Bijlage tot het verslag der handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden, 1917. In beide gevallen hoort deze, waar'het een onder wijzer van bijstand geldt, het hoofd der betrokken school. Behoudens het bepaalde bij het voorgaande lid gaat elke verhooging van jaarwedde, zoowel wegens volbrachten diensttijd als wegens het verkrijgen der hoofdacte, in met den eersten dag der maand, vol gende op die, waarin daarop aanspraak is verkregen. De toelagen, bedoeld in artikel 5 onder I 2 en II 2, gaan in met den dag, waarop de belanghebbende als eerste onderwijzer optreedt of met het geven van het onderwijs, waarvoor zij worden toegekend, aan vangt die bedoeld onder I 1 en II 1 van dat artikel met den eersten dag der maand, volgende op die, waarin daarop aanspraak is verkregen. Art. 10. De belooning voor den onderwijzer, belast met de leiding eener herhalingsschool, bedraagt 225. voor de andere onderwijzers 175.per cursus van ten hoogste honderd twee en negentig lesuren. De belooningen, in het vorige lid bedoeld, worden naar evenredigheid uitgekeerd, indien de onderwijzers niet voor het volle getal uren per week worden aangesteld. het een onderwijzer van bijstand geldt, het hoofd der betrokken school. Behoudens het bepaalde bij het voorgaande lid gaat elke verhooging van jaarwedde, zoowel wegens volbrachten diensttijd als wegens het verkrijgen der hoofdacte, in met den eersten dag der maand, vol gende op die, waarin daarop aanspraak is verkregen. De toelagen bedoeld in artikel 5 onder 1 2, II 2 en III, en in het laatste lid van artikel 8 gaan in met den dag, waarop de belanghebbende als eerste onderwijzer optreedt of met het geven van het onder wijs, waarvoor zij worden toegekend, aanvangtdie bedoeld onder I 1 en II 1 van artikel 5, in het laatste lid van artikel 6 en in het laatste lid van artikel 7 met den eersten dag der maand, volgende op die, waarin daarop aanspraak is verkregen. VIII. Art. 10 wordt gelezen als volgt De belooning voor den onderwijzer, belast met de leiding eener herhalingsschool, bedraagt 250. voor de andere onderwijzers 200.per cursus van ten hoogste honderd twee en negentig lesuren. De belooningen, in het vorige lid bedoeld, worden naar evenredigheid uitgekeerd, indien de onderwijzers niet voor het volle getal uren per week worden aangesteld of wel slechts gedurende een gedeelte van den cursus les geven. IX. Tusschen de artt. 11 en 12 wordt een nieuw art. lliis ingelascht, luidende als volgt Art. 11 fris. Aan onderwijzers, die ingevolge artikel 77, artikel 80, artikel 81, artikel 92 of artikel 101 der Militiewet, ingevolge artikel 11, artikel 11 bis, artikel 1 Iter, artikel 29 of artikel 38 der Landweerwet, of ingevolge artikel 6 of artikel 12 der Landstormwet in werkelijken dienst of onder de wapenen zijn, wordt verlof verleend. Gedurende dat verlof wordt hun uitgekeerd I. de volle jaarwedde bij verblijf in werkelijken dienst of onder de wapenen ingevolge artikel 77, artikel 80 of artikel 92 der Militiewet of'ingevolge artikel 11 of artikel 29 der Landweerwet voor den duur van dat verblijf, doch voor niet langer dan één jaar over den vorderen duur van het verlof wordt de jaarwedde ingehouden II. tachtig procent van hun jaarwedde zoo zij ge huwd, weduwnaar met kinderen zijn of een eigen huis houding hebben of kostwinner zijn voor het gezin, waartoe zij behooren of waarin zij zijn opgenomen, en veertig procent van hun jaarwedde in andere ge vallen, bij verblijf in werkelijken dienst of onder de wapenen ingevolge de in het eerste lid aangehaalde wets bepalingen, uitgezonderd die genoemd onder I hiervoor. 132 Bijlage tot het verslag der handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden, 1917. fiyl. 110. cS Art. 12. De belooning van hen, die krachtens artikel 33 der wet tot regeling van het lager onderwijs de betrekking van onderwijzer van bijstand tijdelijk waarnemen, wordt berekend I. aan de scholen der eerste, der tweede, der derde en der vierde klasse (behoudens het, wat de scholen der vierde klasse betreft, onder II bepaalde), naar 500.per jaar voor hen die minder, en 600. per jaar voor hen die meer dan twee jaren practisch bij het lager onderwijs zijn werkzaam geweest Zij, die langer dan twee jaren achtereen aan een of meer der scholen van de eerste, tweede, derde of vierde klasse (behoudens het, wat de scholen der vierde klasse betreft, onder II bepaalde) werkzaam zijn worden beloond overeenkomstig het bepaalde bij de artikelen 3, 4 en 5 II. aan de scholen der vierde klasse, voor zoover de onderwijzers zijn aangesteld als klasse-onderwijzer voor de hoogste drie leerjaren met opleiding voor het einddiploma, naar 950.per jaar voor hen, die minder en naar 1050.— per jaar voor hen, die meer dan vier jaren praktisch bij het onderwijs zijn werkzaam geweest Zij, die langer dan twee jaren achtereen aan een of meer der scholen van de vierde klasse in de hoogste drie leerjaren met opleiding voor het eind diploma werkzaam zijn, worden beloond overeenkomstig het bepaalde bij de artikelen 3, 4 en 5. Op de in dit artikel bedoelde onderwijzers, voor zoover zij langer dan twee jaren achtereen als zoo danig in dienst der gemeente zijn, is het bepaalde bij artikel 11 tijdens den duur van hun loopende aanstelling, doch in geen geval langer dan voor het loopende schooljaar van toepassing. X. In art. 12, eerste lid, sub I, wordt in plaats van n 500.—" gelezen 600.—" en in den daarop- volgenden regel in plaats van „ƒ600.„ƒ700.— In het eerste lid, sub II, wordt gelezen inplaats van 950.—", 1000.—", inplaats van „ƒ1050. 1100.inplaats van „vier jaren", „twee jaren". XI. OVERGANGS- EN SLOTBEPALING. Zij, wier gezamenlijke inkomsten krachtens vroegere regelingen het bedrag, dat hun volgens deze veror dening zou toekomen, overschrijden, of later mochten overschrijden, blijven hunne aanspraken behouden. Deze verordening treedt in werking den 1 Januari 1918. B. Burgemeester en Wethouders te machtigen van de verordening tot regeling der jaarwedden en der verdere inkomsten van het onderwijzend per soneel aan de scholen van openbaar lager onderwijs te Leeuwarden, zooals zij thans laatstelijk is gewijzigd, den doorloopenden tekst in het gemeenteblad te doen opnemen met verandering waar noodig van de verwijzingen. Leeuwarden, 19 De Raad voornoemd, 133

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Bijlagen) | 1917 | | pagina 67