Bijlage tot het verslag der handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden, 1917. verband met de eischen der praktijk, ontworpen en behoeven wel geen nadere toelichting. Ten slotte is behoefte gevoeld aan een aanvulling van artikel 30 in dien zin, dat tusschen colces en ter in het eerste lid worden ingevoegd de woorden „of zuiver zand", zulks omdat ook dit materiaal voor bodembedekking, evenals sintels, moet kunnen worden toegelaten. Ook de onder 1, 2 en 4 toegelichte aanvullingen hebben de instemming der Gezondheidscommissie. De Commissie voor het ontwerpen van strafver ordeningen stelt U voor ze in de Bouwverordening op te nemen en daartoe vast te stellen het besluit dat in ontwerp hiernevens gaat. Leeuwarden, 20 October 1917. De Commissie voor het ontwerpen van Strafverordeningen voornoemd, De Voorzitter, J. PATIJN. BESTAANDE REDACTIE Art. 2. Het is verboden te bouwen anders dan, hetzij aan bij het inwerkingtreden dezer verordening bestaande openbare straten, hetzij aan openbare straten, aange legd overeenkomstig de bepalingen dezer verordening, hetzij aan aan te leggen openbare straten, waarvan de inrichting tot straat, overeenkomstig de gegeven voorschriften, naar het oordeel van Burgemeester en Wethouders voldoende is verzekerd. Indien tusschen de straat en de voor de aan die straat op te richten gebouwen geldende rooilijn een sloot ligt, mag tot het bouwen niet worden overge gaan, alvorens die sloot voor het op te richten ge bouw over de lengte van den naar de straat gekeerden gevel en daarenboven zooveel verder ter weerszijden, als door Burgemeester en Wethouders wordt geëischt, is gedempt en zoo noodig gerioleerd, of aan Burge meester en Wethouders een gezegelde verklaring van den rechthebbende op de sloot is overgelegd, waarin deze den aanvrager, die met name in de verklaring moet worden genoemd, het recht heeft gegeven het bedoelde gedeelte der sloot te dempen voor het ge bouw voltooid is, in welk geval voor die voltooiing de sloot, voor zoover geeischt, moet zijn gedempt en zoo noodig gerioleerd. Burgemeester en Wethouders kunnen in bijzondere gevallen, alsmede ten aanzien van werkplaatsen, berg plaatsen, hokken, privaten en dergelijke gebouwen, van het in dit artikel bepaalde vrijstelling verleenen. Alsdan gelden de door hen te stellen nadere eischen. ONTWERP. De Raad der gemeente Leeuwarden; gezien het voorstel van de Commissie voor het ontwerpen van Strafverordeningen gelet op het advies der Gezondheidscommissie alhier gegeven bij brieven van 28 Maart 1917 en 20 Sep tember 1917, alsmede op de bepalingen der Woningwet; besluit vast te stellen de navolgende VERORDENING tot wijziging van de Bouw verordening. Art. I. In Art. 2, le lid, wordt ingevoegd tusschen de woorden „openbare" en „straten"„en naar het oordeel van Burgemeester en Wethouders behoorlijk aange legde". Na het eerste lid wordt opgenomen een nieuw lid luidende„Indien de bouw zich uitstrekt over grond waarvan redelijkerwijze kan worden vermoed dat hij in de naaste toekomst voor straataanleg moet dienen, kunnen Burgemeester en Wethouders ter zake van den bouw nadere eischen stellen". Aan het voorlaatste lid wordt aan het slot de vol gende zinsnede toegevoegd„Is de gemeente de recht hebbende, dan treedt voor do gezegelde verklaring het raadsbesluit, waarbij het recht tot demping is gegeven, in de plaats". 