Bijlage no. 46.
Bijlage tot het verslag der handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden, 1916. Bijl. no. 46.
VERSLAG van Rapporteurs omtrent het
verhandelde in de sectie-vergaderin
gen over het voorstel betreffende de
Algemeene Loonsherziening (bijlage
no. 39).
De vergaderingen der afdeelingen waren nage
noeg voltallig.
In elk der sectiën deelde de voorzitter mede dat
bij Burgemeester en Wethouders het voornemen
bestaat om, wordt het thans aangeboden voorstel
aanvaard, aan den Raad voor te stellen op de
lootten en bezoldigingen beneden de J 1300,een
loonbijslag van 5 te geven, met dien verstande,
dat na 1 Januari niemand, ook niet zij, die in het
ter tafel liggende voorstel niet zijn betrokken,
financieel in positie zal achteruitgaan. Dit voor
stel geschiedt, naar werd te kennen gegeven, uit
overweging dat te verwachten is, dat in een verdere
toekomst de algemeene levensstandaard wel niet
zeer veel zal dalen beneden liet peil van thans, zoo
dat de bezoldigingen daarvan den invloed behooren
tc ondervinden, terwijl een loonbeslag daarop van
5 met het oog op de huidige duurte van de meest
noodzakelijke levensbehoeften te verdedigen is.
De bovengrens wordt van 1000,— tot 1300,
verhoogd, omdat bij de nieuwe maatregelen voor
Rijksambtenaren dit cijfer voor Leeuwarden is
aangenomen.
Algemeen was men van oordeel, dat deze mede-
deelingen de beraadslagingen in de afdeelingen
veel vereenvoudigden, al werd door een enkel lid, die
meer bepaald het oog gevestigd had op de pas vast
gestelde loonen voor de gemeentewerklieden in
Leeuwarderadeel en Menaldumadeel, gepleit voor
het verleenen ook thans van een bijslag van 10
Daartegenover stond de meening van andere leden,
die dit een mooi voorstel noemden, dat nog verder
ging dan het in de raadsvergadering van den 26
September j.l. ingetrokken voorstel-Tulp c.s. Dit
hield in een bijslag van 2d makende met het
loon b.v. voor de werklieden in het genot van het
minimum der le loonklasse 10,20 20
12,24, terwijl dit bedrag 12,5 nu is
12,60. De vergelijking met de loonen ten platte-
lande, waar eerder gebrek dan overvloed van werk
krachten heerseht, werd daarbij gewraakt.
In een der afdeelingen werd de opmerking ver
nomen, dat men kon medegaan met het uitsluiten
van do loonsherziening van die ambtenaren die
niet in vollen gemeentedienst zijn, doch dat men
niet de meening van Burgemeester en Wethouders
deelde, dat zij, wier bezoldiging kort geleden ge
wijzigd was, reeds daarom er buiten zouden moeten
vallen.
Enkele leden spraken hun voldoening er over
uit dat over de nieuwe indeeling der werklieden
in loonklassen, die een gevolg zal zijn van de ver
andering der klassen, volgens de mededeeling van
den voorzittter der betrokken afdeeling de werk
liedenorganisaties zullen worden of reeds zijn ge
hoord. Men had dit intusschen gaarne uitgestrekt
gezien tot het onderwerpeljjke voorstel zelf.
Nu bij de algemeene beschouwingen toch de
loonen der werklieden werden aangeroerd, wilden
enkele leden reeds dadelijk als hun oordeel te ken
nen geven, dat de voorstellen voor dezen en de
lagere ambtenaren hen niet overal bevredigen. Is
er, zoo werd gevraagd, voor hen die tot de groep
behooren, waar bij de bepaling der bezoldiging
alleen rekening wordt gehouden met het noodzake
lijk levensonderhoud en waarin elk weelde-ele-
ment, zooals bij de hoogere ambtenaren, wordt ge
mist, wel voldoende gelet op wat inderdaad tot dit
onderhoud behoort? Het antwoord op deze vraag
moet volgens de leden, hier aan het woord, ontken
nend luiden. De duurte zal ook na den oorlog geen
einde nemen en bij die beschouwing is de 5 %-loon-
bijslag een tegemoetkoming, maar ook niet meer.
De aangeboden voorstellen moeten op dit punt dus
onvoldoende worden geacht. In aansluiting daar
aan werd door dezelfden dan ook gepleit voor de
doodgravers, die door Burgemeester en Wethou
ders buiten het. voorstel zijn gelaten, terwijl andere
leden van meeding waren dat de jongste herzie
ning hunner jaarwedderegeling voor deze ambte
naren geen verbetering is geweest en dat zij met
het nieuwe salaris niet zullen kunnen rondkomen.
Weer een ander lid noemde ook hetgeen voor den
Directeur der begraafplaats werd voorgesteld
onvoldoende. Hiertegenover vestigde men de aan
dacht op de omstandigheid, dat de Raad zeer kort
geleden de belooning van deze ambtenaren had
vastgesteld en dus blijkbaar voldoende had geoor
deeld, terwijl, wat de emolumenten aangaat, die
toenmaals zijn geëindigd en in de hoogere beloo
ning verdisconteerd, van de betrokkenen toen
geen opgaven verkregen zijn kunnen worden, waar
op was af te gaan. Wat de doodgravers thans naar
aanleiding der ter tafel liggende voorstellen
in hun aan den Raad gericht adres voor cijfers
geven, mag dus niet voetstoots worden aanvaard.
Bovendien, aldus werd hieraan toegevoegd, ver-
lieze men niet uit het oog, dat die voorstellen niet
als punt van uitgang hebben algemeene loons-
verhooging, doch loonsherziening, wat niet het
zelfde is.
In alle afdeelingen werden beschouwingen ge
wijd aan den eersten klerk ten kantore van den
gemeenteontvanger. Sommige leden achtten het een
degradatie dat deze titularis thans zou bezoldigd
worden gelijk aan een adjunct-commies der 2e
klasse ter secretarie of een bevolkingsagent, ter-
v ijl zijn verantwoordelijkheid toch een grootere is;
de bezoldiging van een adjunct-commies der le
klasse ware dan een juistere maatstaf, ook in ver
band met het vele overwerk, dat hij in drukke tij
den te verrichten heeft, zoodat thans niet betaald
wordt, wat men wenschelyk achtte. Een vergelij
king werd hier gemaakt met de wedde van soort
gelijke ambtenaren elders, b.v. te Gouda, een plaats
veel kleiner dan Leeuwarden, waar 1200,tot
1600,wordt gegeven. In verband met een en
ander werd de vraag gesteld of de geldelijke ver-
315