Bijlage tot het verslag der handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden, 1917. Art. 7 (oud 8.) Hoogere bezoldiging van de vak onderwijzeressen in de handwerken en belooning voor het onverplicht bezit der akte voor de fraaie, hand werken. Art. 9 (oud 7.) Dit artikel is verplaatst omdat het o. m. handelt over de toekenning van toelagen en in de artt. 8 en 9 (nu 7 en 8) toelagen voor het bezit van bijakten worden toegekend. Verplicht gesteld is het hooren door de school commissie van den onderwijzer, waar zij adviseert tot het niet toekennen eener periodieke verhooging. Art. 10. Verhooging van de belooningen voor het herhalingsonderwijs en vollediger regeling van het gedeeltelijk uitkeeren dier belooningen. Art. litis is nieuw en bevat een regeling van de geheele of gedeeltelijke uitkeering der wedde bij verblijf onder de wapenen in gewone (artt. 77, 80 of 92 der Militiewet of artt. 11 of 29 der Land weer wet) en in buitengewone (artt. 81 of 101 der Militiewet, artt. litis, 11 ter of 38 der Landweerwet of artt. 6 of 12 der Landstormwet) gevallen. Bij de eerste wordt het volle loon gedurende een jaar uitgekeerd, daarna wordt de bezoldiging ingehouden in de andere gevallen treedt op de regeling van 80 voor kost winners en 40 voor niet-kostwinners, die ook thans volgens raadsbesluiten van 11 Augustus en 1 Septem ber 1914 en van 9 November 1915 geldt. Art. 12. Het tijdelijk personeel wordt f 100. hooger bezoldigd dan thans bij het gewoon lager onderwijs en in de M.U.L.O. klassen 50.hooger. Een gevolg van de wijzigingen in artikel 6 moet zijn dat billijkheidshalve opnieuw geregeld moeten worden de salarissen van hen die in het genot zijn van eener vaste jaarwedde als gymnastiekonderwijzer. In dat verband zal het raadsbesluit van 1 September 1914 (Handelingen blz. 172) een wijziging dienen te ondergaan. De heer A. J. IJpes ontvangt krachtens ONTWERP. BESTAANDE REDACTIE. Art. 1. De jaarwedden van de hoofden van scholen be dragen bij een diensttijd, doorgebracht zooals geregeld is bij het derde lid van art. 26 der wet tot regeling van het lager onderwijs I. aan de scholen der eerste, der tweede en der derde klasse dat besluit van zijn salaris ad 1350.1000.— ten laste van het lager onderwijsdit bedrag worde op 1150.bepaald. De bezoldiging van den heer W. F. Hijgenaar kan worden gebracht van ƒ1205.— op 1350.Ten aanzien van de salarieering van mej. M. Hartstra is een gewijzigde regeling nog in voorbereiding. Wij hebben de eer U voor te stellen te besluiten: A. tot wijziging der verordening tot regeling der jaarwedden en der verdere inkomsten van het onder wijzend personeel aan de scholen van openbaar lager onderwijs te Leeuwarden en daartoe te nemen het hierna in ontwerp volgend besluit; B. dat, wanneer van Rijkswege aan de onderwij zers bij het openbaar lager onderwijs een bijslag of andere toelage als gevolg van de heerschende tijds omstandigheden wordt verleend, de bezoldiging krach tens de onder .4 genoemde verordening niet verder wordt genoten dan tot het bedrag dat met dien bijslag of toelage gelijk is aan die bezoldiging, vermeerderd, zoo die wordt toegekend, met den duurtebijslag, die door de gemeente aan ambtenaren in haar dienst wordt toegekend; C. met wijziging in zooverre van het raadsbesluit van 1 September 1914 en in afwachting van de nadere voorstellen ten aanzien van mej. M. Hartstra, met ingang van 1 Januari 1918 het gedeelte der jaarwedde, dat door den gymnastiekonderwijzer A. J. IJpes wordt genoten voor het geven van lessen aan gemeentelijke inrichtingen van lager onderwijs, te verhoogen van 1000op 1150.en de bezoldiging van den gymnastiekonderwijzer W. F. Hijgenaar te bepalen op 1350. Leeuwarden, 21 Februari 1917. Burgemeester en Wethouders van Leeuwarden, J. PATIJN, Burgemeester. M. GOSLINGS, Secretaris. De Raad der gemeente Leeuwarden gelezen het voorstel van Burgemeester en Wet houders besluit A. de verordening tot regeling der jaarwedden en der verdere inkomsten van het onderwijzend personeel aan de scholen van openbaar lager onderwijs te Leeuwarden