Bijlage no. 9. Bijlage tot het verslag der handelingen van den gi AANLEG van een nieuwe algemeene begraafplaats (bijlagen nos. 37 van 1914, 17 en 25 van 1916). Litt. A. Voorstel van Burgemeester en Wethouders. Aan den Gemeenteraad. Nadat bij l"\v besluit van 28 Maart 1916 een be slissing gevallen was in zake de uitbreiding der begraafruimte in dien zin, dat deze gevonden zou worden door bijtrekking van de noordelijk van de Algemeene Begraafplaats en het Rengerspark ge legen pereeelen weiland, kwam den 12 December 1916 bij Uwe Vergadering in en werd vervolgens in onze handen om prae-advies gesteld een voorstel van twee Uwer medeleden, de heeren Koopmans en Fransen, waarbij in overweging gegeven wordt de uitvoering van het besluit van 28 Maart op te schorten en te onderzoeken of een door hen ont wikkeld schematisch plan voor uitvoering vatbaar zou zijn. Dit voorstel drukken wij onder letter B hieronder af. Het plan, waarop het betrekking heeft, betreft den aanleg eener nieuwe algemeene begraafplaats op landerijen aan het Schapedijkje of den Stienserweg, voor bet grootste gedeelte be hoorende tot de gemeentelijke zathe en landen „de Magere Weide". De commissie voor het uitbreidingsplan, wier ad vies wij onder letter C laten volgen, sluit zich ge heel bij dit denkbeeld aan, evenals de daarna ge raadpleegde commissie voor de openbare werken, die van dat advies kennis heeft genomen. Niettemin wil het ons dat is het college in zijn meerderheid voorkomen, dat aan het raads besluit van 28 Maart 1916 moet worden vastgehou den en wel op de volgende gronden, die ten deele reeds te vinden zijn in het voorstel van 25 Februari 1916 (bijlage no. 17), ten deele een bestrijding zijn van het advies der commissie voor het uitbreidings plan. Wij doen dan opmerken, hoezeer zij, wier ver wanten begraven zijn op de bestaande begraaf plaats, de voorkeur zullen geven aan een bijtrek king bij deze in plaats van een ver daarvan ver wijderd nieuw kerkhof. Dit is in laatste instantie wel geen bezwaar dat den doorslag mag geven, maar is evenmin geheel buiten rekening te laten als daarnaast nog andere bestaan, vooreerst dat van den grooteren afstand uit de stad langs een van Leeuwarden, 1917. Bijl. no. 9. smullen, althans niet voldoend breeden weg als de Stienserweg is. Dan ware de Marsumerweg eer der te kiezen, waaraan ook de R. K. begraafplaats gelegen is. Wat de motieven van de commissie voor het uit breidingsplan betreft, vooreerst bestaat omtrent het plan zelf nog niet de geringste zekerheid, zoo dat het niet aangaat daarop vooruit te loopen, v. aar het geldt een eenmaal na uitvoerige beraad slaging genomen raadsbesluit op grond daarvan ter zijde te stellen. Doch ook al neemt men aan, clat daarin niet passen zou de uitbreiding der begraaf plaats als bij dat raadsbesluit in beginsel is aange nomen, dan zij toch gewezen zoowel op het feit dat de Israëlitische begraafplaats naar alle waar schijnlijkheid toch nog in lange jaren niet zal wor den opgeheven, als hierop, dat juist een begraaf plaats den grond buiten de bebouwing houdt en, zij het na langen tijd, daarvoor altijd weder kan worden bestemd. De uitbreiding van het Ren gerspark behoeft de uitbreiding der bestaande be graafplaats niet in den weg te staan, immers zal, vindt men dit wenschelijk, te zijner tijd het oude kerkhof buiten gebruik kunnen worden gesteld en hij dat Park getrokken. En geschiedt dit niet, om dat men de oude graven voorzoover mogelijk later weder voor grafruimte zou willen benutten, dan is dit hierom geen nadeel, omdat dan te eer in een ander stadsdeel tot parkaanleg zou worden over gegaan. In het algemeen schijnt ons het advies der commissie te veel afwijzend tegenover het reeds ni beginsel vastgestelde begraafplaatsplan, zonder dat het een positieve aanduiding geeft hoe zich in die omgeving de stadsuitbreiding zal voltrekken. Het kan dit ook bezwaarlijk, zooals boven is be toogd, omdat het nog niet verder is gekomen dan tot besprekingen in den boezem der commissie, doch het lijkt ons juist de fout op grond daarvan thans reeds besluiten te nemen. Wat wij er uit kunnen opmaken is een toekomstige stadsaanleg bij de Oude Meer. Maar dit schijnt nog een zoo ver verwijderd toekomstbeeld, een zoo grootsch opgezette uitleg, dat de eischen der meer nabij liggende toekomst er door worden voorbij gezien en deze zijn het juist die volgens artikel 28 der Woningwet bij een uit breidingsplan in het oog moeten worden gehouden. Het is om al deze redenen, dat wij Uwe Verga dering het voorstel Koopmans-Fransen ten stellig ste meenen te moeten ontraden. Leeuwarden, 2 Maart 1917. Burgemeester en Wethouders van Leeuwarden. J. PATIJN, Burgemeester. M. GOSLINGS. Secretaris. 135

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Bijlagen) | 1917 | | pagina 68