Bijlage tot het verslag der handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden, 1919.
van geestvermogens ongeschikt zijn, om het onder
wijs aan een gewone school voor lager onderwijs te
volgen (zwakzinnigen).
Burgemeester en Wethouders zijn bevoegd om, voor
zoover de omstandigheden dit gedoogen en behoudens
de bepalingen van eene met het betrokken gemeente
bestuur aangegane gemeenschappelijke regeling, ook
tot de school toe te laten kinderen als bedoeld in het
lste lid, die buiten de gemeente woonachtig zijn.
Art. 2.
Tot de school worden toegelaten kinderen, die den
leeftijd van zes jaren hebben bereikt en niet ouder
zijn dan 15 jaar en die door zwakte van geestver
mogens ongeschikt zijn, om het onderwijs aan eene
gewone lagere school te volgen, maar waarvan ver
wacht mag worden, dat het onderwijs aan deze school
voor hen vruchtdragend zal wezen, niet behept met
zoodanige gebreken, dat zij een schadelijken invloed
op andere kinderen zouden uitoefenen, noch lijdende
aan ziekten, waardoor zij den gang van het onderwijs
zouden storen of gevaarlijk zouden zijn voor andere
kindei en.
Kinderen, die vóór 1 Augustus den leeftijd van zes
jaren hebben bereikt, kunnen door Burgemeester en
Wethouders, de commissie van toezicht op het lager
onderwijs gehoord, met afwijking van het daaromtrent
bepaalde in het eerste lid, tot de school worden toe
gelaten.
Ook kinderen, ouder dan 15 jaren, kunnen worden
toegelaten, doch niet dan na verkregen machtiging
van den districtsschoolopziener.
De kinderen, die voor plaatsing op de school zijn
aangegeven, hetwelk moet geschieden op de wijze als
nader door Burgemeester en Wethouders zal worden
bepaald, worden onderworpen aan een onderzoek, in
te stellen door het hoofd der school, daarin bijgestaan
door den schoolarts. Na dit onderzoek wordt door
Burgemeester en W ethouders, behoudens goedkeuring
van den districts-schoolopziener, beslist of de kinderen
al dan niet worden toegelaten.
Reeds toegelaten leerlingen kunnen wanneer blijkt
dat zij niet in staat zijn het onderwijs te volgen,
herhaaldelijk de orde verstoren, of voor andere leer
lingen hinderlijk of gevaarlijk zijn op voorstel van
het hoofd door Burgemeester en Wethouders, den
schoolarts gehoord, behoudens goedkeuring van den
districts-schoolopziener, van de school worden ver
wijderd.
Art. 3.
Het voortdurende medisch toezicht op de leerlingen
der school wordt uitgeoefend door den schoolarts.
Hij verleent aan het hoofd der school den bijstand,
bedoeld in het 4e en 5e lid van het vorig artikel en
voorts zoo dikwijls hij daartoe van dat hoofd een
verzoek ontvangt.
296
Bijlage tot het verslag der handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden, 1919. Bijl. no. 28.
Art. 4.
Het onderwijs omvathet lezen, het schrijven, het
rekenen, de beginselen der Nederlandsche taal, het
zingen, de eerste oefeningen van het handteekenen,
de vrije- en orde oefeningen der gymnastiek, slöjd
(handenarbeid) en de nuttige handwerken voor meisjes.
Aan die vakken kunnen worden toegevoegdde
beginselen der vaderlandsche geschiedenis, die der
aardrijkskunde en die van de kennis der natuur.
Art. 5.
Het onderwijs wordt gegeven volgens een leerplan,
dat door het hoofd der school wordt opgemaakt en
door Burgemeester en Wethouders, behoudens goed
keuring van den districts-schoolopziener, wordt vast
gesteld.
Het leerplan zal o.m. bevatten eene regeling van
de schooltijden en de vacantiën, eene opgaaf van de
bij het onderwijs te gebruiken boeken en de verdee
ling der school in klassen.
Het schooljaar vangt aan den eersten Maandag in
de maand Mei.
Art. 6.
Aan het hoofd der school staat een onderwijzer,
voor het geven der lessen bijgestaan door onderwijzers
(onderwijzers of onderwijzeressen.) De onderwijzers
moeten zijn in het bezit der akte, bedoeld in art. 77
sub b der wet tot regeling van het lager onderwijs,
benevens van de akte van bekwaamheid voor vak j
de onderwijzeressen in het bezit van de akte, be
doeld in art. 77 sub a dier wet benevens van de
akten van bekwaamheid voor de vakken j. en k.
Zoowel het hoofd der school als de onderwijzers
van bijstand moeten bovendien in het bezit zijn van
de diploma's A en B. voor handenarbeid (slöjd),
afgegeven door de Vereeniging tot bevordering van
het onderwijs in handenarbeid in Nederland en van
de akte s (gymnastiek).
In den regel wordt op elk 16-tal leerlingen een
onderwijzer aangesteld.
Art. 7.
De jaarwedde van het hoofd der school bedraagt
bij een diensttijd van
minder dan acht jarenf 2400.
acht en meer, doch minder dan tien jaren 2550.
tien en meer, doch minder dan twaalf jaren 2700.
twaalf en meer, doch minder dan veertien
jaren2850.
veertien en meer, doch minder dan zestien
jaren3000.
zestien en meer jaren3200.
Art. 8.
Ingeval aan het hoofd der school geen vrije woning
kan verschaft worden, ontvangt hij eene vergoeding
voor huishuur ten bedrage van 400.'s jaars.
297