11. een renteloos voorschot
wordt toegekend ten bedrage
van ƒ58.000.mits door de
Maatschappij ten genoegen van
Burgemeester en Wethouders
wordt aangetoond, dat de aan
leg en de exploitatie van den
tramweg voldoende verzekerd
is, en verder onder bepaling:
b. dat het voorschot wordt
uitgekeerd in zooveel gelijke
termijnen als nader door Bur
gemeester en Wethouders zal
worden bepaald;
d. dat het voorschot, voor
zoover het niet is afgelost, te
allen tijde opeischbaar wordt,
wanneer ter beoordeeling van
den gemeenteraad door de
Maatschappij of hare rechtver
krijgenden niet worden nage
leefd:
b. wanneer de exploitatie
van den spoorweg zonder toe
stemming van Burgemeester
en Wethouders vrijwillig aan
derden wordt overgedragen;
20.
Bijlage tot liet verslag der handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden, 1917.
ning van den gemeenteraad
van Leeuwarden de in deze
concessievoorwaarden bedoel
de rechten van de concessiona
ris op eenig ander persoon of
corporatie niet over. De ge
meente behoudt zich in geval
van overgang het recht voor
om oer kilometer binnen deze
gemeente eene jaarlijksche re
tributie te heffen van ƒ300.
behalve van dat gedeelte, het
welk op eigendom der conces
sionaris ligt.
Art. 24.
De concessionaris kiest do
micilie ten raadhuize der ge
meente Leeuwarden.
Art. 25.
Alle kosten en rechten, op
deze concessie vallende, ko
men voor rekening van de con
cessionaris.
Art. 26.
SLOTARTIKEL.
Ingeval van naasting van
den tramweg door den Staat
zal de Staat voor alles, wat om
trent deze concessie is bepaald,
zich stellen in de plaats van
de concessionaris.
a. dat ter zake het in ex
ploitatie brengen van de tram
lijn worden in acht genomen
de in artikel 2 van het besluit
sub I gestelde termijnen;
c. dat de restitutie van het
voorschot in hoofdzaak ge
schiede volgens de voorwaar
den, door het Rijk in dergelijke
gevallen gesteld, overeenkom
stig daarvoor door Burgemees
ter en Wethouders vast te stel
len regelen;
15b, zij het dan ook op eenigs-
zins andere wijze.
Het slot blijft thans buiten
behandeling.
Artt. 24-26 thans buiten be
handeling.
1.
De Maatschappij moet ten
genoegen van Burgemeester en
Wethouders aantoonen, dat de
aanleg en de exploitatie van
den spoorweg voldoende ver
zekerd is.
a. Zie voorwaarden 5 en
15a.
13.
Het renteloos voorschot
wordt door de gemeente uitge
keerd in zooveel gelijke termij
nen als nader door Burge
meester en Wethouders zal
worden bepaald, met dien ver
stande, dat de laatste termijn
zal zijn uitgekeerd binnen één
maand, nadat de spoorweg in
exploitatie is gebracht.
14.
De restitutie van het voor
schot zal geschieden volgens
regelen, voor de terugbetaling Gewijzigd overeenkomstig
van het te ontvangen Rijks- den wenseh des Ministers,
voorschot geldende.
182
Bijlage tot het verslag der handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden, 1917. Bijl. no. 17.
I. de bepalingen waaronder
de concessie is verleend;
II. de hierna volgende be
palingen:
1. Er zullen des Zondags
ten minste twee trammen in
iedere richting loopen.
De Maatschappij heeft het
recht boven en behalve de trei
nen der dienstregeling, volks-,
pleizier- of andere extra trei
nen, alsook goederen- en werk-
treinen te laten loopen.
2. De wijdte der sporen
moet die van normaalspoor
wezen, terwijl de constructie
der wagens en hunne koppe
ling, alsmede de inrichting en
aanleg der sporen, zoodanig
moeten zijn, dat op het station
van den Staatsspoorweg aan
gekomen goederenwagens di
rect, dus zonder overlading,
over den tramweg kunnen wor
den vervoerd en tevens dat be
laden wagens zonder veel op
onthoud langs den tramweg
kunnen doorrijden op de lijnen
der Staatsspoor.
3. Met de exploitatie van
den weg mag niet worden be
gonnen dan na schriftelijke
vergunning van Burgemeester
en Wethouders.
Die vergunning zal eerst dan
worden verleend, wanneer de
werken hunnerzijds goedge
keurd zyn.
4. Ingeval van naasting
van den tramweg door den
Staat, zal de Staat voor alles
wat omtrent het verleende ren-
telooze voorschot is bepaald,
zich stellen in de plaats van de
Maatschappij.
15.
Het voorschot, voor zoover
uitgekeerd en niet afgelost, is
te allen tijde opeischbaar in de
volgende gevallen:
a. wanneer de spoorweg
niet in exploitatie is gebracht
binnen den in de 5e voorwaar
de gestelden termijn;
c. wanneer de voorwaar
den, verbonden aan de toeken
ning van het renteloos voor
schot, door de Maatschappij
niet worden nageleefd.
II. 1. Vervalt als rakende
den inwendigen dienst (art. 3
wet 9 Juli I960 St.bl. no. 118).
3.
De spoorweg moet worden
aangelegd met de normale
spoorwijdte en zoodanig wor
den ingericht, dat de normale
goederenwagens der hoofd
spoorwegen daarover zonder
overlading kunnen worden
vervoerd.
Vervalt omdat de Minister
machtigt tot opening van den
dienst (art. 7 wet '75).
19.
Bij naasting van den spoor- De verplichting, die in de 4e
weg is de Staat der Xederlan- bepaling lag opgesloten, is na
den bevoegd zich ten aanzien overleg met de Maatschappij
van deze regeling te stellen in gewijzigd in eene bevoegdheid,
de plaats der Nederlandsche
Tramweg-Maatschappij.
Ook na aflossing van het ren- Deze voorwaarde is nieuw en
teloos voorschot blijven de aan daarom toegevoegd omdat het
de verstrekking daarvan ver- gewenscht is, dat sommige be
houden voorwaarden van palingen, verder strekkende
kracht voor zoolang en voor dan de duur van het renteloos
zoover de Minister van Wa- voorschot, na de aflossing
terstaat daartegen geen be- daarvan kunnen blijven be
zwaar heeft. staan.
182bis