te wijzigen als volgt L Art. 1 wordt gelezen als volgt De jaarwedden van de hoofden van scholen bedragen bij een diensttijd, doorgebracht zooals geregeld is bij het derde lid van art. 26 der wet tot regeling van het lager onderwijs 128 Bijlage tot het verslag der handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden, 1917. Bijl. WO. S. van minder dan acht jaren 1450. van acht en meer, doch minder dan twaalf jaren1550. van twaalf en meer, doch minder dan zestien jaren1650. van zestien en meer jaren1750. Deze jaarwedden zijn twee honderd gulden hooger voor het hoofd van de school der eerste klasse 2 en honderdvijftig gulden voor het vrouwelijk hoofd van de school der eerste klasse 3. II. aan de scholen der vierde klasse van minder dan acht jaren 1950. van acht en meer, doch minder dan twaalf jaren 2050.- 2150.- 2250.— van twaalf en meer, doch minder dan zestien jaren van zestien en meer jaren Art. 3. De jaarwedden van de onderwijzers, die de hoofden van scholen bijstaan, bedragen bij een diensttijd, doorgebracht zooals geregeld is bij het derde lid van art. 26 der wet tot regeling van het lager onderwijs I. aan de scholen der eerste, der tweede, der derde en der vierde klasse (behoudens het, wat de scholen der vierde klasse betreft, onder II bepaalde) a. indien zij de hoofdacte niet bezitten 1. voor de mannelijke onderwijzers bij een diensttijd: van minder dan twee jaren 625.— van twee en meer, doch minder dan vier 675. van vier en meer, doch minder dan zes 725.- van zes en meer, doch minder dan acht 800. van acht en meer, doch minder dan twaalf 875. van twaalf en meer, doch minder dan zestien975. van zestien en meer jaren1100. 2. voor de onderwijzeressen bij een diensttijd van minder dan twee jaren 600. van twee en meer, doch minder dan vier 650. van vier en meer, doch minder dan zes 700. van zes en meer, doch minder dan acht 775. van acht en meer, doch minder dan twaalf 850. van twaalf en meer, doch minder dan zestien950. van zestien en meer jaren1075. b. indien zij de hoofdacte bezitten 1. voor de mannelijke onderwijzers bij een diensttijd van minder dan vier jaren775. van vier en meer, doch minder dan zes 850. voor zes en meer, doch minder dan acht 925. voor acht en meer, doch minder dan twaalf 1025. van twaalf en meer, doch minder dan zestien1150. voor zestien en meer jaren 1300. 2. voor de onderwijzeressen bij een diensttijd van minder dan vier jaren750. van vier en meer, doch minder dan zes 825. van zes en meer, doch minder dan acht 900. van minder dan acht jaren1425. van acht en meer, doch minder dan tien jaren1500. van tien en meer, doch minder dan twaalf jaren1600. van twaalf en meer, doch minder dan veertien jaren1700. van veertien en meer, doch minder dan zestien jaren1800. van zestien en meer jaren1900. Deze jaarwedden zijn twee honderd gulden hooger voor de hoofden van de scholen der eerste klasse en vijfhonderd gulden voor die van de scholen der vierde klasse. II. Art. 3 wordt gelezen als volgt: De jaarwedden van de onderwijzers, die de hoofden van scholen bijstaan, bedragen bij een diensttijd, door gebracht zooals geregeld is bij het derde lid van art. 26 der wet tot regeling van het lager onderwijs van minder dan twee jaren 700. van twee en meer, doch minder dan vier 775. van vier en meer, doch minder dan zes 850. van zes en meer, doch minder dan acht 925. van acht en meer, doch minder dan tien 1000. van tien en meer, doch minder dan twaalf 1100. van twaalf en meer, doch minder dan veertien1200. van veertien en meer, doch minder dan zestien1300. van zestien en meer jaren1400. De jaarwedden in het eerste lid genoemd worden voor hen, die de hoofdacte bezitten, verhoogd met 200.—. Voor de onderwijzers in het eerste lid bedoeld, die zijn aangesteld als klasseonderwijzers voor de hoogste drie leerjaren met opleiding voor het einddiploma aan een der scholen van de vierde klasse, bedraagt de jaarwedde 200.boven hetgeen zij krachtens het le en 2e lid van dit artikel genieten. 129

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Bijlagen) | 1917 | | pagina 65