Bijlage tot het verslag der handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden, 1919.
voor de leerares sub e 850.
voor de leerares sub f 100.— voor ieder gedu
rende den geheelen cursus feitelijk gegeven lesuur
per week voor gedeelten van den cursus naar gelang
van den duur daarvan.
Tijdelijke diensten kunnen voor de berekening der
dienstjaren in aanmerking worden gebracht.
Bij benoeming van docenten, bedoeld sub b van
art. 1, wordt, wanneer zij gelijktijdig aan eene andere
inrichting van onderwijs werkzaam zijn, de wedde op
f 100.per wekelijksch lesuur bepaald, met dien
verstande dat de wedde niet hooger wordt dan zij bij
toepassing van het eerste lid van dit artikel zou zijn.
Bij tijdelijke aanstelling van docenten, bedoeld sub
b van artikel 1, wordt indien het getal wekelijksche
lesuren minder dan 16 bedraagt, de jaarwedde bepaald
op f 100.per wekelijksch lesuur.
Art. 4, laatste lid.
De verhoogingen gaan in met den eersten dag der
maand, volgende op die, waarin daarop aanspraak is
vorkregen.
Art. 5.
De leerares, die door Burgemeester en Wethouders
is aangewezen om de directrice bij ontstentenis, afwe
zigheid of verhindering te vervangen, geniet voor
die vervanging gedurende den tijd der aanwijzing een
belooning berekend naar f 100.'s jaars.
Art. 6.
De docenten, bedoeld onder b en c van art. 1 en in
het laatste lid van art. 2, kunnen met een maximum
van 24 lesuren in de week, de leerares, bedoeld
onder d van art. 1, kan met een maximum van 18
lesuren in de week worden belast, zonder op eene
verhooging van jaarwedde aanspraak te kunnen
maken, desnoods ook in andere vakken dan die,
waarvoor zij zijn benoemd.
Voor ieder wekelijksch lesuur boven het in het
vorig lid genoemde aantal en in andere gevallen
dan bij art. 9 voorzien, wordt een belooning uitge
keerd, welke berekend wordt naar 100.'s-jaars
voor de leerares onder d f 1000.-, welke jaarwedde
kan worden verhoogd, indien zij 2, 4, 6 en 8 jaren!
is werkzaam geweest, telkens met 125.
voor de leerares onder e f 100.voor ieder ge
durende den geheelen cursus feitelijk gegeven lesuur
per week, voor gedeelten van den cursus naar gelang
van den duur daarvan, welke wedde kan worden
verhoogd, indien zij 2, 4, 6 en 8 jaren is werkzaait
geweest, telkens met 10.
voor de leerares onder ff 130.voor ieder gedu
rende den geheelen cursus feitelijk gegeven lesuur
per week, voor gedeelten van den cursus naar gelang
van den duur daarvan, welke wedde kan worden ver
hoogd, indien zij 2, 4, 6 en 8 jaren is werkzaam ge
weest, telkens met 10.
Tijdelijke diensten kunnen voor de berekening de:
dienstjaren in aanmerking worden gebracht.
Bij benoeming van docenten, bedoeld onder b van
artikel 1, wordt, wanneer zij gelijktijdig aan een
andere inrichting van onderwijs werkzaam zijn, de
wedde op f 130.per wekelijksch lesuur bepaald!
welke wedde kan worden verhoogd, indien zij 2, 4.1
6 en 8 jaren zijn werkzaam geweest, telkens met 10.—,
mot dien verstande, dat de wedde niet hooger wordt,
dan zij bij toepassing van het eerste lid van dit artikel
zou zijn.
Bij tijdelijke aanstelling van docenten, bedoeld onder
b van artikel 1, wordt de bezoldiging geregeld overeen-
komstig het bepaalde in dit artikel.
II.
Het laatste lid van artikel 4 wordt gelezen
De verhoogingen gaan in met den eersten dag
der maand, volgende op die, waarin een tweejarige
diensttijd is volbracht, tenzij de diensttijd op den
eersten dag der maand volbracht zij; in dat geval
gaan zij op dien datum in.
III.
