Bijlage tot het verslag der handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden, 1916. I verslag der commissie Dit is maar een kleine oppervlakte, maar door sluiting van meer dan een afdeeling, of van alle, zouden op den duur meer dere stukken opnieuw A'oor begraving kunnen wor den aangewezen. De meerderheid wenseht zich nog niet uit te spreken over het tijdstip der sluiting, noch over het al dan niet gedeeltelijke daarvan, maar hoe dan ook, ontegenzeggelijk zou een meer of minder groot gedeelte van de tegenwoordige be graafplaats zoodoende als begraafplaats weder be schikbaar komen. Toch meent de minderheid te moeten waarschu wen dat men zich van dit voordeel niet een te groote voorstelling make. Gegeven de toestand der be graafplaats kan eerst 15 jaren na sluiting sprake zijn van opruiming der graven. Om dezelfde reden worden de graven ook voor ten minste 15 jaren verhuurd. Dus eerst over 15 x jaren zouden de verbeteringen, die de commis sie aangeeft, kunnen worden toegepast. Zouden die verbeteringen inderdaad afdoende zijnl De minder heid is hierop evenmin gerust als de Directeur der Begraafplaats, wiens verslag bij de stukken wordt overgelegd. De commissie raadt trouwens die ver beteringen niet aan, doch zegt hoe men h.i. het zou kunnen aanleggen om te trachten de bestaande be graafplaats te verbeteren. In het bijzonder vreest de minderheid dat indien draineering wordt toege past, een van de door de commissie aanbevolen middelen) door de buisleidingen, die de commissie wil leggen, slib in de aftapbuizen en in de putten zal komen. De door de commissie met een put geno men proef is ook mislukt tengevolge van verstop ping door slib. De deskundigheid der commissie staat boven verdenking en boven die van den Direc teur. Maar het zou de eerste maal niet zijn dat de deskundige heeren zich ten aanzien van een der gelijk vraagstuk vergist hadden. En, dit bedenke men wel, een algemeene omwer king en ophooging is ook 15 jaren na de sluiting niet mogelijk. De wet schrijft voor, de graven, in wier onderhoud behoorlijk wordt voorzien, onaan geroerd te laten (art. 25). De verbeteringen zullen zich dus moeten bepalen tot de gedeelten waar geen behoorlijk onderhouden graven liggen, waardoor men is aangewezen op een van de middelen die de commissie aan de hand doet. Het voordeel van behoud dei- bestaande begraaf plaats als begraafruimte is natuurlijk grooter, wan neer de geheele begraafplaats gesloten wordt en na 15 jaren verbeterd, dan bij gedeeltelijke sluiting en verbetering. Maar de vraag rijst of een gedeeltelij ke sluiting, waarvoor dan wel wegens hare ligging de afdeelingen IV, IVA en IV nieuw in aanmer king zouden komen, d.z. de afdeelingen der armen, bij de burgerij niet op nog grooter bezwaren zou stuiten dan een algeheele. Deze voordeelen van den aanleg van een nieuwe begraafplaats naast de bestaande stellende tegen over de daaraan verbonden nadeelen, aarzelt de min derheid niet met de grootst mogelijke stelligheid de voorkeur te geven aan het zoogenaamde Hinneland. ,,Het" groote nadeel van de eerstgedachte plaats is de dam, die wordt geworpen in de natuurlijke, door de bebouwing aangewezen uitbreiding der Gemeente. Raadpleegt men de hierbij overgelegde kaart van de uitbreiding over het tijdvak 1896 1914, dan blijkt dat, met uitzondering van de Ka- naalbuurt, de meeste bebouwing in die jaren aan de zijde van de Spanjaardslaan heeft plaats gehad. Het is bovendien naar het algemeene oordeel het fraaiste en aantrekkelijkste gedeelte der stad. Komt straks de rioleering in den Stienserweg en de ver betering van den Dokkumer Trekweg gereed, dan is die hoek van de gemeente voor uitbreiding met betere huizen en een fraaien stadsaanleg aangewe zen. De bestaande begraafplaats ligt daar midden in. Een begraafplaats aan de Oude Meer zou boven dien de aantrekkelijkheid van het Rengerspark aanzienlijk verminderen. Hoe anders