Bijluge tot het verslag der handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden, 1916. wel de rente opbrengt van de bedragen, welke daar aan zijn of zullen moeten worden besteed." I it de teekening die als bijlage I I is overgelegd, maar die, gelijk de Vereeniging opmerkt, slechts schematisch aangeeft hoe de nieuwe bebouwing zou kunnen worden zonder dat men zich hierbij thans nog tot iets bindt, blijkt dat die bebouwing als volgt is gedacht. De (Hoppe, de Korstbijterssteeg, liet Brandjesklooster, aan de Drift en Tulpenbuurt ver vallen. Bebouwing heeft alleen plaats of blijft in stand langs Boterhoek en de loodrecht daarop staande straat de Opgang, die tot het plantsoen wordt doorgetrokken; de huizen, die thans grenzen aan de Plantage, worden geamoveerd en de grond mede als plantsoen aangelegd. Wat thans de onteigening betreft, inderdaad is hier het eerste der vier gevallen aanwezig, waarin, krachtens art. 77 der, bij art. 26 der Woningwet aangevulde Onteigeningswet, zonder voorafgaande verklaring, dat het algemeen met de onteigening vordert, in het belang der Volkshuisvesting kan worden onteigend. Hier moeten toch worden ont ruimd „oppervlakten, waarop ten gevolge van ge- „brekkigen toevoer van licht en lucht of gemis van „andere voor bewoonbaarheid noodzakelijke ver- „eischten in verband met den ouderlingen zamen- „hang of met de ligging der gebouwen, afdoende „verbetering der woningen langs anderen weg be zwaarlijk uitvoerbaar is." In dit geval kan de onteigening geschieden ten name van vereenigiugen als de Woningvereeniging uit kracht van een raadsbesluit en onder goedkeu ring der Kroon. De wet eischt verder (art. 79) dat de Ge zondheidscommissie een beredeneerd verslag uit brengt aangaande den toestand der woningen met opgaaf van de te onteigenen gebouwen, welke haars inziens alsnog aan voor bewoonbaarheid noodzake lijke vereischten voldoen. Dit verslag is uitgebracht bij schrijven van 22 Januari 1.1. Daarbij wordt aan bevolen de door de vereeniging gevraagde onteige ning te bevorderen;'overigens geeft het geen aan leiding tot opmerkingen. De stukken hebben hierop den volgens de wet vereischten termijn van dertig dagen ter inzage van ieder gelegen ten einde belanghebbenden vóór het raadsbesluit tot onteigening in de gelegenheid te stellen hunne bezwaren te doen hooren. Hiervan is binnen den gestelden termijn van 14 dagen gebruik gemaakt door Mozes Drielsma, voor de helft eigenaar in het kadastrale perceel no. 1110, een der bestaan blijvende woningen aan den Boter hoek, doch waarvan een klein strookje van het ach tererf en de daarachter gelegen bergplaats in de onteigening valt. Hij verzoekt dat hem dit gemis van gerief bij de onteigening in zijn voordeel in re kening za 1 worden gebracht. Zooals de Gezondheids commissie, over dit schrijven gehoord, opmerkt, is deze onteigening noodig opdat een regelmatige ver kaveling van het terrein mogelijk blijve. Trouwens, adressant verklaart zelf, dat hij zich tegen de ont eigening niet verzet. Zijn schrijven kan dus hier verder buiten beschouwing blijven. Het wil ons voorkomen dat de door de Woning vereeniging gevraagde onteigening moet worden uitgesproken. Ten betooge dat het belang der volks huisvesting deze geraden maakt, hebben wij aan het voorafgaande niets toe te voegen. Wij hebben dus de eer F voor te stellen tot die onteigening te besluiten door vaststelling van het hieronder vol gend ontwerp-besluit. Leeuwarden, 19 April 1916. Burgemeester en Wethouders van Leeuwarden. J. PATIJN, Burgemeester. M. GOSLINGS, Secretaris. OM 11 EltP De Baad der gemeente