Bijlage no. 20. Bijlage tot het verslag der handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden, 1919. Art. 7. Deze verordening treedt in werking op eet nader door Burgemeester en Wethouders te bepalet datum. Leeuwarden, 19 De Raad voornoemd, 304 Bijlage tot het verslag der handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden, 1919. Bijl. 710. 20. NADER VOORSTEL omtrent de jaar wedden voor de vakonderwijzers in de gymnastiek aan scholen voor openbaar lager onderwijs (bijlage '23). Aan den Gemeenteraad. Bij de behandeling van ons voorstel tot regeling van de jaarwedden voor de vakonderwijzers in de gymnastiek aan scholen voor openbaar lager onderwijs van 26 Juni 1.1. (bijlage no. 23) in Uwe vorige ver gadering werden door Uw medelid, den heer H. de Boer, op de artikelen 1, '2e lid, en B van de bijge voegde ontwerp-verordening amendementen ingediend. De overige artiken werden onveranderd aangenomen. Bedoelde amendementen houden in le. om het '2e lid van art. 1 te lezen als volgt: „Als diensttijd komt in aanmerking de tijd als onder wijzer doorgebracht aan scholen van hooger, middelbaar of lager onderwijs." 2e. art. 5 te doen luiden als volgt „Bij opheffing of reorganisatie van het onderwijs, waardoor een onderwijzer buiten betrekking zou ge raken, treedt een wachtgeldregeling in werking over eenkomstig het bepaalde in art. 41, hoofdstuk 6, van de salariswet-de Visser". Bij de daarop gevolgde discussie bleek dat de draag wijdte van die amendementen, in het bijzonder het eerstgenoemde, niet dadelijk was te overzien en besloot Uwe Vergadering dan ook de beslissing op deze beide artikelen aan te houden. Wij hebben thans nagegaan of bij aanneming van die amendementen bij de uitvoering daarvan ook op moeilijkheden of onbillijkheden zou worden gestuit. Ten aanzien van het eerste meenen wij U aanneming daarvan, zooals het wordt voorgesteld, te moeten ontraden. In de practijk zou dat tot ongewenschte verhoudingen aanleiding geven. Wij zullen dit met een voorbeeld duidelijk maken. Aannemende, dat als gymnastiekonderwijzer iemand wordt benoemd met tien dienstjaren als bedoeld bij art. 26 septies der Lager Onderwijswet, (do tijd door gebracht aan openbare- en bijzondere lagere scholen en tijdelijke diensten volgens art. 33 der Lager Onder wijswet) dan zou deze volgens dat amendement op grond van de voorgestelde jaarweddenregoling voor de gymnastiekonderwijzers een salaris van f 2250. genieten, terwijl diezelfde onderwijzer, wordt hij aan een gewone school benoemd, slechts 1750.zou krijgen. Dit verschil ontstaat, doordat het minimum voor een gymnastiekonderwijzer 1500.en voor een onderwijzer bij het openbaar lager onderwijs/1000. bedraagt. Gelijkstelling van de aanvangswedden voor beide categorieën van onderwijzers achten wij niet wenschelijk, omdat, zooals trouwens ook reeds in ons eerste voorstel uitkomt, wij dan vreezen, dat zich geen geschikte sollicitanten zullen aanmelden. Als regel mag toch wel worden aangenomen, dat de gymnastiek onderwijzers niet uit de onderwijzers bij het openbaar lager onderwijs, doch uit de vakonderwijzers zullen voortkomen en dan vinden wij een aanvangswedde van 1500.zooals trouwens ook reeds door U is aangenomen, alleszins verdedigbaar. Wij meenen nu evenwel toch een weg te hebben gevonden, waardoor, althans gedeeltelijk, aan dat amendement wordt tegemoet gekomen. Als diensttijd zouden wij willen laten meetellen a. den tijd doorgebracht als vakonderwijzer in de gymnastiek aan scholen van hooger, middelbaar of lager onderwijs b. den tijd bedoeld in art. 26 septies der wet tot regeling van het lager onderwijs. Bij het bepalen van de jaarwedde wordt dan evenwel ten opzichte van dezen diensttijd nagegaan, welke belooning den be langhebbende krachtens de verordening tot regeling der jaarwedden enz., van het onderwijzend personeel aan de scholen van openbaar lager onderwijs in deze gemeente op grond van deze dienstjaren en met inbegrip van eventueele toelagen voor bijacten als onderwijzer in dienst dezer gemeente zou toekomen en wordt het salaris als gymnastiekonderwijzer voor hem bepaald op hot gelijke of naast hoogere bedrag volgens de jaarwedden-regeling voor de gymnastiek-onderwijzers. Ook in dit geval worden dienstjaren, als bedoeld onder a, geheel in aanmerking gebracht. Een voorbeeld hoe wij ons de toepassing daarvan voorstellen is hier op zijne plaats. Tot gymnastiekonderwijzer wordt iemand benoemd, die tien dienstjaren, als bedoeld bij art. 26 septies der Lager Onderwijswet, heeft en die in het bezit is van de hoofdacte. Werd diezelfde persoon bij het open baar lager onderwijs alhier benoemd, dan zou zijn salaris bedragen 1750.en ƒ200.voor de hoofdacte of in totaal 1950.Volgens de regeling voor de gymnastiek-onderwijzers zou hij, tellen die tien dienst jaren onverkort mee, 2250. ontvangen. In dit geval wordt dan echter niet 2250.maar/" 1950. (gelijk bedrag) gegeven. Kwam hij als onderwijzer bij het openbaar lager onderwijs op een bedrag van b.v. 1850.dan zou zijn salaris als gymnastiekonder wijzer ook op ƒ1950.(naast hoogere bedrag) moeten worden bepaald. Voor eventueel doorgebrachte dienst jaren als vakonderwijzer in de gymnastiek wordt de jaarwedde dan bovendien verhoogd met ƒ150.voor elke volle twee jaren dienst als zoodanig. Bij ons bestaan tegen het tweede amendement geene bezwaren. Hoewel wij bij het voorkomen van gevallen, als daarbij bedoeld, de wachtgeldregeling naar alle waarschijnlijkheid ook wel gotoetst zouden hebben aan de daaromtrent voorkomende bepalingen in de Lager Onderwijswet voor de onderwijzers bij het openbaar lager onderwijs, heeft opneming van de regeling zelve, wat ons beter voorkomt dan een verwijzing naar het 305

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Bijlagen) | 1919 | | pagina 153