Bijlage tot het verslag der handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden, 1919. de vrije hand had, geeft ook de teekening een regel matiger verloop te zien. Eene andere moeilijkheid, die zieli bij het ontwer pen van een uitbreidingsplan voordoet, is het bepa len van den graad van uitvoerigheid. De eerste maal dat de Leeuwardensche Baad eau uitbrei dingsplan vaststelde, is het op deze klip gestrand, en meerdere malen is de Kroon geroepen geweest over dit punt uitspraak te doen. Een plan, dat alleen een geraamte geeft van de groote verbindingswegen, beantwoordt niet aan het door de Woningwet be oogde doel. Zijn de niet-ontworpen stukken tusschen de hoofdstraten te groot, dan zou zich telkens op kleine schaal hef bezwaar van het ontbreken van een uitbreidingsplan herhalen; bebouwing zou kun nen plaats hebben in strijd met de eischen van goeden stedenbouw. Toch zal niemand eischen, dat alle straten en straatjes enz. op het plan worden aangegeven. Reeds tijdens de totstandkoming van het plan is gebleken, dat het onmogelijk is zijn eischen in alle bijzonderheden te handhaven tegen over de wenschen en belangen der aanleggers van stratenplannen. Nu kan het eenmaal vastgestelde plan wel worden gewijzigd, het moet iedere i<> jaren worden herzien, maar dit is tamelijk om slachtig. Beter is het in het plan de noodige speel ruimte te laten, gelijk in het U aangeboden plan in tamelijk ruime mate is geschied. De ontwerper heeft de gedeelten tusschen de aangegeven wegen vrij uitvoerig uitgewerkt, maar die uitwerking maakt geen deel uit van de teekening, die wij U ter vaststelling aanbieden. De uitwerking heeft ge diend om tot de juiste bepaling der hoofdlijnen te komen en zal bij de beoordeeling van latere straten plannen goede diensten kunnen bewijzen, doch daar ze geen deel van het uitbreidingsplan uitmaakt bindt zy den Raad bij de goedkeuring van straten plannen niet.Wij vleien ons ten opzichte van dit punt den gulden middenweg te hebben bewandeld. Ten opzichte van één beginseivraag heeft de ont werper zich naar de inzichten der Commissie moe ten schikken. Hij toch had gaarne eenige verbete ringen in de bebouwde kom in zijn plan opgeno men, ook ter verklaring van veel van wat hij voor de uitbreiding voorstelde. Die verbeteringen en het uitbreidingsplan vormen tot op zekere hoogte één geheel. De Commissie daarentegen was van oordeel, dat dit niet in een uitbreidingsplan behoort, welk woord doelt op hetgeen buiten de bebouwde kom ligt, en uit een oogpunt van beleid ongewenscht is. De eigenaars van te onteigenen panden zouden daarmee meer gebaat zijn dan de gemeente. Tot op zekere hoogte geldt dit bezwaar ook tegen het uit breidingsplan, doch in veel sterkere mate voor plan nen in de binnenstad, waardoor de nuttige bepaling van art. 92 Onteigeningswet (omtrent de waarde bepaling van onteigende peroeelen) haar beteeke- nis zou verliezen. Al is aan de verbetering van en kele verkeerswegen in de binnenstad gedacht, daarmede rekening gehouden, zoo is toch, op en kele uitzonderingen na, de bestaande bebouwing op het plan onaangeroerd gelaten. x) Zijn hiermede de algemeene beginselen genoemd ten aanzien waarvan de Commissie haar stand punt heeft bepaald, thans dient aangegeven, hoe de opzet van het plan met het oog op Leeuwarder behoeften is gedacht. Om die behoeften te kennen heeft de Commissie geen uitvoerige statistische onderzoekingen inge steld. Wel is een kaartje samengesteld, waarop eenige gegevens voorkomen (toeneming der bebou wing, naar verschillende huurwaarden, van 1896 1917; verkeer op de bruggen; gemiddelde duur der windrichtingen), en dat hierbij wordt overgelegd, doch voor wie Leeuwarden kennen, zooals de leden der Commissie het voorrecht hebben te doen, ver schaffen deze gegevens geen