van twee maanden wordt opgeschort
door de tijdvakken, waarin geen onderwijs wordt
gegeven, en door de Paaschvacantie.
Art. 6.
Ingeval van verlof wegens afwezigheid om an
dere redenen dan ziekte kan bij het besluit, waar
bij verlof wordt verleend, worden bepaald dat ge
durende die afwezigheid geheel of ten deele geen
jaarwedde of bezoldiging wordt uitgekeerd.
Art. 7.
Deze verordening treedt den 16 September 1915
in werking.
Leeuwarden, den 19
De Raad voornoemd
161