Bijlage no. 17.
Bijlage tot het verslag der handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden 1917. Bijl. no17.
TRAMAANLEG naar Suameer (Bijlagen
nos. 12 van 1908, 28 van 1909,
7 en 24 van 1910, 11 en 32 van
1911, 23 van 1912, 31 van 1915
en 5 van 1916).
l.itt. A.
Voorstel van Burgemeester
en Wethouders.
Aan den Gemeenteraad.
Hetgeen het laatst inzake bovengenoemd onder
werp m Uwe Vergadering is voorgevallen is de
mededeelmg den 25 April 1916, dat de Nederland-
sche Tramweg Maatschappij, afziende van de lijn-
Dokkum, om de daargenoemde redenen, had beslo
ten zoo spoedig mogelijk over te gaan tot den aan
leg der lijn LeeuwardenQuatrebias volgens het
oorspronkelijk ontwerp, met een kleine wijziging
zooals nader was aangeduid.
Hierdoor waren dus de raadsbesluiten van 25
April en 14 November 1911 ongewijzigd herleefd
en verwacht werd, dat tot den aanleg direct zou
worden overgegaan, zoodra deze raadsbesluiten
door den Minister van Waterstaat zouden zijn goed
gekeurd. Het bleek, dat deze bereids door de Maat
schappij aan Z. Exc. waren voorgelegd, en dat in
eene overeenkomst tusschen den Staat der Neder
landen en de Nederlandsche Tramweg Maatschap
pij van 24 September 1913 bepaald was, dat het
renteloos voorschot van het Rijk ten behoeve van
de ljjn LeeuwardenSuameer eerst zou worden
uitbetaald, zoodra genoemde raadsbesluiten ten ge
noegen van den Minister zouden zijn gewijzigd.
Deze bepaling is gegrond op art. 2 der wet van 15
Juli 1912 Staatsblad No. 247, waarbij ten behoeve
van den aanleg en de exploitatie der lijn Suameer
Leeuwarden een rentelocs voorschot uit 's Rijks
schatkist wordt toegekend, indien de Minister van
Waterstaat de voorwaarden door andere belang
hebbenden aan hunne ondersteuning te verbinden,
zou hebben goedgekeurd.
Het was dus gewenscht de voorwaarden aan een
nader onderzoek te onderwerpen en in onderling
overleg tusschen de Nederlandsche Tramweg Maat
schappij en ons college werd besloten het verander
de ontwerp den Minister ter kennisneming aan
te bieden, alvorens aan U wijziging van bovenge
noemd besluit voor te stellen, opdat de definitieve
goedkeuring van den Minister zoo goed als verze
kerd zou zijn en daarmede tijdverlies zou zijn voor
komen.
Op grond van de evengenoemde bepaling der wet
van 15 Juli 1912, Staatsblad No. 247, is het gera
den voorloopig thans slechts de voorwaarden van
het renteloos voorschot te behandelen, waarna U
later een voorstel betreffende de concessie-voor
waarden zal worden aangeboden. Hierbij komen
dan in aanmerking de artt. 3, le lid, 4, le lid, 68,
1018, 20, 22, 23 laatste zin, 2426, die bij het
voorstel, dat wij U hieronder voorleggen, buiten
bespreking blijven.
Onder litt. B worden de aan het renteloos voor
schot te verbinden voorwaarden afgedrukt, terwijl
onder litt. C de thans volgens de raadsbesluiten
van 1911 bestaande bepalingen zijn opgenomen met
daarnaast de overeenkomende nieuwe voorschot
bepalingen en enkele toelichtende aanteekeningen.
Wij hebben de eer U voor te stellen in afwach
ting van de nadere voorstellen ten aanzien van de
voorwaarden, te verbinden aan de aan de Neder
landsche Tramweg Maatschappij voor den tramaan-
leg naar Suameer te verleenen vergunning om ge
bruik te maken van gemeente-eigendom met wij
ziging van de raadsbesluiten van 25 April en 14 No
vember 1911, vast te stellen de onder litt. B afge
drukte bepalingen, waaronder voor dien aanleg het
renteloos voorschot van ƒ58.000.— aan de Maat
schappij zal worden verstrekt,
Leeuwarden, ^0''* 1977.
8 Juni
Burgemeester en Wethouders van Leeuwarden,
J. PATIJN, Burgemeester.
M. GOSLINGS, Secretaris.
Litt. B.
VOORWAARDEN te verbinden aan het door
den Raad der gemeente Leeuwarden ten behoeve
van den aanleg en het in exploitatie brengen van
den spoorweg Leeuwarden-Suameer toegezegde
rentelooze voorschot, groot ƒ58.000.
le. De Maatschappij moet ten genoegen van
Burgemeester en Wethouders aantoonen, dat de
aanleg en de exploitatie van den spoorweg voldoen
de verzekerd is.
2e. De spoorweg zal loopen van het station van
den Staatsspoorweg te Leeuwarden langs den Sta-
165