Bijlage tot het verslag der handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden, 1919. daar moeilijk voldoende ruimte voor was te vinden en het in die omgeving ook meer hinder zou ver oorzaken. Aan de bestaande ijsbaan is een verlenging van 100 M. gedacht. Nu de Commissie, zooals hierboven werd opge merkt, een verplaatsing van het station als iets onbereikbaars beschouwde, deed zich de moeilijk heid der spoorweg-overgangen gevoelen. Bij een bespreking met leden van de Directie der Staats spoor bleek, dat tegen de verschuiving in ooste lijke richting van den spoorwegovergang bij den weg Achter de Hoven wel geen bezwaar zou bestaan. De wenschelijkheid, om niet te zeggen noodzake lijkheid, van een spoorwegovergang Verstolkstraat Emmaplein, werd bij die bespreking beaamd, maar of deze verkregen zal kunnen worden met be houd van den eersten spoorweg-overgang, durft de Commissie niet te verzekeren. Toch zou ook de eer ste spoorweg-overgang, ter bereiking van het kwar tier, gelegen tusschen den spoorweg, de Potmarge en de Verstolkstraat, en wat ten zuiden daarvan ligt, zeer wenschelijk zijn, ook al wordt de Spoor straat doorgetrokken. Wordt Huizum bij Leeuwarden getrokken, dan zal de aanleg van een tunnel bij den spoorweg-over gang naar den Overjjselschen straatweg overweging verdienen. Minder onbereikbaar dan een verlegging van den spoor-, komt 'die van den tramweg voor. Wordt de Harlingervaart achter de Veemarkt ge dempt, dan is een doortrekking van de tram, waar door deze niet meer over de Willemskade zou loo- pen, betrekkelijk gemakkelijk uit te voeren. Hier mee zou, naar het oordeel der Commissie, de groot ste misstand ten aanzien van den trainaanleg in onze gemeente zijn opgeheven. De lijn zou dan ver der loopen over de te bouwen brug over liet doorge trokken kanaal van de Willemskade, zooals op het plan aangegeven. Op den duur zou dan niet de te genwoordige richting moeten blijven gevolgd, doch vóór den Westervijver in westelijke richting moeten worden omgebogen en over den bree- den ontworpen weg de Marssumer straatweg zijn te bereiken. Zoodoende zou een andere mis stand, de bocht bij het begin van den Marssumer weg, worden opgeheven. Dit zal echter gepaard moe ten gaan met een verplaatsing van het tramstation. Verschillende pogingen, schriftelijk en monde ling bij de Directie gedaan, om de tram buiten de stad te brengen, liefst door van het station naar de halte Leeuwarden aan den Marssumer wTeg de tram te doen rijden over de spoorbaan, brachten geen op lossing. Wanneer echter, wat minder onbereikbaar schijnt, het tram-goederen-vervoer over de spoor baan kon worden geleid, en voor het personen vervoer een tram met electrische beweegkracht van genoemde halte langs de aangegeven richting naar het station liep, ware een goede toestand verkregen. Met deze mogelijkheid is bij het be palen van de breedte van dezen hartader rekening gehouden. Een plaatselijk tramnet is op het plan niet aan gegeven, ook al om het boven aangevoerde be zwaar met betrekking tot veranderingen in de be staande stad. Echter is met den aanleg daarvan rekening gehouden bij de bepaling van de breedte der straten. Op verschillende uitbreidingsplannen vindt men aangegeven de plaatsen, bestemd voor te stichten openbare gebouwen. De ontwerper van dit plan heeft zulks, naar onze Commissie meent terecht, achterwege gelaten. Uitgezonderd het slachthuis zijn er op dit oogenblik geen openbare gebouwen te noemen, welker stichting in die mate vaststaat, dat daarvoor thans eene plaats ware vast te stel len. Geschikte punten voor zoodanige gebouwen zijn er op het plan genoeg te vinden. De toekom stige behoefte wijze aan, welke, openbare gebou- wTen zullen verrijzen, en waar. Ten slotte een woord over een onderwerp, ge noemd in de toelichting tot liet voorstel, waaraan onze Commissie haar ontstaan dankt, maar waar omtrent de Commissie toch geen bepaalde opdracht heeft aanvaard', t. w. de bouwverordening. Het uitbreidingsplan is één middel 0111 een regelma tige stadsuitbreiding te bevorderen, de bouwveror dening is een tweede, niet minder krachtig middel. Er is verband tusschen beide, met name wat betreft de voorschriften omtrent den aanleg van straten en de plaatsing van gebouwen ten. opzichte van den openbaren weg en van elkander. De Leeuwarder bouwverordening dagteekent van 1905, dus van en kele jaren na het in werking treden van de Wo ningwet. Sedert is met de toepassing van deze wet veel ervaring opgedaan en zijn ook ten opzichte van stedenbouw nieuwe denkbeelden opgekomen en als juist erkend. Er zijn in den loop der jaren vele gedeeltelijke wijzigingen in de bouwverorde ning aangebracht, doch een algeheele herziening heeft niet plaats gehad. Onze Commissie is van oor deel, dat hiervoor nu, bij de vaststelling van het uit breidingsplan, het oogenblik gekomen is. Er zijn verschillende bepalingen in de verordening, waar over de opvattingen thans anders zijn dan 13 jaar geleden. Ook ontbreken bepalingen, die in. de nieuwste bouwverordeningen van andere gemeen ten worden aangetroffen. Zoo is geen gebruik ge maakt van. de belangrijke bevoegdheid, die art. 2 der Woningwet schenkt, om verschil te maken naar gelang van de ligging der woningen. De Woning wet laat m. a. w. toe voor het eene stadskwartier andere eischen te stellen dan voor het andere, een onderscheiding, die de bestaande bouwverordening niet maakt, en waarvoor meer reden bestaat naar mate de stad grooter wordt. Bijlage tot het verslag der handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden, 1919. Onze Commissie veroorlooft zich daarom op een algemeene herziening der bouwverordening Uwe aandacht te vestigen. De wenschelijkheid van een verordening inge volge art. 4, 2° der Hinderwet (wering van hin derlijke inrichtingen uit bepaalde stadsgedeelten) ware bij die gelegenheid mede onder het oog te zien. Er zijn nog vele onderdeelen van het plan, die aanleiding tot bespreking hebben gegeven en waar over een en ander ware mede te deelen. De Com missie meent echter met deze korte toelichting te kunnen volstaan, in het vertrouwen dat overigens het plan voor zichzelf spreekt, en is desgewenseht tot nadere toelichting bereid. Leeuwarden, September 1918. De Commissie voornoemd, J. PATIJN, Voorzitter. R. BUISMAN. L. N. HOLSBOER. Th. VAN WELDEREN RENGERS H. THORN PRIKKER. Aan heeren Burgemeester en Wethouders van Leeuwarden.

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Bijlagen) | 1919 | | pagina 125