Bijlage no. 27.
Bijlage tot het verslag der handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden, 1920.
rekening en heeft de zeer groote verdienste, dat het
in hoofdlijnen duidelijk is: Deze hoofdlijnen zijn:
le. Het Kanaal, dat in min of meer halfcirkelvorm
om de stad loopt en de betere verbinding zal moeten
zijn tusschen waterwegen naar Groningen Heeren
veen Lemmer ten oosten en Sneek Harlingen
ten westen. Dit kanaal schijnt als onderdeel beschouwd
te zullen worden vkn het kanalenplan voor de
provinciën Friesland en Groningen en ik meen, dat
de raadgevende ingenieurs voor Rijk en Provinciën
het dan ook over de richting, de afmetingen en de
er in te maken kunstwerken eens zijn;
2e hoofdlijn is: een weg, die men als ceintuurbaan
kan beschouwen, die loopt van de terreinen ten noorden
der Harlingervaart, zuid-noord tot den Stienserweg
en dai) in gesplitste richting tot Rengerspark en
Israëlietische begraafplaats
3e hoofdlijn vormt de weg, die, ook ongeveer concen
trisch met het midden van de stad loopende en,
beginnende bij „Krom en Regt" aan de Dokkumer
vaart, in zuidelijke richting gaat, tot den Groninger
straatweg, en zich daar vertakt, één er van gaande in
zuidelijke richting naar Oostersingel en Grachtswal,
de andere zuidelijk naar Schoppershof en daar voorbij,
totdat hij vervolgt in zuidelijke richting over de 2e
Kanaalbrug naar Achter de Hoven.
Als
4e hoofdlijn kan men beschouwen een weg, die
loopt van den Groningerstraatweg, bij de kruising
met het Nieuwe Kanaal in zuidelijke richting ongevepr
tot voorbij Schoppershof en dan zuidwestelijk gaande
naar de Bleeklaan in het verlengde van den weg, die
noord-zuid dwars over Vliet, Kanaal en spoorweg,
vervolgt tot hij ongeveer een kilometer ten zuiden
van de Schrans de Zwolsche straatweg snijdt.
In enkele, naar het mij voorkomt niet onbelangrijke
deelen, is niet geheel met het historisch gewordene
en economisch meest wenschelijke, rekening gehouden.
Ik moet echter reeds nu opmerken, dat dit geschied
kan zijn onafhankelijk van den ontwerper. Ik bedoel
in het bijzonder, dat in het plan opgenomen hadden
kunnen worden: de Weg naar Cambuur, het Kalver-
dijkje en de Poppeweg. Met de beide eerstgenoemde
is in het plan in het geheel niet, met de laatste
slechts ten deele rekening gehouden.
Is dus het plan in hoofdlijnen goed en duidelijk,
in de detailleering is het vaag en laat, als men niet
in hooge mate over de architectonische vormgeving van
den aanbouw fantaseert, een dor schematisme achter.
Als voorbeeld van die schematische indeeling in
rechte en regelmatige straten, noem ik b.v.
1. de blokindeeling tusschen den weg in het ver
lengde van Ruiterskwartier en het (eventueel door te
trekken) Kanaal;
2. het geheele stratencomplex tusschen Harlinger-
straatweg, Stienserweg, het Nieuwe Kanaal en de
straat, die ongeveer paralllel daaraan, van Baensein
af in noord-westelijke richting is ontworpen;
3. de straatindeeling, zooals die is ontworpen
tusschen de twee noord-zuid loopende wegen even
ten oosten van „Juwsma", al laten de grootere bouw
blokken daar de mogelijkheid van meer aesthetische
oplossingen door „Hofjesbouw" en dergelijke open.
Overigens heb ik eenige bedenking tegen sommige
meer gedetailleerde gedeelten van het plan en wel
waar het betreft indeeling en afmetingen der bouw
blokken. Aan deze gedetailleerde gedeelten van het
plan zou de Gemeenteraad houvast hebben, immers
aan de hand daarvan zijn exploitatie en grondprijs
berekeningen op te zetten.
In die gedeelten nu vind ik, bij straatbreedten van
ongeveer 8 Meter (en minder), bouwblokken van meest
30, 35 en 40 M.
Trekt men nu daarvan af eenige meters aan voor
tuintjes, zij het minstens b.v. 3 meter, dan blijven
bouwterreinen over van 24, 29 en 34 meter, die, naar
tegenwoordig onder deskundigen geldende inzichten in
stadsaanleg en woningbouw, onvoldoende zijn.
Alleen langs Harlingerstraatweg en Nieuwe Kanaal
kaden zijn diepere terreinen ontworpen, daar echter
weer zóó diep (83 en 90 meter) dat het moeilijk zal
zijn ze in exploitatie te brengen.
Ten slotte miste ik in het ontwerp de plaatsen,
welke bestemd zouden worden voor:
1. een nieuwe gasfabriek;
2. den reinigingsdienst
3. een nieuw gemeentelijk ziekenhuis;
4. sport en (of) tentoonstellingen;
6. parken of plantsoenen (uitgezonderd dan een
groote uitbreiding van het Rengerspark), en
6. de noodige schoolgebouwen.
