Bijlage tot het verslag der handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden, 1919. Art. 9. De jaarwedden van de onderwijzers, die het hoofd der school bijstaan, bedragen bij een diensttijd van minder dan twee jarenf 1200.— twee en meer, doch minder dan vier jaren 1350. vier en meer, doch minder dan zes jaren 1500. zes en meer, doch minder dan acht jaren 1650.— acht en meer, doch minder dan tien jaren 1800. tien en meer, doch minder dan twaalf jaren 1950. twaalf en meer, doch minder dan veertien jaren„2100.- veertien en meer, doch minder dan zestien jaren 2250.- zestien en meer jaren 2400.— De jaarwedden worden voor hen, die de hoofdakte bezitten, verhoogd met 200.—. De bespeler (bespeelster) der piano voor het be geleiden van het gymnastiekonderwijs geniet eene belooning van f 50.per wekelijksch lesuur, welke belooning na 2, 1, 6, 8, 10, 12 en 11 jaren dienst als zoodanig kan worden verhoogd telkens met f 5. Art. 10. Elk der onderwijzers, bedoeld in art. 9, geniet, indien hij gehuwd is, of, ongehuwd zijnde, zich blijvend en geheel heeft belast met het onderhoud van ouders (pleegouders), grootouders, broeders of zusters, met dien verstande dat zij bij den onderwijzer moeten inwonen en deze ter beoordeeling van Bur gemeester en Wethouders als gezinshoofd optreedt, eene tegemoetkoming in de huishuur ten bedrage van f 150.'s jaars. Deze bepaling geldt niet voor de echtgenoote van een onderwijzer. Gelijk bedrag wordt toegekend aan den onderwijzer die weduwnaar, de onderwijzeres die weduwe is en een of meer eigen inwonende kinderen heeft beneden 18 jaar. Art. 11 Voor de berekening van de jaarwedden komt als diensttijd, zoowel voor het hoofd der school als het overige onderwijzend personeel, in aanmerking de tijd, bedoeld bij art. 26 septies der wet op het lager onderwijs en de tijd, hetzij in tijdelijken of vasten dienst, doorgebracht bij het buitengewoon lager onderwijs. Art. 12. Boven de jaarwedden en, hetzij het genot van vrije woning of de vergoeding daarvoor, hetzij de tege moetkoming in de huishuur, in vorige artikelen be paald, wordt aan het hoofd en de onderwijzers van bijstand eene jaarlijksche toelage van 50.toege kend voor het bezit van de akte lager onderwijs handteekenen. De onderwijzer, die door Burgemeester en Wet houders is aangesteld als plaatsvervangend hoofd ontvangt, indien hij bij afwezigheid of ontstentenis Bijlage tot het verslag der handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden, 1919. Bijl. no. 28. van het hoofd dezen vervangt, een belooning berekend naar f 600.per jaar. Art. 13. De verhoogingen van jaarwedden en de toekenning der toelagen geschieden door Burgemeester en Wet houders. Dit college is bevoegd, behoudens beroep van den betrokkene op den Raad, eene verhooging niet toe te kennen, hetzij ambtshalve, na ingewonnen advies van de commissie van Toezicht op het Lager Onderwijs, hetzij op voorstel van genoemde commissie. In beide gevallen hoort deze den betrokkene en, waar het een onderwijzer van bijstand geldt, het hoofd der school, terwijl mede het advies van den districts-schoolopziener wordt ingewonnen. Behoudens het bepaalde bij het voorgaande lid gaat elke verhooging van jaarwedde, zoowel wegens vol brachten diensttijd als wegens het verkrijgen der hoofdakte, in met den eersten dag der maand, volgende op die, waarin daarop aanspraak is verkregen. Is de diensttijd evenwel op den eersten dag der maand volbracht, dan gaat de verhooging op dien datum in. De toelagen bedoeld in het le lid van art. 12 gaan in met den eersten dag der maand, volgende op die waarin daarop aanspraak is verkregen. Art. 14. Het hoofd en de onderwijzers van bijstand worden benoemd en ontslagen door den Gemeenteraad en, tenzij het ontslag verleend wordt op eigen verzoek, onder goedkeuring van den districts-schoolopziener. De be noeming geschiedt na ontvangst van een voordracht van ten hoogste twee personen, door Burgemeester en en Wethouders opgemaakt, zulks voor zoover het de benoeming van onderwijzers van bijstand betreft, nadat het hoofd der school is gehoord. Ingeval van ziekte of ontstentenis van een der onder wijzers van bijstand, kan door Burgemeester en Wet houders, behoudens goedkeuring van den districts schoolopziener, een onderwijzer tijdelijk worden aan gesteld. Het bezit van meer akten dan die, bedoeld bij art. 77 sub a der wet tot regeling van het lager onderwijs, is voor dezen onderwijzer geen vereischte. De belooning van de in het vorige lid bedoelde onderwijzers wordt bepaald op het bedrag waarop zij, waren zij vast aangesteld, bij een diensttijd van minder dan twee jaren krachtens de artikelen 9, 10 en 12 aanspraak zouden hebben. De belooning van andere tijdelijke onderwijzers dan die, bedoeld bij het 2e lid van dit artikel, wordt bepaald alsof zij vast aan de school waren verbonden. Art. 15. Bij de aanvrage aan Burgemeester en Wethouders om verlof tot afwezigheid wegens ziekte door het hoofd der school of een onderwijzer wordt tevens eene geneeskundige verklaring overgelegd, waaruit blijkt, 299

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Bijlagen) | 1919 | | pagina 150