zou dit, stads kwartier worden, wanneer de begraafplaats werd gesloten en bij het Rengerspark getrokken! De en kele behoorlijk onderhouden graven, die zouden moeten worden geëerbiedigd, zouden het park niet ontsieren. Men heeft daarvan elders voorbeelden. Ook zal de zeer kleine Israëlietische begraafplaats, waar spoedig niet meer zal kunnen worden begra ven, de stadsuitbreiding niet belemmeren. Een be stendiging echter van de algemeene begraafplaats op dit punt door daarnaast een ongeveer even groote aan te leggen komt de minderheid voor zulk een grove fout tegen de natuurlijke ontwikkeling der gemeente te zijn, dat naar hare overtuiging liet Leeuwarden van over 50 jaren zich zal afvragen wat toch wel de bestuurderen in 1916 tot deze daad kan hebben bewogen. Voor wie de zaak aldus be ziet, legt al heel weinig gewicht in de schaal dat een nieuwe begraafplaats onmiddellijk naast de oude eenigszins tegemoet komt aan de gevoelsbezwaren van wellicht enkele tientallen van menschen van het nu levende geslacht. Want meer dan een tege moetkoming is het niet: op den duur wil ook de meerderheid op de bestaande begraafplaats niet be graven dan na een sluiting gedurende 15 jaar en opruiming der dan aanwezige graven. Op het bezwaar voor de stadsuitbreiding wordt de nadruk gelegd, omdat naar het oordeel der min derheid dit den doorslag moet geven. Minder belang rijke punten, zooals de prijs van den grond, vallen daarbij in het niet. De grond bij liet Hinneland, die reeds bijna geheel eigendom der gemeente is, werd in 1914 op 1100.de p.m. geschat. Voor het land aan de Oude Meer wordt thans 3000.ge vraagd. Ofschoon van oordeel dat dit land in af- zienbaren tijd niet voor bebouwing in aanmerking komt, in welke veronderstelling een prijs van 1000.tot 1200.zeer wel te verdedigen ware, neemt de meerderheid aan dat de gemeente liet niet voor minder dan de gevraagde som zal kunnen krij gen. Het Hinneland-plan zou dan een voordeelig verschil opleveren van 1900.de pondemaat. Bij het Oude Meer-plan kan misschien gebruik ge maakt worden van de bestaande gebouwen. Het land aan het Oude Meer ligt 1,34 M. en 1.46 M., het andere land 1.05 M. en 1.06 M. F. Z. P. Het Hinneland ligt dus rond 30 c.M. lager. Naar 162 Bijlage tot het verslag der handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden, 1916. Bijl. no. 17. een ruwe raming, die zeer verschillend kan uitval len al naar gelang van de beschikbaarheid van grond, verhoogt dit de kosten voor het Hinneland met 0.45 den M2. Daarentegen geeft de ligging aan groot-scheeps-vaarwater een voordeel van 0.08 den M2. Nadeelig verschil voor het Hinneland: 0.37 de M2. of rond 1360.de p.m. Bij het Hinneland-plan vervallen de kosten van de verbetering der bestaande begraafplaats en ver krijgt men vergrooting van het Rengerspark. Daar entegen zal aan de Oude Meer met minder grond volstaan kunnen worden, al naar gelang een groo ter deel der bestaande begraafplaats later weder als zoodanig in gebruik wordt genomen. Uit een geldelijk oogpunt beschouwd is dus het voorstel van de meerderheid vermoedelijk minder gunstig dan het vroegere voorstel van Burgemees ter en Wethouders. Maar, het zij hier herhaald, voor de minderheid was het niet deze overweging, die haar met overtuiging tegen het voorstel van de meerderheid zich deed verklaren. Met intrekking van ons voorstel van 5 Decem ber 1914 no. 3548/212 stellen wij l' voor te besluiten: Burgemeester en Wethouders te machtigen het noodige te verrichten ter voorbereiding van den aanleg eener nieuwe Algemeene Begraafplaats op de kadastrale perceelen sectie E nos. 225 en 227, weiland, ten noorden van de bestaande begraaf plaats en het Rengerspark gelegen. Leeuwarden, 25 Februari 1916. Burgemeester en Wethouders van Leeuwarden, J. PATIJN, Burgemeester. M. GOSLINGS, /Secretaris 163

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Bijlagen) | 1916 | | pagina 83