10.
Bijlage tot het verslag der handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden, 1917.
Onder hen, die in vollen gemeentedienst zijn, worden
verstaan diegenen, die doorloopend in gemeentedienst
(derhalve in dienstverband) werkzaam zijn, zoodat de
dagelijks te verrichten werkzaamheden een dagtaak vor
men. Zijn de betrokkenen niet eiken dag werkzaam,
dan zal als regel gesteld worden, dat in het tijdvak,
waarover een termijn van den bijslag wordt uitgekeerd,
de gepraesteerde diensten gemiddeld tenminste zes uren
per werkdag moeten uitmaken.
2.
De regeling geldt voor:
a. gehuwden
b. weduwnaars (weduwen) en gescheiden echtge-
nooten, die een of meer kinderen beneden den leeftijd
van 16 jaren of oudere kinderen die, blijkens overgelegde
geneeskundige verklaring, lichamelijk ongeschikt zijn tot
het verrichten van loonenden arbeid, te hunnen laste
hebben
c. ongehuwden, kinderlooze weduwnaren (weduwen)
en gescheiden echtgenooten, die en pension of op ka
mers wonen of wel als hoofd en eenig kostwinner op
treden van een eigen huishouding en niet vallen onder
het bepaalde onder d.
d. kinderlooze weduwnaars (weduwen) en gescheiden
echtgenooten, die op overeenkomstige wijze leven als ge
huwden en dus een eigen huishouding voeren, met dien
verstande, dat het huishouden, afgescheiden van dienst
personeel, uit meer personen bestaat en de belangheb
bendeals hoofd en kostwinner van dat huishouden optreedt;
e. ongehuwde kostwinners. Als zoodanig worden aan
gemerkt zij, die aantoonen, dat zij zich blijvend en ge
heel hebben belast met het onderhoud van ouders,
(pleegouders), grootouders, broeders of zusters;
ongehuwde mede-kostwinners. Als zoodanig wor
den aangemerkt zij, die hun inkomsten voor verre het
grootste deel afstaan tot onderhoud van het gezin, waar
van zij deel uitmaken, zonder nochtansalseenigkostwinner
van dat gezin op te treden, met dien verstande, dat door
hen moet aangetoond worden, dat het gezin niet zonder
hunne bijdrage kan blijven bestaan.
3.
De duurtebijslag bestaat uit twee deelen. Het eerste
deel wordt hierna aangeduid als „hoofdbijslag"; het
tweede deel als „kinderbijslag".
4.
Zij, wier totaalinkomen f 2600.— of voor de personen,
bedoeld in het 2e lid van punt 9 f 1900.— te boven gaat,
ontvangen geen duurtebijslag.
Het in het vorig lid bedoelde totaalinkomen is te be
rekenen als het belastbare inkomen voor den Hoofde
lijken Omslag naar het inkomen, met dien verstande,
dat ten aanzien van gehuwden steeds het inkomen van
de beide echtgenooten wordt samengevoegd behoudens
ingeval de echtgenooten niet samenwonen.
5.
De duurtebijslag wordt niet genoten door de gemobi
liseerde gemeente-ambtenaren en werklieden, die geen
volle kostwinner zijn. Voor de andere onder 2 bedoelde
personen, die gemobiliseerd zijn, wordt de duurtebijslag
berekend naar het bij raadsbesluiten van 11 Augustus
1914, no 228r/ 145, 1 September d.av. no 309r 161 en
9 November 1915, no. 421r 212 vastgestelde percentage
van het onder 7 bedoelde totaalbedrag.
6.
Zij. voor wie het totaalbedrag, berekend volgens het
bepaalde in punt 7, juncto punt 9, f 2000 bereikt of te
boven gaat, ontvangen geen hoofdbijslag.
Met afwijking van het bepaalde in het vorig lid is dat
totaalbedrag voor de onder 2, c. en f. bedoelde personen
gesteld op een bedrag van f 1300.
7.
Het in punt 6 bedoelde totaalbedrag wordt gevonden
door samenvoeging van
a het jaarloon
b hetgeen de gemobiliseerde ambtenaren en werk
lieden in militairen dienst als soldij, jaarwedde of trak
tement meer genieten dan het onder a bedoelde jaarloon
c. buitengewone toelagen, welke de betrokkene even
tueel reeds uit hoofde van de buitengewone omstandig
heden geniet met uitzondering, voor zooveel de betrokken
militairen bij de landmacht betreft, van de mobilisatie
toelage en de vergoeding wegens gemis van levensmiddelen
d. het geldswaardig bedrag van voordeelen wegens
genot van [vrije woning, vrij vuur en licht e. d (indien
mogelijk zal hier zijn te rekenen met de ter zake van
die voordeelen in den pensioensgrondslag begrepen be
dragen).
8.