Artikel 5 wordt gelezen
De leerares, die door Burgemeester en Wethouders
is aangewezen om de directrice bij ontstentenis, afwe
zigheid of verhindering te vervangen, geniet, als
zoodanig, een belooning van 120.'s jaars boven
hare bezoldiging.
IV.
Art. 6 wordt gelezen
De docenten, bedoeld onder b van art. 1 en in
het laatste lid van art. 2, kunnen met een maximum
van 24 lesuren in de week, die, bedoeld onder c en
d van art. 1, met een maximum van 18 lesuren in
de week worden belast, zonder op eene verhooging
van jaarwedde aanspraak te kunnen maken, desnoods
ook in andere vakken dan die, waarvoor zij zijn
benoemd.
Voor ieder wekelijksch lesuur boven het in het
vorige lid genoemde aantal en in andere gevallen
dan bij artikel 9 voorzien, wordt een belooning uit-
254
Bijlage tot het verslag der handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden, 1919. Bijl. no. 21.
voor de in art. 1 onder b en in het laatste lid van
art. 2 bedoelde docenten, naar 75.'s-jaars voor
de in art. 1 onder c en naar 50.'s-jaars voor de
in art. 1 onder d bedoelde docent.
Art. 9.
Ingeval van ontstentenis of afwezigheid wegens
ziekte van de directrice of van een docent langer
dan één maand kan, naar omstandigheden en voor
behoudens het bepaalde in art. 4, den docent die de
plaatsvervangende directrice of den afwezigen docent
vervangt, eene belooning, berekend naar ten hoogste
100.per wekelijksch lesuur per jaar boven zijne
gewone bezoldigingen worden toegekend.
gekeerd naar 130.'s jaars, welk bedrag bij 2, 4,
6 en 8 jaren dienst kan verhoogd worden, telkens
met 10.voor de in artikel 1 onder b en de in
het laatste lid van artikel 2 bedoelde docenten
voor de in artikel 1 onder c en onder d bedoelde
docenten wordt deze belooning berekend naar/100.
's jaars, welk bedrag bij 2, 4, 6 en 8 jaren dienst kan
verhoogd worden, telkens met 10.
Het minimum aantal lesuren per week wordt voor
de in artikel 1 onder b bedoelde docenten bepaald op
17, voor die, bedoeld bij artikel 1 onder c op 14
en voor die onder d op 10 lesuren.
Met afwijking van het bepaalde in artikel 2 worden
de in artikel 1 onder b bedoelde docenten met minder
dan 17 lesuren per week bezoldigd naar f 130.per
wekelijksch lesuur, welk bedrag na 2, 4, 6 en 8 jaren
dienst kan verhoogd worden telkens met 10.
de in artikel 1 onder c bedoelde docenten met
minder dan 14 en die onder d met minder dan 10
lesuren per week worden bezoldigd naar 100.
's jaars, welk bedrag na 2, 4, 6 en 8 jaren dienst
kan verhoogd worden telkens met 10.
met dien verstande, dat de wedde, hier bedoeld,
zoowel voor de docenten onder b, als onder c en onder
d van artikel 1 niet hooger wordt, dan zij bij toe
passing van artikel 2, eerste lid, zou zijn.
Y.
In artikel 9 wordt in plaats van „art. 4" gelezen
„art. 6" en wordt het getal „100" vervangen door
-130".
VI.
Na artikel 13 wordt een nieuwe slotbepaling, artikel
14, toegevoegd, luidende
De dienstjaren, welke de directrice en de docenten,
die bij het inwerking treden van deze verordening
aan de school verbonden zijn, op dat tijdstip in de
dan bekleed wordende betrekking in dienst der ge
meente aan die school doorgebracht, worden mede-
geteld bij de berekening van de volgens deze veror
dening te bepalen jaarwedde en van de later volgens
haar toe te kennen periodieke verhoogingen. In aan
merking kunnen worden genomen de dienstjaren,
bedoeld in artikel 3.
VII.
Deze verordening wordt geacht den 1 September
1918 in werking te zijn getreden, doch geldt alleen
voor de docenten, welke op het oogenblik van het
vaststellen dezer verordening nog aan de school van
Middelbaar Onderwijs voor Meisjes verbonden zijn.
Leeuwarden,
19
De Raad voornoemd,
255