258 Bijlage tot het verslag der handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden, 1917. Bijl. no. 32. Art. 3, 3e lid a. Bij de vergunningsaanvrage moet worden overge legd a. eene gezegelde verklaring van de rechthebben den op de slooten in of langs de terreinen, waarop de straat of straten zullen worden aangelegd, dat zij den aanvrager der vergunning, die met name in de verklaring moet worden genoemd, het recht hebben gegeven die slooten te dempen. Deze verklaring wordt niet vereischt voor zoodanige slooten, ten aanzien waarvan ontheffing van het in het tweede lid van artikel 5 gegeven voorschrift wordt gevraagd; Art. 5, laatste lid. Wanneer de Raad weigert de ontheffing, in den omvang waarin die wordt geviaagd, te verleenen, wordt door hem op de aanvrage, bedoeld in art. 3, niet beschikt, dan nadat voor de te dempen slooten als nog is voldaan aan het voorschrift sub a van het derde lid van art. 3 gegeven. Art. 15, 4e en 5e lid. t)e hoogte der woonvertrekken mag, gemeten tus schen vloer en onderkant plafond of, bij het ontbre ken van plafond, tusschen vloer en onderkant zolder, niet minder bedragen dan 3 Meter. De zolderverdieping moet, indien en voor zoover zij voor slaapplaats dient, aan de dakzijde behoorlijk zijn beschoten en tenminste 2.50 M. hoogte te hebben. Art. II. In art. 3 wordt aan het slot van het 3e lid a, met vervanging van de kommapunt door een komma, toe gevoegd: „of, ten aanzien vanslooten, waarop de gemeente rechthebbende is, als bij de aanvrage een verzoek om deze te mogen dempen tot den Raad wordt gericht". Art. 34, le, 2e en 3e lid. De buitenmuren, scheidsmuren van aan elkaar grenzende gebouwen scheidsmuren tusschen onder scheidene woningen of balkdragende muren moeten een dikte hebben van ten minste één steen en in eensteens verband zijn opgetrokken. Zijn deze muren hooger dan 12 Meter, dan moeten zij tot de eerste verdieping een dikte van ten minste anderhalve steen hebben. Met muren van een of anderhalve steen dikte worden gelijkgesteld muren, die uit spouwmuren bestaan, mits de onderdeelen daarvan te zamen de gevorderde dikte hebben en ten genoegen van Bur gemeester en Wethouders onderling zijn verbonden. Binnenmuren en scheidsmuren op de zolderver dieping mogen een halven mopsteen zwaar zijn. Art. 35. Grondkeerende muren van meer dan 1 Meter hoogte moeten een dikte hebben van ten minste anderhalve steenvoor lagere grondkeerende muren kan met een dikte van één steen worden volstaan. Deze dikte kan voor waterdicht werk gedeeltelijk door beklam- ping worden verkregen. Burgemeester en Wethouders kunnen hiervan af wijkingen toestaan. In dat geval gelden de door hen te stellen nadere eischen. Art. III. Aan het laatste lid van art. 5 wordt toegevoegd „In dat geval wordt de aanvrage geweigerd voor zoover de gemeente rechthebbende op de slooten is en de Raad op het verzoek om deze te mogen dempen afwijzend beschikt". Art. IV. Art. 15 lid 4 wordt gelezen als volgt: De hoogte der woonvertrekken op den beganen grond mag, gemeten tusschen vloer en onderkant plafond, niet minder bedragen dan 2.85 M., of, bij het ontbreken van plafond, tusschen vloer en onderkant balklaag, niet minder dan 2.80 M. Behoudens het be paalde in het volgend lid mag, naar de vorengenoemde onderscheiding, de hoogte der vertrekken op eene verdieping niet minder bedragen dan 2.65 M. en 2.60 M. Art. V. Na het derde lid van art. 34 wordt een nieuw lid opgenomen luidende: „Bij buiten- en binnenmuren van gewapend beton wordt de dikte bepaald in ver band met de door Burgemeester en Wethouders in elk geval te stellen eischen. Art. VI. Na het eerste lid van art. 35 wordt een nieuw lid opgenomen, luidende: „Grondkeerende muren van gewapend beton moeten eene dikte hebben volgende uit de statische berekening doch ten minste van 8 cM. In plaats van „hiervan" wordt in het laatste lid gelezen „van het in het eerste lid bepaalde". 259

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Bijlagen) | 1917 | | pagina 129