Bijlage tot het verslag der handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden, 1916.
bedrijven de boekhouder zal moeten innemen en
of deze, evenals tlians, ook aan de Reiniging werk
zaam gesteld zal moeten blijven. Yoorloopig is dus,
zoolang nog geen besluit over het Aschland-vraag-
stuk is gevallen, ook de jaarwedde van den direc
teur der Stadsreiniging buiten dit voorstel gelaten.
Voorts belmoren tot de tweede categorie, omdat de
Raad hunne bezoldiging in den jongsten tijd onder
de oogen heeft geziende secretaris-boekhouder der
Stads Armenkamer en de vader en moeder van
het Armhuis; het personeel van de Stads Bank van
Leening en van de Algeineene Begraafplaats; de
geneesheer-directeur van het Stads Ziekenhuis
de wijkverpleegster en de le klerk ten kantore van
den gemeenteontvanger.
Welk stelsel is bij het onderwerpelijke voorstel
aangenomen? Behouden zijn de periodieke verhoo
gingen, omdat de ervaring heeft geleerd dat ze
goed werken: een ambtenaar met ervaring is meer
,,geld waard" dan een pas aangestelde. Doch waar in
den laatsten tijd steeds de driejarige verhoogingen
regel zijn geweest, wordt thans in het voorstel een
ouderscheid gemaakt tusschen ambtenaren in en-
geren zin, zij van wien als hoofdzaak geestelijke
arbeid wordt gevorderd en hen, bij wie lichaams
kracht, handenarbeid, het voornaamste is, de werk
lieden, waaronder tevens gerangschikt zjjn de
politiedienaren: voor de ambtenaren wordt de op
klimming 0111 de drie jaren behouden; voor de
werklieden zal twee-jarige verhooging regel wor
den omdat de ervaring, waarop boven werd ge
doeld, bij dezen sneller wordt verkregen dan bij
genen. Voor hen, die onder het Werkliedenregle
ment vallen, is daartegenover dan echter ook het
aantal verhoogingen met een verminderd.
Een andere regel die, behoudens enkele detail re
gelingen voor de werklieden der bedrijven waar
over nader in het voorstel is gevolgd is deze, dat
overal waar de bezoldigingen zijn verhoogd, voor
het in functie zijnde personeel een overgangsbe
paling is opgenomen, die voor hen de gunstiger
regeling dadelijk doet werken, in dien zin, dat is
voorgeschreven dat het aantal verhoogingen in den
tegenwoordigen rang ontvangen medetellen, alsof
bij de aanstelling van den ambtenaar in dien rang-
de nieuwe regeling reeds toen gegolden had. Voorts
is bepaald dat de verhoogingen ingaan met de
maand volgende op die, waarin er aanspraak op
verkregen is, tenzij dit op den eerste eener maand
valt, als wanneer de verhooging dan ingaat.
Verder z\jn voor de klerken ten kantore der ver
schillende bedrijven, waarvoor tot dusver noch wat
de indeeling in rangen, noch wat de salarieering
betreft, eenheid van regeling gold, overeenkomende
bepalingen ontworpen.
Ten aanzien van de bedragen, die voor de ver
schillende bezoldigingen en belooningen zyn ge
dacht, is in het algemeen bezwaarlijk aan te geven
waarom ze juist zoo en niet anders zijn gesteld.
Bij sommige, zooals voor de secretarie-ambtenaren,
is kennis genomen van de nieuwste regelingen in
plaatsen van gelijke grootte als Leeuwarden. De
bezoldiging van het administratief personeel van
de bedrijven kan niet gezegd worden met die der
secretarie geheel samen te hangen, maar heeft van
de veranderingen dezer laatste toch den invloed
ondergaan. Voor de werklieden is rekening ge
houden met den plaatselijken loonstandaard.
Worden de voorstellen, zooals zij zijn aangeboden,
aanvaard, dan bedragen de uitgaven boven die, zoo
de oude regelingen waren blijven gelden, voor de
secretarie (behalve de uitbreiding) 5.920,—
voor het administratief personeel
der bedrijven en gemeentewerken,
waarbij in acht moet worden genomen
dat, gelijk boven gezegd, hierin niet
allen begrepen zijn5.120.
voor de politie6.125,—
voor de werklieden aan gemeente
werken 499,20
de gasfabriek10.112,80
het electriciteitbedryf364,
de stadsreiniging9.480,74
voor de gaarders der bruggelden 1.289,60
voor de overige hierboven niet ge
noemde takken van dienst600,
Samen 39.511,34
Met deze bedragen is niet anders bij de be
grootingen voor 1917 rekening gehouden dan dat
zij onder Onvoorzien zijn gereserveerd, of bij de
bedrijfsbegrootingen anderszins afzonderlijk zijn
gehouden.
