Bijlage tot het verslag der handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden, 1916.
niet voor de ginds gelegen bedrijven, die van de na
bijheid van Leeuwarden evenveel voordeel genieten.
Dit schijnt volmaakt duidelijk. Tegenover een der
gelijk bezwaar ware te verwachten geweest een be
toog, waarom het bezwaar in de omstandigheden
waarin Leeuwarden en Huizum ten opzichte van
elkander verkeereu, minder ernstig is, dan wel dal
het wordt opgewogen door nog grootere bezwaren,
aan de bijeenvoeging verbonden. In het antwoord
dat Burgemeester en Wethouders ontvingen, wordt
echter zulk een betoog te eenenmale gemist. Zon
der meer wordt verklaard dat niet wordt toegege
ven, dat Leeuwarder verordeningen een deel van
haar nuttig effect zouden verliezen door de nabij
heid van Huizum, en wel omdat goede Leeuwarder
verordeningen door Leeuwnrderadeel wel zullen
worden overgenomen, en omdat niet valt aan te
nemen dat de Leeuwarder ingezetenen in hun eigen
oelang getroffen maatregelen zullen tegenwerken.
In het schrijven van Burgemeester en Wethouders
waren twee voorbeelden genoemd, die het niet moei
lijk zou vallen met vele te vermeerderen, n.l. de
winkelsluiting en de verordening op het broodge
wicht. De nabijheid van een winkelhuurt in een an
dere gemeente is in plaatsen, waarde omstandighe
den minder ongunstig waren dan liier, als moeilijk
heid van beteekenis bij de winkelsluiting gevoeld.
De Leeuwarder winkeliers hebben op dit bezwaar
met den meest mogelijken nadruk gewezen. Gede
puteerde Staten echter verklaren: „Wat de winkel
sluiting betreft, zoo is ons een stedelijke gemeente
bekend, waar een vervroegde winkelsluiting door
de winkeliers zeiven werd ingevoerd" wat dh
ter zake doet is ons niet duidelijk) „en wij achten
liet haast ondenkbaar dat inwoners van Leeuwar
den 's avonds na negen uur nog zouden gaan winke
len in Huizum". Met betrekking tot de beperkende
bepalingen voor broodbakkerijen, heet het: „Even
ondenkbaar komt het ons voor, dat iemand te Leeu
warden, beschermd als hij zal zijn door eene veror
dening op het gewicht van brood, zich aan die be
scherming zal onttrekken, en zich elders van brood
van ongegarandeerd gewicht zal voorzien, en zoo
staat het met alle goede verordeningen." Het wil
ons voorkomen dat het bezwaar, dat de aaneenge
sloten bebouwing in deze heide gevallen oplevert,
in liet antwoord van Gedeputeerde Staten meer
wordt ontkend dan weerlegd. Indien uwerzijds liet
vraagstuk der grenswijziging even gewichtig werd
geacht als het ons voor de belangen der gemeente
Leeuwarden voorkomt te zijn, zou het antwoord
zich toch wel niet hebben bepaald tot die ontken
ningen en de optimistische uitspraak omtrent do
werking van goede verordeningen:
dat liet schrijven overigens aanleiding geeft tot
(ie volgende opmerkingen:
Dat in de eerste plaats met belangstelling is ken
nis genomen van liet schrijven van Burgemeester
en Wethouders van Leeuwnrderadeel, omdat tot
dusverre van dat gemeentebestuur op desbetreffen
de vragen niet anders was vernomen, dan dat op
zijn medewerking niet viel te rekenen, omdat geen
enkel belang der gemeente Leeuwnrderadeel er bij
Bijlage tot het verslag der handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden, 1916. tfrjl. no.
was betrokken.
Dat de eerste tegenwerping van het gemeentebe
stuur van Leeuwarderadeel betreft het niet drin
gend zijn van grenswijziging. Evenals alle andere
tegenwerpingen van dat bestuur is ook deze over
genomen in het antwoord van Gedeputeerde Staten.
„Waar onze wetgeving", zoo luidt dat antwoord,
„zich geheel onthoudt van aanwijzingen in verband
met de vraag naar de gronden, waarop tot grens-
verandering tusschen gemeenten kan worden over
gegaan, zijn wij van gevoelen dat vooral bij gebrek
aan overeenstemming alleen in het oog springende
noodzakelijkheid en wenschelijkheid in het alge
meen belang den doorslag mogen geven." Ons wil
het voorkomen dat waar de wet zich onthoudt van
aanwijzingen, volgens den regel „gouverner c'est
prévoir", de maatregel diende te worden voorbe
reid vóórdat de noodzakelijkheid in het oog springt.
Dat Gedeputeerde Staten met die nogal tijd vorde
rende voorbereiding moeten wachten tot onhoud
bare toestanden zijn ingetreden, vermogen wij niet
in de wet te lezen. Evenmin dat de redenen voor
grenswijziging al bijzonder klemmend moeten zijn,
zal zij tegen den wensch van een der gemeenten tot
stand komen. Dat er overeenstemming tusschen de
betrokken gemeenten zou zijn, zal de wetgever wel
niet anders dan bij uitzondering verwacht hebben.
De gemeente, waarvan een stuk wordt afgenomen,
zal in den regel wel het antwoord geven van de kip
111 de fabel die, gevraagd' met welke saus zij wenseh-
te gegeten te worden, er de voorkeur aan gaf in het
geheel niet te worden gegeten. Overleg met
Leeuwarderadeel is dezerzijds gezocht, maar is af
gestuit op de weigering van liet gemeentebestuur;
overeenstemm i n g hebben wij ons nooit voor
gesteld te bereiken. De verklaring van Burgemees
ter en Wethouders van Leeuwarderadeel dat de
aangevoerde bezwaren door hen nimmer ernstig
zijn gevoeld, heeft dan ook op ons weinig indruk
gemaakt.
Dat in de tweede plaats in liet schrijven van Leeu
warderadeel gevraagd wordt welke dan toch wel
de bezwaren zijn ten opzichte van reiniging, onder
houd van wegen, onderwijs, voorziening van gas en
eieetriciteit. Het komt wel overbodig voor ten aan
zien van ieder der genoemde onderwerpen aan te
tnonen, dat bij aaneengesloten bebouwing de ver
zorging beter geschiedt door één dienst dan door
twee, waarvan de eene bovendien op een platte
landsgemeente is ingericht. Dit is zeer duidelijk ten
aanzien van reiniging en onderhoud van wegen.
Met betrekking tot het onderwijs geeft vooral de
verdeeling der leerlingen over de scholen moeilijk
beid, gelijk wordt opgemerkt in liet schrijven van
Burgemeester en Wethouders van Leeuwarden aan
Uwe Staten. Dat de voorziening van gas beter uit
één fabriek geschiedt, drukt zich niet onaardig uit
in den prijs, die in Leeuwarden ongeveer 25% la
ger is. En wat de eieetriciteit betreft, liet is niet
lang geleden dat het gemeentebestuur van Leeu
warderadeel de hulp van onzen Directeur inriep om
het bedrijf daar op orde te brengen.
Dat Burgemeester en Wethouders van Leemvar-
207