121 Bijlage tot het verslag der handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden, 1917. hebbenden bevoegd ten behoeve van den aanbouw van huizen geld uit de gemeentekas ter leen te verstrekken onder hypothecair verband van die huizen met den eigendom of het erfpachtsrecht van den grond, waarop de huizen worden gebouwd. De aanvrage gaat vergezeld van een exploitatierekening der te bouwen huizen. Burgemeester en Wethouders kunnen eischen dat, alvorens aan de aanvrage wordt voldaan, te hunnen genoegen van elders geld op eerste hypotheek is verkregen. Artikel 2. De rente bedraagt l1/^ Artikel 3. De leening geschiedt tot een door Burgemeester en Wethouders te bepalen bedrag dat niet hooger is dan, met inbegrip der reeds onder hypothecair ver band op het te verbinden goed geschoten gelden, 90 van de volgens artikel 5 te bepalen waarde van het onderpand. Artikel 4. De leening geschiedt tot een door Burgemeester en Wethouders te bepalen duur, doch niet langer dan 20 jaar. De schuld is echter dadelijk opeischbaar a. bij niet betaling binnen 14 dagen na den ver schijndag der rente of der aflossing zoowel van de onderhavige als van onder eerder hypothecair verband van het goed aangegane schuld b. bij inbeslagneming van het goed door derden c. bij eigendomsovergang anders dan door erf opvolging d. bij faillissement van den schuldenaar e. zoo het goed niet naar genoegen van Burge meester en Wethouders tegen brandschade verzekerd of onderhouden wordt f. zoo de schuldenaar Nederlandmetterwoon verlaat. Artikel 5. De waardebepaling van het onderpand geschiedt bij overeenstemmende schatting van de meerderheid van drie door den Gemeenteraad aan te wijzen deskundigen. Komen elk der drie deskundigen tot verschillende schattingen, dan wordt als waarde bepaald het ge middelde cijfer der drie geschatte bedragen. De Raad benoemt tegelijkertijd een of meer plaats vervangers. De deskundigen nemen kennis van de goedgekeurde bouwplannen en leggen die aan hun schatting ten grondslag. In bijzondere gevallen ter beoordeeling van Burge meester en Wethouders wordt, in afwijking van het le lid, de waarde bepaald op de wijze en naar den maatstaf als zij zullen goedvinden. 120 Bijlage tot het verslag der handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden, 1917. Bijl. no. 5. Artikel 6. De jaarlijksche aflossing beloopt, inbegrepen de af lossing op onder eerder hypothecair verband geschoten gelden, een door Burgemeester en Wethouders te bepalen percentage van de in artikel 5 bedoelde waarde, doch niet minder dan 11/2 en niet meer dan 5 °/0. In bijzondere gevallen kan de Raad hiervan afwijking toestaan. Artikel 7. Burgemeester en Wethouders kunnen op verzoek van den schuldenaar toestemming verleenen dat de leening overgaat op den kooper van het onderpand, waarop de hypotheek rust. Haar duur is dan niet langer dan 5 jaar. Burgemeester en Wethouders kunnen dit tijdvak van jaar tot jaar verlengen. Artikel 8. De schuld, die bij excecutie of vrij willigen verkoop volgens artikel 1223 Burgerlijk Wetboek niet uit het verbonden goed kan worden verhaald, wordt geacht gekweten te zijn. Artikel 9. Jaarlijks wordt ten laste van de gemeentebegrooting, ter storting in een reservefonds gebracht, 5 °/0 der vol gens deze verordening geschoten gelden of het restant daarvan. Het reservefonds wordt door Burgemeester en Wet houders belegd. Artikel 10. Deze verordening treedt in werking met den dag volgende op dien, waarop zij in het gemeenteblad is geplaatst. Zij kan worden aangehaald onder den titel „Woning bouwverordening 1917". Leeuwarden, 19 de Raad voornoemd,

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Bijlagen) | 1917 | | pagina 61