Voor zoover in het bovenstaande niet behandeld,
moge hieronder, waar nog noodig, toelichting
volgen van de onderscheidene ontwerp-verordenin-
gen.
Secretarie. De nieuwe bedragen der wedden
zijn vrijwel overeenkomstig het adres van de af-
deeling Friesland van den Bond van Gemeente
ambtenaren van 26 Augustus 1915. Het verschil
tusschen de bezoldiging van den commies-redacteur
en de commiezen, in de bestaande verordening
200,- bedragende en in het adres op 400,—
ontworpen, is op 300,gesteld. Voor de beloo
ning der commiezen is een nieuwe regeling ge
dacht. Bij doorvoering der verhooging, ook voor
deze ambtenaren, had het nieuwe minimum
1.800,moeten bedragen, doch 1.500,is ge
houden, ten einde de gelegenheid te hebben jonge
lieden, die in het bezit zijn van een hooger diploma,
b.v. middelbare akte staatsinrichting of het docto
raat in de rechts- of de staatswetenschappen, en de
gemeenteadministratie als hun werkkring kiezen
zonder dadelijk op een hoog salaris aanspraak te
willen maken, aan de gemeente te verbinden. Dit
zal zich voornamelijk kunnen voordoen aan een der
af deelingen A., B. of C., zoodat voor den commies,
chef der afdeeling Burgerlijke Stand, het nieuwe
minimum van 1.800,wordt opgenomen. Een
overgangsbepaling waarborgt den fungeerenden
commiezen eveneens dit nieuwe minimum als aan
vangssalaris. Voorts is, onder den rang van klerk,
die van schrijver opgenomen. De laatste jaren, waar
in door de tijdsomstandigheden ook zooveel extra
schrijfwerk van de secretarie is gevorderd, hebben
272
Bijlage tot het verslag der handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden, 1916. Bijl. no. 39
daaraan de behoefte doen gevoelen. Nog is, door
liet getal adjunct-commiezen der tweede klasse eu
der klerken elk met een te vermeerderen, de
mogelijkheid op een gewenschte uitbreiding van
dit personeel geopend. In artikel 2 der be
staande verordening is een beperking gesteld,
die voorheen niet bestond, voor belooning van het
bezit der akte boekhouden. Deze is feitelijk alleen
van belang voor ambtenaren aan de financieele
afdeeling. Met deze wijziging houdt die aan het
slot van het eerste lid van artikel 2 en in het laatste
lid van artikel 3 verband. De boden, voorheen in
iiet genot van een vast salaris, worden thans even
eens gebracht op een, dat periodiek verhoogd kan
worden. Nu deze regeling voor den concierge van
het stadhuis in 1909 bij amendement in de verorde
ning is opgenomen, is er geen reden een soortgelijke
legeling niet eveneens voor de boden te treffen.
Het adres van de bovengenoemde afdeeling is in
Augustus van dit jaar gevolgd door een nieuw, dat
evenwel geen verandering in ons eenmaal vast
gesteld standpunt heeft gebracht, omdat dit naar
ons oordeel op redelijke grondslagen rust. Het
nieuwe adres houdt verband met de door Gedepu
teerde Staten nieuw ontworpen salarisregelingen
voor de gemeentesecretarissen in deze provincie eu
gaat van het beginsel uit, dat de eerste ambtenaar
ter secretarie zoowel in minimum en maximum 3/4
gedeelte ontvangt van de jaarwedde van den secre
taris, de ambtenaren van den daaraan voorafgaan-
den rang het 3/4 van den eersten ambtenaar eu
zoo vervolgens.
Het schijnt ons hier de plaats aan een bespreking
te onderwerpen het pleidooi dat de meergenoemde
afdeeling bij adres, ingekomen 19 Juli 1916, aan
de wedderegeling van den len klerk ten kantore
\an den gemeenteontvanger alhier heeft gewijd.
