Bijlage tot het verslag der handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden, 1919. derbegraafplaats verminderd met de waarde van de nog aanwezige ruimte in het graf op de oude be graafplaats en een bepaling in dezen geest hebben wij in het ontwerp dan ook opgenomen. Speciale bepalingen te geven ook voor hen, die graven voor bepaalden tijd in gebruik hebben, lijkt overbodig, aangezien dergelijk gebruik zeer zeld zaam is en bovendien het recht waarschijnlijk voor de sluiting der begraafplaats reeds geëindigd is. Daar gebleken is, dat er thans lijken op de be graafplaats aan de Spanjaardslaan begraven worden, terwijl bij de nabestaanden reeds de bedoeling be staat deze naar de Noorderbegraafplaats te doen over brengen, achten wij het billijk een bepaling op te nemen, dat voor het opgraven van een lijk met het doel dit over te brengen naar de Noorderbegraaf plaats gedurende de eerste jaren na het in gebruik nemen dier begraafplaats slechts een gering recht geheven wordt. Daarna wordt dit recht vrij hoog het opgraven van oude lijken moet wegens het stui tende daarvan toch zoo weinig mogelijk in de hand worden gewerkt. In deze gevallen is het even eens te verdedigen voor het plaatsen van zerken, monumenten enz. op de Noorderbegraafplaats niet de volle rechten te heffen volgens de bepalingen der verordening op de heffing en de invordering van begrafenisrechten op de Noorderbegraafplaats, maar de helft. De rechten te heffen volgens de ontwerp-verordening zijn hooger, dan die volgens de bestaande verordening. Deze toch zijn, vergeleken bij de begrafenisrechten in andere gemeenten vrij matig. Art. 31 der Be- graafwet bepaalt, dat met de te heffen rechten de kosten en lasten van aanleg en de kosten van onder houd der begraafplaats benevens de bezoldiging van doodgravers, opzichters en andere beambten gedekt mogen worden op de wijze als art. 254 der Gemeente wet bepaalt. Daar nu deze kosten hoog zijn, voor namelijk ook door de vereischte ophooging der begraafplaats met zand, is deze verhooging van rechten geheel te verdedigen. De rechten, zooals ze zijn voorgesteld, dekken de kosten nog niet geheelook om praktische overwegingen meenden wij echter niet hooger te moeten gaan. Over de andere ontwerp-verordeningen behoeven wij hier niet te spreken, in de hierna volgende memories zal Uwe Vergadering voldoende toelichting vinden derhalve meenen wij met deze inleiding te kunnen volstaan. Over de ontwerp-verordeningen, waarvoor de Ge zondheidswet dit voorschrijft, is het advies der Ge zondheidscommissie gevraagd; bij schrijven van 27 Januari j.l. mochten wij dit ontvangen. Vooreerst wordt door de commissie opgemerkt, dat niet voorzien is in de gelegenheid tot tijdelijke bewaring van lijken van onbekende personen b.v. drenkelingen. Door aanvulling van art. 20 der Verordening op de inrich ting en het gebruik van de Noorderbegraafplaats wordt de gelegenheid daarvoor thans geopend. De tweede opmerking betreft het ontbreken van een bepaling aangaande het bergen van resten van lijken uit ontruimde graven. Door art. 6 van de Instructie voor den Directeur der algemeene begraafplaatsen is hierin echter reeds voorzien. Ten slotte meende de commissie, dat een bepaling diende te worden opge nomen, volgens welke lijkbezorgers geen handel in consumptieartikelen mogen drijven. Wij achten echter geen termen aanwezig om het ambt van lijkbezorger, dat reeds als regel een bijbetrekking is, aan derge lijke beperkende bepalingen te binden, waarvan het nut trouwens twijfelachtig lijkt en niet afdoende mag heeten. Wij hebben de eer U voor te stellen te besluiten: A. vast te stellen, als in de aangeboden ontwerpen is aangegeven 1. de Verordening op de inrichting en het gebruik van de Noorderbegraafplaats: 2. de Verordening tot wijziging van de verordening op de inrichting en het gebruik van de algemeene begraafplaats en van de begrafenissen in de gemeente Leeuwarden 3. de Verordening op de heffing en de invordering van begrafenisrechten van de Noorderbegraafplaats; 4. de Verordening tot wijziging van de verordening op de heffing en de invordering van begrafenisrechten in de gemeente Leeuwarden 5. de Verordening tot wijziging van de verorde ning van politie op het begraven en de begraafplaats in de gemeente Leeuwarden 6. de Instructie voor den Directeur der algemeene begraafplaatsen te Leeuwarden 7. de Instructie voor de doodgravers van de Noorderbegraafplaats 8. de Instructie voor den doodgraver en den tuin man van de begraafplaats aan de Spanjaardslaan B. in te trekken de Instructie voor de doodgravers op de algemeene begraafplaats. Leeuwarden, '^nUar' 1919. 7 Februari Burgemeester en Wethouders van Leeuwarden, J. VAN BEYMA, Burgemeester. M. GOSLINGS, Secretaris. 174 Bijlage tot het verslag der handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden, 1919. Bijl no. 9. De Raad der gemeente Leeuwarden gezien het voorstel van Burgemeester en Wethouders; gelet op het advies der gezondheidscommissie, ge geven bij schrijven van 27 Januari 1919 besluit vast te stellen de volgende VERORDENING op de inrichting en het gebruik van de Noorderbegraafplaats te Leeuwarden. HOOFDSTUK I. Van de inrichting en het gebruik der Begraafplaats. Art. 1. Het terrein, ten kadaster bekend gemeente Leeu warden, sectie D nos. 119, 120, 121 en 1375, ter grootte van 4 H.A., 23 A., 19 cA. is, onder den naam van Noorderbegraafplaats, bestemd tot het doen be graven in deze gemeente van lijken van personen van alle gezindten, zonder onderscheid, te Leeuwarden overleden of aldaar te huis behoorende. Art. 2. Het gebruik van de begraafplaats kan mede worden vergund ten behoeve van lijken van personen, elders overleden of tehuis behoorende. Art. 3. De begraafplaats is verdeeld in vijf vakken of afdeelingen, tot grondslag strekkende voor het bedrag der begrafenisrechtenelke afdeeling in regels, die door genommerde palen worden aangewezenelke regel in graven, ter lengte van 2.10 M. en ter breedte van 1 M. Een onderafdeeling van afdeeling 4 wordt genoemd 4a hier zijn uitsluitend huurgraven voor 1 begraving. Iedere afdeeling bevat zooveel graven als, met in achtneming van den bij de wet bepaalden afstand tusschen de graven, daarin kunnen worden aangebracht. De afdeelingen, regels en graven, zijn onder door- loopende nummers in een register gebracht en op eene schetsteekening aangewezen. Het register en de schetsteekening, hierboven be doeld, zullen door den Burgemeester gewaarmerkt en te allen tijde op het kantoor van den Directeur der algemeene begraafplaatsen, bedoeld in artikel 23, aanwezig moeten zijn. Art. 4. De grafruimten in de vier eerste afdeelingen worden uitgegeven a. in eigendom, dat is het uitsluitend recht om daarin voor onbepaalden tijd doch niet langer dan tot aan het sluiten der begraafplaats lijken te doen begraven b. in gebruik, met het uitsluitend recht om gedu rende tien jaren een of meer lijken in die ruimte te doen begraven ONTWERP 1. 175

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Bijlagen) | 1919 | | pagina 88