Het in punt 7, onder a, bedoelde jaarloon omvat:
a het in geld vastgesteld traktement over een vol
jaar berekend
b. hetgeen in de betrekking wordt genoten als kinder
toelage en andere vaste toelagen (toelagen rechtstreeks
en uitsluitend strekkend tot vergoeding van bijzondere
onkosten aan het ambt verbonden, blijven buiten aan
merking)
c. hetgeen de betrokkene geregeld over een jaar pleegt
te ontvangen voor over- of extrawerk, zoodat daarmede
door hem bij de inrichting van zijne levenswijze zonder
bezwaar rekening kan gehouden worden. Voor zoover
de aldus genoten belooning later in vast traktement of
loon is omgezet, wordt die belooning niet in aanmerking
gebracht.
9.
Voor hen, die op 16 Mei 1917 in dienst zijn, wordt
de duurtebijslag berekend naar den, op dien datum be-
staanden, toestand. Voor hen, die na dien [datum in
dienst treden, geschiedt die berekening naar den toestand
op den dag van indiensttreding.
De hoofdbijslag bedraagt 12 ten honderd van het onder
punt 8 bedoelde jaarloon met een algemeen geldend
maximum van f120 en een algemeen geldend minimum
van f80
Met afwijking van het bepaalde in het vorig lid wordt
bepaald
212
Bijlage tot het verslag der handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden, 1917. Bijl no. 26.
1°. dat de hoofdbijslag in geen geval meer mag be
dragen dan het verschil tusschen het onder punt 7 be
doelde totaalbedrag en f2000 of voor de onder 2, ren
bedoelde personen f1300;
2°. dat bij de uitbetaling van eiken termijn van den
hoofdbijslag rekening wordt gehouden met buitengewone
verdiensten wegens over- of extrawerk. Hierbij wordt
op de volgende wijze te werk gegaan
Heeft de betrokkene in het tijdvak, waarover de ter
mijn loopt, wegens over- of extrawerk meer ontvangen
dan het overeenkomstig deel van het bedrag, uit dien
hoofde begrepen in het jaarloon, dan wordt dit meerdere
gesteld naast het bedrag van dien termijn, Van het
kleinste dezer twee bedragen wordt de helft in mindering
gebracht van het bedrag van den termijn.
11
Voor de onder 2, c. en bedoelde personen bedraagt
de hoofdbijslag 6 ten honderd van het onder punt 8 be
doelde jaarloon met een algemeen geldend maximum van
f60 en een algemeen geldend minimum van f40. Het
bepaalde in de laatste twee leden van punt 10 is ten aan
zien van deze personen van toepassing.
12
Aan hen, die een hoofdbijslag ontvangen, wordt bo
vendien een kinderbijslag toegekend, ten bedrage van
f 15 voor elk kind beneden den leeftijd van 16 jaren en
voor elk ouder kind, dat blijkens overgelegde genees
kundige verklaring lichamelijk ongeschikt is tot het
verrichten van loonenden arbeid, dat de betrokkene te
zijnen laste heeft. Hierbij komen natuurlijke, niet er
kende, kinderen en pleegkinderen mede in aanmerking.
Aan hen, voor wie het onder punt 7 bedoelde totaal
bedrag f 2000.— bereikt of met minder dan f 500 te
boven gaat, wordt een kinderbijslag toegekend ten bedrage
van f 30 voor elk kind als bedoeld in het vorig lid, dat
de betrokkene te zijnen laste heeft, met dien verstande,
dat evenbedoeld totaalbedrag en kinderbijslag tezamen
niet meer dan f 2500.— mogen bedragen. Hierbij komen
natuurlijke, niet erkende, kinderen en pleegkinderen
mede in aanmerking.
Zij, die een hoofdbijslag en een kinderbijslag ontvan
gen, zullen aan hoofd- en kinderbijslag tezamen niet
minder ontvangen dan zij aan kinderbijslag zouden
ontvangen hebben indien het bepaalde in het vorig lid
op hen van toepassing ware.
13.
Indien man en vrouw beiden in vollen gemeentedienst
zijn, worden voor de toepassing van de regeling hunne
gezamenlijke inkomsten als één geheel beschouwd.
14.
Aan hen, die na het inwerking treden van deze rege
len slechts gedurende een deel van het nog niet ver
streken gedeelte van het jaar 1917 eene betrekking
bekleeden, die op den duurtebijslag aanspraak geeft,
worden zooveel twaalfde gedeelten van den bijslag toe
gekend als het aantal maanden van hun dienst in die
betrekking gedurende dat deel van het jaar bedraagt.
Bij deze berekening wordt een tijdvak van 15 dagen
of meer als een volle maand aangemerkt en een tijdvak
van minder dan 15 dagen verwaarloosd.
Bedraagt de duur van het tijdvak, waarover de dienst,
als in het eerste lid bedoeld, zich uitstrekt, minder dan
zestig dagen, dan wordt geen duurtebijslag verleend. Bij
de berekening van dien duur blijft het bepaalde in het
vorig lid buiten toepassing.
15.
De duurtebijslag wordt tegelijk met het gewone loon
uitgekeerd
16.
Hij, die de hem voor de uitvoering van deze regeling
gevraagde gegevens opzettelijk onjuist of onvolledig ver
strekt, verliest elke aanspraak op den bijslag.
213