Nu de Raad heeft uitgemaakt, dat de ontvangers-
jaarwedde 500,— verhooging moet ondergaan, is
de regeling voor den eersten klerk, die ten kantore
reeds 13 jaar werkzaam is, volgens adressante on
voldoende en moet hij in wedde worden gelijk ge
steld met een adjunct-commies der le klasse ter
secretarie. Het wil ons toelijken, dat het persoon
lijk element dat in dit adres op den voorgrond
komt, de zwakke zijde er van uitmaakt. Men hebbe
zich o. i. af te vragen welke belooning, los van den
persoon van den tegenwoordigen titularis, aan de
betrekking moet worden verbonden. Deze is bij
raadsbesluit van 19 December 1911, toen de functie
tot een gemeentelijke werd gemaakt, bepaald op
750,tot ƒ1.000,(adjunct-commies der 2e klasse
ter secretarie toen 750,tot 950,het bedrag-
zelf met 1 Januari 1912 vastgesteld op 900,en
met 1 Januari 1915 verhoogd tot 1.000,De
regeling onderging verandering bij raadsbesluit
van 14 December 1915. De wedde bedraagt volgens
dat besluit 900,tot 1.200,(gelijk aan de nieu
we bezoldiging voor de adjunct-commiezen der 2e
klasse), terwijl aan den betrokkene verhooging met
1 Januari 1917, dus binnen dén regelmatigen ter
mijn van 3 jaren, tot 1.100,in uitzicht is ge
steld. Het wil ons, gelijk trouwens boven reeds aan
gestipt, voorkomen dat, nu zij zoo kort geleden
onder de oogen is gezien, deze jaarwedde als zijnde
niet onvoldoende, niet thans opnieuw behoeft te
worden herzien.
Gemeentewerken. Bij raadsbesluit van
den 15 Augustus 1916 is de jaarwedde van den
met 1 November 1916 optredenden Directeur be
paald op 4.000,Het is de bedoeling dat de
tegenwoordige hoofdopzichter in het genot blijft
van de persoonlijke toelage, hem bij raadsbesluit
van 13 September 1904 toegekend.
Gasfabriek en Electriciteitbedrijf.
Het bij raadsbesluit van 15 Augustus .1916 vastge
stelde salaris van 3.500,tot 4.500,is over
de beide bedrijven verdeeld. Ten laste van het
laatste is 1.000,gebracht.
Stadsreiniging. Sinds aan dezen tak van
dienst wijziging in het opziehterspersoneel plaats
had, is het geraden voorgekomen den rang van
terrein- en van hulpopzichter te doen vervallen.
De opzichters zullen thans in eerste en tweede op
zichters worden onderscheiden. Voorts brengen
ook hier de omstandigheden mede in de verorde
ning de gelegenheid te scheppen klerken ten kan
tore van dit bedrijf te benoemen. Zij worden, wat
hun bezoldiging betreft, gelijk gesteld met de
tweede klerken aan de gasfabriek en het electrici
teitbedrijf. Het tweede lid van artikel 3 is ge
schrapt. Een soortgelijke bepaling komt evenmin
in de andere verordeningen voor, terwijl de Raad
zijn medezeggenschap behoudt, doordat hij bij de
begrooting in de gelegenheid is zich eventueel over
het getal opzichters uit te spreken. Het ligt in de
bedoeling den terreinopzichter Bottinga en den op
zichter Ytsma tot eerste, den anderen opzichter en
den hulpopzichter tot tweede opzichters aan te
stellen.
Ziekenhuis. Met de hier voorgestelde wijzi
ging heeft de commissie voor het Ziekenhuis aan
liaren voorzitter, den burgemeester, verklaard zich
geheel te kunnen vereenigen.
Stads Armenkamer. De verhoogingen
van de jaarwedden van den secretaris-boekhouder
en van vader en moeder geschiedden tot dusver bjj
raadsbesluit. Ten einde tot eenvormigheid der be
palingen op dit stuk te geraken, zijn hier Burge
meester en Wethouders voor den Raad in de plaats
gesteld. Bij de stukken is gevoegd een schrijven
van Voogden, ingekomen 9 Augustus j.L, houdende
verzoek om de wedde van de naai- en breivrouAv
aan het Armhuis te verhoogen. Dit is een zaak, die,
omdat de wedde niet bij verordening geregeld is,
geheel bij de begrooting dezer instelling kan wor
den afgedaan en, evenals de regeling voor de
bovengenoemde ambtenaren, aan ons college kan
worden overgelaten.
Politie. De commissaris geniet krachtens
273