Leeuwarden; gezien het aan Burgemeester en Wethouders ge- richt schrijven, d.d. 6 Januari 1916, der Woningver eeniging Leeuwarden, bij Koninklijk besluit toege laten als vereeniging, uitsluitend in het belang van verbetering der volkshuisvesting werkzaam, waar bij wordt verzocht te willen bevorderen dat door den Gemeenteraad besloten worde tot onteigening van eenige perceelen en perceelsgedeelten in de om geving van den Boterhoek, de Gloppe en den Op gang; overwegende dat verbetering der volkshuisves ting in die omgeving dringend noodig is; dat die verbetering zal dienen te geschieden door opruiming dér opstallen aldaar, omdat tengevolge van gebrekkigen toevoer van licht en lucht en de te enge toegangswegen tot de woningen afdoende ver- 186 Bijlage tot het verslag der handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden, 1916. Bijl. no. 22 betering van deze langs anderen weg bezwaarlijk uitvoerbaar is dat de Yereeiging er bereids in is geslaagd door aankoop onderscheidene panden in handen te krij gen, doch dat de eigenaars van de andere voor ver betering van den woningtoestand ter plaatse noo- d'ige perceelen deze niet willen afstaan; dat alzoo termen zijn tot onteigening hiervan over te gaan, behalve van de kadastrale perceelen in sectie C nos. 1210, .1119 (gedeeltelik), 1120 en 1191, omdat deze op ziehzelve beschouwd in goeden staat van onderhoud en bewoning zijn en eene opruiming der omliggende panden niet in den weg staat; dat door het bestuur der Woningvereeniging Leeuwarden aan Burgemeester en Wethouders is overgelegd een uitgewerkt plan met verdere be scheiden, welke stukken van 28 Januari 1916 af ge durende dertig dagen ter secretarie der gemeente voor een ieder ter inzage hebben gelegen, van welke nederlegging openbare kennisgeving is gedaan; dat bij die stukken mede ter inzage heeft gelegen het bij art. 79, tweede lid, der Onteigeningswet be doelde verslag van de Gezondheidscommissie; dat tegen de onteigening bij schrijven van 16 Fe bruari 1916 bezwaar is ingebracht door M. Driel sma, eigenaar en bewoner van het perceel Boter hoek no. '59, kadastraal bekend gemeente Leeuwar den Sectie C no. 1119, omtrent welk bezwaar advies is uitgebracht door de Gezondheidscommissie bij schrijven van 61 Maart 1916; gelet op de artikelen 7783 der Onteigeningswet en de bovengenoemde stukken; besluit: I. in het belang der volkshuisvesting ten name van de Woningvereeniging Leeuwarden de ont eigening uit te spreken van de navolgende percee len, ten kadaster bekend gemeente Leeuwarden: Sectie C nos. 329,328 en 1709, toebehoorende aan D. Zwier alhier; Sectie C nos. 323,322 en 1523', toebehoorende aan H. van der Veer alhier; Sectie C no. 333, toebehoorende aan S. van der Meer wed. J. Pli. Stoett en Cons, alhier; Sectie C no. 334, toebehoorende aan B. J. de Vries alhier; Sectie C nos. 335, 336, 337, 12U8 en 1209, toebe hoorende aan A. Eijgelaar en A. F. Zijlstra alhier; Sectie C no. 1710, voor zoover het toebehoort aan 1). Zwier alhier; Sectie C no. 1119, voor zoover betreft het achter gebouw met daaraan grenzend terrein, belioorende aan Mozes en Froukje Drielsma alhier; Sectie C no. 341, voor zoover het behoort aan H. van der Veer alhier; Sectie C nos. 1122,1827 en 309, toebehoorende aan J. J. Weerman alhier; Sectie C nos. 1116 en 355, toebehoorende aan J. Loot en Cons, alhier; Sectie C no. 1524, toebehoorende aan G. M. Ste- renberg, W. H. W. van Calsbeek en H. van der Veer alhier; Sectie C no. 1525, toebehoorende aan Th. en J. Steenhouwer alhier; 187

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Bijlagen) | 1916 | | pagina 95