Bijlage no. 6. Hij lage tot liet verslag der handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden, 1917. Bijl. no 6. ONTEIGENING van een gedeelte van den Sneeker Trekweg Aan den Gemeenteraad. !n het jaar 1913 zijn door de gemeente van twee verschillende eigenaren drie perceelen weiland tusschen den Sneeker trekweg en het .spoorweg emplacement aangekocht, te weten de nos. sectie G 3676 en 4775 in de kad. gemeente Leeuwarden en 825 sectie A gemeente Huizum, samen ruim 5Li, H.A. groot. Destijds is reeds in het licht gesteld hoe ge schikt deze perceelen aan spoor, vaarwater en na bij de Veemarkt gelegen waren voor de stichting van het openbaar slachthuis. In die richting is door de deskundigen, aan wie wij de uitwerking der abattoirplannen hebben opgedragen, dan ook gewerkt en de plannen zelve zijn reeds bij ons in studie. Toch ontbreekt nog een formeele aanwij zing dier perceelen voor dien bouw, waaromtrent wij U thans reeds een beslissing wenschen te vra gen. De reden waarom wij dat niet uitstellen tot dat de definitieve plannen voor het slachthuis bij U zijn ingekomen, is de navolgende. Gelijk U bekend zal zijn, is ten behoeve van den aanleg van een spoorweghaven, die ook een hoek van de bovengenoemde gemeente-eigendommen zal afsnijden, een vakje van den Sneeker trekweg ge rechtelijk onteigend. Terwijl door de gemeente Sneek, die eigenares van dien weg is, voor dat 110 Meter lange vakje 68.750,is gevraagd, om dat zij kapitaliseerde het bedrag dat zij eventueel bij stichting van nijverheidsondernemingen aldaar voor dat gedeelte aan recognities voor slootdem- ping, berijding, rails, steigers, kabels enz. enz. zou kunnen heffen op den voet als dat door haar ook van de reeds bestaande fabrieken is geschied, heeft de rechter haar slechts 250,— toegekend. Deze uit spraak is onlangs bij arrest van den Hoogen Raad bevestigd. Het gemeentebelang brengt daarom mede nu te trachten het westwaarts van de ontworpen haven liggende wegvak tot aan de westelijke grens der terreinen der gemeente in eigendom te ver krijgen, omdat wij, daargelaten of art. 5 der Be- lemmeringenwet wellicht niet zou kunnen helpen, bij de totstandkoming van het slachthuis gevrij waard blijven van dezelfde heffingen als de reeds gevestigde ondernemingen en die Sneek gemiddeld op circa 31,25 per strekkenden meter becijfert. Het valt niet moeilijk te berekenen waarop dit de gemeente zou kunnen komen te staan en in welke mate dit op de exploitatie van het slacht huis zou kunnen drukken, als men weet dat de lengte van haar eigendom langs den weg het dub bele is van de lengte van het pas onteigende vak. Komt daarentegen het gedeelte weg tot en met de perceelen der gemeente in haar bezit, dan heel't z\j de gelegenheid om, zonder met de eigenaren van den weg te maken te hebben, haar land langs een \oldoend broeden toegangsweg te bereiken. In dezen gedachtengang is onmiddellijk in aansluiting aan de westelijke onteigeningsgrens voor de haven een lengte van circa 320 M. noodig, waarvoor, naar den maatstaf van de voor het reeds onteigende stuk toegekende som, 700,a 800,zal ver schuldigd zijn. In de jaren 1912 en 1913 hebben wjj ons reeds tot het gemeentebestuur van Sneek gewend om overdracht van den weg en zijn toen de voorwaar den gevraagd, waarop het bestuur dier gemeente bereid was hiertoe mede te werken. Het antwoord luidde dat Burgemeester en Wethouders van Sneek niet bereid waren hunnen Raad ter zake eenig voorstel te doen. Het is blijkens de geschiedenis der juist plaats gevonden gerechtelijke onteigening niet onmogelijk dat thans een ander antwoord op een dergelijk verzoek zou worden ontvangen. Het schijnt dus aanbeveling te verdienen allereerst nog eens met Sneek over de overdracht van het ver langde stuk in gedachtenwisseling te treden, een handelwijze, die trouwens, zelfs nadat het alge meen nut bij de wet is uitgesproken, ook wettelijk nog voorgeschreven is. De vraag is in ons college nog opgeworpen of de gemeente Sneek, die aan de industrie, die zich hier aan den weg wil vestigen, zulke abnormaal hooge schattingen oplegt, de gemeente met betrek king tot het wegvak tusschen de nieuwe en de oude haven, dat voor het bereiken van het slachthuis toch ook noodig zal zijn, niet nog moeilijkheden in den weg zal kunnen leggen, zoodat onteigening van dat gedeelte ook nog gewenscht zou zijn. Wji meenen dat hiervan voorloopig, en in afwachting hoe de zaken zich in de toekomst ontwikkelen, moet worden afgezien, vooreerst omdat de kans dan niet is uitgesloten, dat een andere maatstaf voor de bepaling der schadevergoeding zou kunnen worden aangelegd, doch ook omdat de Staat, die dan op gelijke wijze dit optreden aan den lijve zou ondervinden, voor zijn haven en aanliggend terrein een dergelijke handelwijze nimmer zou kunnen ge- doogen. Ons voorstel strekt derhalve dat thans door U wordt besloten: 1°. de perceelen kad. bekend gemeente Leeu warden sectie G, nos. 3676 en 4775. en gemeente Huizum sectie A, no. 825, aan. te wijzen voor de stichting van een openbaar slachthuis; 2°. Burgemeester en Wethouders te machtigen bij de Regeering aan te vragen een Onteigenings wet voor het gedeelte van den Sneeker trekweg, 123

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Bijlagen) | 1917 | | pagina 62