nieuwe gezichtspun ten, (behoudens misschien het verrassende feit, dat de in Leeuwarden meest voorkomende wind de zuidewind is). De richtingen, waarin de uitbrei ding zich beweegt en de aard der bebouwing in de verschillende richtingen, zijn de Commissie wel be kend. Maar bij dit onderwerp komt het er op aan de toekomst van de gemeente van nog wat alge- meener standpunt te bezien. Men dient zich reken schap te geven van den aard harer ontwikkeling; wat in verband hiermede in de toekomst het ka rakter der bevolking zal zijn; aan welke soort ter reinen en gebouwen de meeste behoefte zal zijn; hoe en waar het verkeer zal groeien.; welke pro vinciale verbindingen voor de gemeente van be lang zyn; aan welke openbare inrichtingen be hoefte bestaat; kortom, men moet trachten zich, voorzoover dit mogelyk is, een beeld te vormen van liet Leeuwarden der naaste toekomst, waarbij het begrip „naaste toekomst" niet te eng is te ne men. Dat de werkelijkheid van het thans gevormde beeld zal afwijken, werd reeds opgemeikt, maar ontheft niet van de verplichting zich die voorstel ling te maken. En dan vreezen wij geen tegen spraak, wanneer wij beweren, dat in Leeuwarden een tamelijk snelle toeneming der nijverheid is te verwachten, met al de gevolgen van dien; dat het als woonstad vooral aantrekking zal blijven oefe nen op een klasse van bevolking, die geen groote huizen kan betalen of die niet begeerten dat de ont wikkeling der laatste jaren ten opzichte van de toekomst van Leeuwarden, in het algemeen hoop vol stemt. Dit vertrouwen in Leeuwarden's toekomst he Ten aanzien van dit punt leggen wij hierbij over een verslag van een Haagsche gemeenteraadszitting, waarin dit lichaam het zelfde standpunt innam als onze Commissie. Bijlage tot het verslag der handelingen van den gemee .teraad van Leeuwarden, 1919. paalt ook het standpunt der Commissie ten op zichte van een viaagpunt, waarvan de oplossing aan het uitbreidingsplan is vastgekoppeld, t. w. de naasting van Huizum. Wij staan ten deze geheel op het standpunt, ingenomen in 's Raads schrij ven aan Gedeputeerde Staten van 27 Juni 1916 (bijl. no. 30) en wij meenen, dat één blik op het plan voldoende is om wie daaraan twijfelen mocht, te overtuigen van de noodzakelijkheid van grenswijziging. Bij de ras voortschrijdende bebou wing tusschen den spoorweg naar Groningeu en de Potmarge is een doortrekking van de hoofd aderen van verkeer over de tweede Kanaalbrug en de te bouwen trambrug over het Kanaal, binnen betrekkelijk korten tijd te verwachten. Aansluiting van die bebouwing aan die aan weerszijden van de Huizumerlaan zal, naar alle waarschijnlijkheid, het thans levend geslacht aanschouwen. Zoodra de nijverheidsterreinen aan de Tijnje in exploitatie komen, waartoe aanstonds kan worden overge gaan, is verbinding over de Potmarge daar ter plaatse gewenscht. Alle groote verbindingen, die van het oosten en noorden der gemeente komen, vragen om doortrekking door Huizum, omdat de bebouwde kom van deze plaats thans reeds vervloeit met of dicht nadert aan die van Leeuwarden. Onze Commissie vertrouwt dan ook, dat het uitbreidings plan zal leiden tot het spoedig nemen van die maat regelen, welke binnen niet te langen tijd de verleg ging van de zuidelijke grens van Leeuwarden naar de zuidelijke grens van Huizum, liever nog iets ver der, en een afronding van de grens van Leeuwarden in het noorden, mogelijk maken. De wet verbiedt niet, dat het uitbreidingsplan eener gemeente zich over het gebied eener nabu rige gemeente uitstrekt, en in het onderhavige gen val was het onmogelijk Huizum er buiten te laten. Intusschen heeft het plan ten aanzien van de na burige gemeente niet meer dan een theoretische waarde. Het gemeentebestuur van Leeuwarderadeel zal er zich niet veel aan gelegen