142 143 Bijlage tot het verslag der handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden, 1919. Artikel 37. Het loon van een vasten werkman, wiens werk kracht tengevolge van het klimmen zijner jaren ver mindert, wordt niet verlaagd, wanneer hij aan dezelfde soort van arbeid werkzaam blijft en daarvoor volgens het oordeel van het betrokken hoofd van den tak van dienst nog geschikt is. Artikel 38. 1. Onverminderd de op te leggen straf wordt geen loon uitgekeerd over den tijd dat een werkman, die naar het oordeel van het betrokken hoofd van den tak van dienst of van dengene die hem vervangt, tengevolge van misbruik van sterken drank niet in staat is de hem opgedragen werkzaamheden uit te voeren, dientengevolge van het werk wordt verwij derd. Deze verwijdering geschiedt voor den geheelen dag waarop zij heeft plaats gehad. Van de verwijde ring wordt onmiddellijk aan Burgemeester en "Wet houders kennis gegeven. 2. De werkman die, tengevolge van verzuim, van een half uur tot ten hoogste een halven dag in zijn dienst moet worden vervangen, kan gedurende een halven dag geschorst worden met inhouding van loon, onverminderd de op te leggen straf. 3. Voor de berekening van het in te houden loon wordt het woekloon tot uurloon herleid, gelijk in artikel 31 en het 3e lid van artikel 32 is bepaald. 4. Behalve voor verschuldigde pensioenstorting geschiedt inhouding op het loon van den werkman wekelijks tot geen hooger bedrag dan tot x/6 van het weekloon. Artikel 40. 1. Indien oen vaste werkman door ziekte of ander lichamelijk letsel, volgens verklaring van een genees kundige, niet in staat is zijn arbeid te verrichten, wordt aan hem in plaats van loon een ziekengeld uitgekeerdgedurende de eerste 26 weken 100 °/0 en gedurende de daaraanvolgende 12 weken 75 °/0 van het vaste loon, dat hij ontving bij den aanvang van de ziekte of toon hem het letsel overkwam. 2. Aan een tijdelijken werkman, die minstens 6 weken onafgebroken in gemeentedienst is geweest, zal bij ziekte of ongeval, hem gedurende zijn dienst tijd overkomen, onder gelijke voorwaarden als aan vaste werklieden, gedurende een week worden uit gekeerd 3/4 van het loon, dat hij ontving bij den aanvang der ziekte of op het tijdstip, waarop hem het ongeval overkwam. Deze bepaling is ingeval van ziekte mede van toepassing wanneer deze is aan gevangen binnen 4 dagen na het einde der dienst betrekking het laatstelijk door hem genoten loon strekt dan voor do berekening ten grondslag. Bij minstens twee maanden onafgebroken gemeen tedienst zal hom gedurende 3 weken 3/4 van zijn loon als ziekengeld worden uitgekeerd, bij minstens drie maanden onafgebroken gemeentedienst heeft hij daarop XXIII. Artikel 37 vervalt. XXIV. Van artikel 38 vervallen het le en 3e lid, terwijl het 4e lid als afzonderlijk artikel 38 blijft bestaan. het eenig overgebleven (2e) lid wordt artikel 37 en gelezen in het slot kan gedurende een halven dag van het werk verwijderd worden zonder inhouding van loon in af wachting der op te leggen straf. XXV. Artikel 40, le lid, wordt gelezen als volgt 1. Den werkman, die, blijkens verklaring van den door Burgemeester en Wethouders aangewezen ge- kundige, die daarbij zooveel mogelijk overleg pleegt met den huisarts, door ziekte of lichamelijk letsel niet in staat is arbeid te verrichten, wordt in de plaats van loon ziekengeld uitgekeerd. Het tweede lid wordt gelezen 2. Het ziekengeld bedraagt gedurende de eerste week 50 °/0 van het op dat oogenblik genoten loon, be houdens de bevoegdheid van Burgemeester en Wet houders om het tot ten hoogste 100 °/0 te verhoogen, en voorts a. voor vaste werklieden gedurende het eerste jaar 100 °/0 en gedurende het tweede jaar 75 °/0 van dat loon b. voor tijdelijke werklieden bij ten minste 6 weken onafgebroken gemeentedienst gedurende een tijdvak gelijk aan de helft van den diensttijd een gelijk per centage van het loon als vaste werklieden, doch ge durende geen langeren tijd dan dezen. Bijlage tot het verslag der handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden, 1919. Bijl. no 6. gedurende 5 weken recht. De tijdelijke werkman, die korter dan zes weken in gemeenntedienst is ge weest. heeft geen recht op ziekengeld. 