Bijlage no. 14.
Bijlage van het verslag der handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden 1916.
eerste gedeelte in aansluiting aan den bestaanden
keiweg, dat mede van keien is gedacht, terwijl het
laatste noord-zuid strekkende gedeelte een grind
weg zal zijn.
Het voorafgaande samenvattende stellen wij U
voor te besluiten:
in afwachting van de nadere voorstellen tot aan
wijzing der op de begrooting te brengen uitgaaf,
Burgemeester en Wethouders voor de bovenom
schreven omlegging van den Kanaalweg Z. Z. vol
gens plan B, overgelegd door den Directeur der Ge
meentewerken bij schrijven van den 25 November
1915 no. 1261/10, een crediet te verleenen van
31.640.—.
Leeuwarden, 18 Februari 1916.
Burgemeester en Wethouders voornoemd.
J. PAT1JN, Bui gemeester
M. GOSLINGS, 'Secretaris.
144
Bijlage tot het verslag der handelingen van den
UITBREIDING der Werkloosheidsverze
kering (bijlagen nos. 26 van 1914
en 18 van 1915).
Aan den Gemeenteraad.
Van den Minister van Financiën is onder dag-
teekening van den 19 Januari 1.1. een circulaire,
het bovenstaande onderwerp betreffende, ontvan
gen. De minister zet daarin de gunstige gevolgen
uiteen die de uitbreiding der werkloosheidverzeke
ring door de zoogenaamde noodregeling voor deze
verzekering in liet algemeen heeft gehad. Zij is ten
goede gekomen aan een veel grooteren kring van
werklieden, dan krachtens de op 1 Augustus 1914
bestaande plaatselijke regelingen het geval was.
Moet dit weer verloren gaan als door het eindigen
van de oorlogscrisis de noodregeling wederom komt
te vervallen? Neen, is 's Ministers antwoord, de
zaak is van een te groot algemeen belang dan dat
dit niet zou moeten worden verhoed. Daarom wordt
door den Minister blijvend 's Rijks steun, die alleen
krachtens de noodregeling, doch niet krachtens de
daarvóór bestaande bepalingen genoten wordt, in
uitzicht gesteld. Die steun zal 50% van de uitgaven
van de verzekering bedragen. Doch dan moet aan de
voorwaarde worden voldaan, dat geen bijslag wordt
gegeven op de uitkeering uit de werkloozenkas, gelijk
thans, doch op de contribntiën tot die kas, opdat ten
behoeve van de verzekering genoegzame reserve
vorming plaats vinde. De Minister vertrouwt dat
er voldoende waarborgen gevonden worden in de
controle die op de vereenigingen van overheids
wege zal worden uitgeoefend, dat deze regeling
goed zal werken; trouwens tijdens de werking der
noodregeling hebben de werkloozenkassen zoozeer
net gewicht beseft van de zaak waarom het hier
gaat, dat genoeg vertrouwen ook in de eigen con
trole der kassen mag worden gesteld. Aldus wordt
de zaak der werkloosheidsverzekering van nationaal
belang en zij sluit zich dan geheel aan aan de uit
breiding der arbeidsbemiddeling, waarin ook sinds
kort het intercommunale element meer op den voor
grond treedt.
De Minister merkt overigens nog op dat bij ge
brek aan medewerking der gemeentebesturen zal
moeten worden overwogen of de verplichting hier
toe niet krachtens de wet zal dienen te worden op
gelegd.
Bij de circulaire, die de Minister van Waterstaat,
aan wiens departement sedert de werkloosheidsver
zekering is overgegaan, geheel tot de zijne maakt,
wordt overgelegd het schema eener regeling vol
gens de boven weergegeven beginselen, waarbij te
vens bepalingen zijn gesteld ten bate van het ver
mogen van centrale werkloozenkassen, dat door de
noodregeling te zeer is aangesproken en daardoor
met het in werking treden der nieuwe regeling, die
met 1 Mei a.s. gedacht is, anders finaneiëel niet
meer krachtig genoeg zoude zijn, en is voorts als
hoofdbeginsel aangenomen dat voortaan de uit-
van Leeuwarden, 1916. Bijl. no. 14.
keering bij werkloosheid zal geschieden overeen
komstig de eigen reglementen der kassen.
Verder bevat het schema enkele administratieve
bepalingen, waaruit blijkt dat die reglementen aan
de goedkeuring van den Minister, zoo zij centraal,
van het bestuur van het gemeentelijk werkloozen-
fonds in overleg met den Directeur van het Centraal
Bureau voor Werkloosheidsverzekering, zoo zij
plaatselijk zyn, zijn onderworpen. Nog is daarbij
het volgende bepaald:
„De besturen der centrale werkloozenkassen moe
ten bovendien de administratie inrichten volgens
voorschriften, door den Directeur van het Centraal
Bureau voor Werkloosheidsverzekering in overleg
met die besturen vast te stellen; de besturen der
plaatselijke werkloozenkassen moeten de admini
stratie inrichten volgens voorschriften door liet be
stuur van het gemeentelijk werkloosheidsfonds vast
te stellen in overleg met voornoemden Directeur.
Wijzigingen in de reglementen van toegelaten
kassen behoeven gelijke goedkeuring als boven is
aangegeven.
Deze goedkeuring sluit niet uit, dat wanneer
de ervaring de noodzakelijkheid bewijst aan de
besturen der werkloozenkassen opnieuw de eiseh
wordt gesteld, wijzigingen in de reglementen te
brengen.
Indien het bestuur eener werkloozenkas niet zoo
danige maatregelen neemt, dat de goedkeuring kan
worden verleend, houdt voor haar de regeling op te
gelden.
De goedkeuring der reglementen zal ook moeten
omvatten de wijze van beheer en belegging van con
tributie en bijslag en de controle op de werkloos
heid".
In dit schema, evenals in de bepaling dat de bij
slag steeds 100 van de contribntiën zal bedragen,
is een en ander, dat ons niet in allen deele kan be
vredigen en waaromtrent wij aan den Minister
schreven als volgt:
„Een bindend voorschrift, om als regel steeds een
bijslag van 100 pCt. op de werkelijk van de leden
voor de werkloozenkassen ingekomen contribntiën
voor het gemeentelijke werkloozenfonds te doen
verleenen, achten wij bezwarend. Dit zal voor de te
vormen reserves niet steeds noodig zijn. Beter ware
het wellicht een minimum en maximum percentage
voor den bijslag te bepalen, waarbinnen dan naar
behoefte het juiste bedrag kan worden vastgesteld.
Een tweede punt is onderdeel C van het gezon
den schema; hierbij raakt door de gedwongen con
trole van bovenaf', die een bureaucratische behan
deling in de hand zal werken, de gemeentelijke zelf
standigheid in het gedrang, zonder dat dit voor een
goede nationale regeling noodzakelijk schijnt. Ook
met betrekking tot deze ware het gewenscht de ge
meentelijke werkloozenfondsen niet te sterk aan
banden te leggen. Deze kunnen beter beoordeelen
wat de reglementen der plaatselijke werkloozenkas
sen dienen te bevatten. De nationale regeling geve
hiervoor slechts algemeene regelen."
Wat eindelijk de kosten betreft, is geraamd dat,
naar een totaal aan contribntiën van 1085 thans ver-