laten liggen, en de mogelijkheid, dat wijzigingen daar ter plaatse wijziging van het plan wenschelijk zou maken, is geenszins buitengesloten. Daarom is dit gedeelte van het plan thans nog niet nauwkeurig uitgewerkt en zal zulks moeten geschieden zoodra de grenzen gewijzigd zijn. Een belangrijke plaats in ieder uitbreidingsplan bekleeden de groote verkeerswegen. Hier is het de plaats te spreken van het groote kanaal, dat in een boog van 1.6 tot 1.75 K.M., is ontworpen, van de Tijnje naar de Harlingervaart. De Commissie stelt zich niet voor, dat dit kanaal in de eerste 25 jaren zal worden gegraven. Wel laat zich denken, dat, ter verkrijging van meerdere ka deruimte, of om gronden voor nijverheidsinrichtin gen geschikt te maken, gedeelten eerder zouden tot stand komen, hetzy aan het west- of oost uiteinde. Het geheele kanaal komt de Commissie een be hoefte voor, wanneer Leeuwarden den omvang zal bereiken, dien het uitbreidingsplan voorziet. Dan zal in de eerste plaats de belemmering, die het scheepvaartverkeer nu reeds aan het landverkeer berokkent, niet langer worden geduld. Het door gaande verkeer zal dan althans in zijn geheel, het overige voor een goed gedeelte, buiten de stad moeten worden geleid. Ook in het belang van het scheepvaartverkeer zelf. Over de vaart in de stad, in het bijzonder bij de Wirdumerpoortsbrug en oos telijk daarvan, klaagt de schipperij veelvuldig. Het kon wel eens blyken, dat de kosten, aan een verbe tering dier vaart verbonden, zoo aanzienlijk wa ren, dat de weuschelijkheid van een kanaal om de stad dichter bij kwam dan thans door velen wordt vermoed. Die mogelijkheid wordt veel grooter, wanneer de plannen tot verruiming van het kanaal Gronin genLemmer tot uitvoering zouden komen. Met dat kanaal zal Leeuwarden moeten, en zonder aanzien lijke kosten kunnen in verbinding komen, zóó dat de groote schepen, waarvoor dit kanaal bestemd zou zijn, ook hier kunnen komen. Dergelijke schepen zal men nooit door de stad kunnen laten varen, vooral niet wanneer, zooals te verwachten is, ook Harlingen een verbinding met dat kanaal zal zoe ken. Komt GroningenLemmer tot stand, dan rij zen de kansen van liet op ons uitbreidingsplan ontworpen kanaal aanzienlijk. Met het oog op een en ander is het kanaal ruim ontworpen, met een breedte van 40 M. en 20 M. kaderuimte aan weerszijden, terwijl de boog zóó groot is genomen, dat de schepen van groote lengte zonder bezwaar door de bochten kunnen varen. Een minder ver strekkend voorstel is de door trekking van het kanaal bij de Willemskade recht door de Wilhelmina-baan en demping van de Har- linigervaart langs de Sneekerkade. Voor dit denkbeeld, dat reeds in den Raad is ter sprake gebracht, pleiten o. i. in de eerste plaats overwegingen van verkeer. De Harlingervaart is voor de tegenwoordige afmetingen der schepen en gelet op de groote fabrieken, die daar verrijzen, ta melijk smal. Wanneer aan beide zijden groote sche pen liggen, is de doorvaart niet ruim. Is straks de spoorweghaven aan de zuidzijde gegraven, dan zal dit bezwaar ernstiger worden. Ook is de dubbele bocht bij de Sneekerkade voor de scheepvaart niet gunstig. Voor het verkeer met Harlingen zou de verlegging van de vaart een belangrijke verbe tering zijn. Langs het nieuwe kanaal zouden breede kaden kunnen komen, plaats biedende voor fabrieken en ruime pakhuizen. Een aanzienlijke lengte aan ka deruimte, waaraan steeds behoefte is, zou worden gewonnen, doordat de bestaande Harlingervaart als haven zou blijven behouden. De demping van de vaart langs de Sneeker kade levert een zeer gunstig gelegen terrein op, dat zou kunnen dienen voor uitbreiding der veemarkt. En eindelijk zou de demping mogelijk maken een

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Bijlagen) | 1919 | | pagina 123