3. Indien een werkman, die na een ziekte den arbeid heeft hervat, binnen een maand weer ziek wordt, beslissen Burgemeester en Wethouders naar omstandigheden, of die ziekte al of niet als voort zetting der vorige moet worden beschouwd. 4. De uitkeering van het ziekengeld gaat in met den daarvoor door den geneeskundige aan te geven dag, doch in geen geval vroeger dan met den dag voorafgaande aan dien, waarop de werkman bij den geneeskundige in behandeling is genomen. 5. Indien de geneeskundige verklaringen, in het eerste en in het vierde lid bedoeld, Burgemeester en Wethouders niet genoegzaam voorkomen, kunnen zij eens andere verklaring of de verklaring van een anderen arts vorderen of een onderzoek opdragen aan den geneesheer-directeur van het Stads-Ziekenhuis. Art. 41. 2. Elke week moet vóór den gewonen betaaldag aan het betrokken hoofd van den tak van dienst eene verklaring van een geneeskundige worden overgelegd waaruit blijkt, dat de patiënt nog niet geschikt is tot het verrichten van zijn arbeid. 5. De beslissing tot niet-uitbetaling of verhaal van reeds uitbetaald ziekengeld in de gevallen, in het vierde lid genoemd, wordt genomen door Burgemeester en Wethouders. 6. Het laatste lid van het vorige artikel is toe passelijk ten aanzien van de in het tweede lid van dit artikel bedoelde geneeskundige verklaring. Art. 42. 1. Voor vaste werklieden, wier vast weekloon niet meer dan 10.50 bedraagt en die met hunne gezin nen in het algemeen ziekenfonds „Eendracht maakt macht" zijn opgenomen, wordt de door hem verschul digde contributie bij wijze van loonsverhooging van wege de gemeente betaald. 2. Inwonende kinderen boven do 18 jaar komen hiervoor niet in aanmerking. Art. 44. Tenzij de nagelaten betrekkingen vallen onder de toepassing van artikel 23 le lid 2°. der Ongevallen wet 1901 en behoudens het geval dat van rijks- of gemeentewege in hunne pensionneering is voorzien, wordt bij besluit van Burgemeester en Wethouders aan de weduwe van een overleden werkman of aan zijn minderjarige ouderlooze kinderen, of aan zijne ouders indien hij hun eenigo kostwinner was, gedu rende zes weken na het overlijden het loon of het ziekengeld van de week van overlijden toegekend. Het 4e lid wordt gelezen 4. De uitkeering van het ziekengeld geschiedt op be slissing van Burgemeester en Wethouders en gaat in een week na den dag, die door den geneeskundige als die van den aanvang der ziekte of die van het letsel wordt aangegeven. Het 5e lid vervalt. XXVI. In het tweede lid van artikel 41 wordt in plaats van „eene verklaring van een geneeskundige" gelezen „een verklaring van den door Burgemeester en Wet houders aangewezen geneeskundige". Aan het 5e lid wordt de volgende zinsnede toege voegd Dezen kunnen daarbij van het bepaalde in dat lid afwijken. Het 6e lid vervalt. XXVII. Artikel 42 vervalt. XXVIII. Artikel 44 wordt gelezen als volgt Bij besluit van Burgemeester en Wethouders wordt aan de weduwe van een overleden werkman of aan zijn minderjarige ouderlooze kinderen of aan zijn ouders, indien hij hun eenige kostwinner was, na het overlijden een bedrag ineens gelijk aan twee maanden loon of ziekengeld van de week van overlijden toege kend, verminderd met de schadeloosstelling, bedoeld in artikel 23 le lid 2°. der Ongevallenwet 1901 en met het pensioen, verleend volgens de Weduwenwet voor de gemeenteambtenaren 1913.

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Bijlagen) | 1919 | | pagina 72