Om de redenen hier in het kort genoemd, kon het
plan alleen als schets in hoofdlijnen dienen en gaf
het, zooals het daar lag, geen voldoende basis voor
den aanleg van straten en de uitgifte van bouwterrein
aan de steeds sterker aandringende gegadigden voor
woningbouw.
Maar het voornaamste was wel, dat reeds blijkbaar
geheel buiten den ontwerper om, en dan ook geheel
en al afwijkend van het ontwerp, door mijn ambts
voorganger en de gemeente Leeuwarderadeel straten
plannen in uitvoering waren genomen en woningbouw
door bouwvereenigingen was begonnen, die geheele
wijziging van het ontwerp noodzakelijk maakten.
Deze afwijkingen zijn op de ten Raadhuize inge
zonden teekening aangegeven en komen voor in de
gedeelten ten oosten van den weg Achter de Hoven
(Patrimonium), ten noorden van het Cambuursterpad
(Volkshuisvesting) en ten westen van de Schrans
(Huizum).
Ik heb zoodra de noodzakelijkheid van een en ander
mij bleek, den heer Stapensea tot een bezoek uitge-
noodigd, hem van een en ander mededeeling gedaan
en verzekerd, dat ik bij de omwerking van het ontwerp
zooveel mogelijk recht zou laten wedervaren aan zijn
arbeid. Ik vermoedde daarbij, dat hij mij ten volle
die omwerking zou toevertrouwen en dat te zijner tijd,
voordat het gewijzigd plan zou worden ingediend, nog
overleg tusschem hem en mij zou plaats kunnen hebben.
De heer Stapensea is dan ook een paar maanden
geleden bij mij geweest, heeft van een en ander
kennis genomen, kon zich in het algemeen met de
wijzigingen en uitbreidingen vereenigen en het is
dus het resultaat van den gemeenschappelijken arbeid,
dat als tweede teekening, die ik teekening B zou
willen noemen, U ter inzage gegeven wordt.
Op teekening A zoowel als op teekening B zijn de
waterwegen in blauw, de bestaande hoofdwegen in
bruin en de nieuw ontworpen voornaamste wegen of
straten in geel aangegeven.
In teekening B zijn voorts ingeschreven de terreinen
welke voor gas- en reinigingsdiensten, voor industrie
of handel, voor een ziekenhuis, voor sport en tentoon
stellingen en voor speelvelden gereserveerd zijn. Ook
zijn, met groene kleur, de plantsoenen of parken en met
rood de terreinen, die voor schoolbouw beschikbaar
gehouden moeten worden, aangeduid.
Het is mijn voornemen een volledig plan van aanleg
der verkeerswegen in de binnenstad te maken en ik
had gehoopt dit U te kunnen overleggen, doch de
vele en velerlei werkzaamheden van mijn dienst, die
bijzonder veel tijd vroegen, omdat zij min of meer
sedert het vertrek van mijn ambtsvoorganger zijn
opgehoopt, hebben mij dat belet.
De Directeur der gemeentewerken,
VAN HYLCKAMA.
206
Bijlage tot het verslag der handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden, 1920. Bijl, no. 27.
AMENDEMENTEN op het voorstel van Burgemeester
en Wethouders tot herziening van de salaris-
verordening 1919 (bijlage no. 23):
a. van de heeren S. Dijstra, D. Lauten-
bach en M. Visser;
b. van den heer J. Jansen
c. van de heeren T. Terpstra en L. Dijkstra;
d. van den heer A. de Vos.
e. van de heeren M. Sbhaafsma en
O. F. de Vries.
Aan den Raad.
De ondergeteekenden hebben de eer de volgende
amendementen in te dienen op het voorstel van
Burgemeester en Wethouders tot herziening van de
salarisverordening 1919 (bijlage no. 23), zooals dat
nader is gewijzigd.
Leeuwarden, 25 Juni 1920.
I.
S. DIJSTRA.
D. LAUTENBACH.
M. VISSER.
In den staat, bedoeld onder punt A der conclusie
van het voorstal van Burgemeester en Wethouders,
opgenomen in bijlage no. 23, wordt in de kolom:
„Nieuw voorgesteld salaris of loon" onder
Keuringsdienst in plaats van: gelezen:
Keurmeester van vleesch, visch
en garnalen1300 1500
Politie
Politiedienaren 1ste klasse
2de
it 3de
„30
„31
„32
Werklieden 1ste klasse.
2de
ii 3de
ii 4de
Voormannen ontvangen, ter
beoordeeling van Burgemeester
en Wethouders, 1 of meer per
I week boven het loon van de
klasse, waarin zij zijn geplaatst.
II.
per week per week
ƒ37 ƒ39 ƒ40 ƒ42
ii 35 37 38 40
33 35 34 38
voor het poliiie-
diploma met aantee-
kening wordt 100
toegekend, zonder
aanteekening 50.
„31.50
32.85
34 65
36.45
Het loon van de
voormannen van
iedere klasse wordt
verhoogd met 2
per week.
Een kindertoeslag wordt toegekend, aanvangende bij
het vierde kind, voor elk kind tot het den leeftijd
i van 15 jaar heeft bereikt:
a. voor politiedienaren en werklieden, van 1
per week;
b. voor ambtenaren met een salaris tot en met
3500, 4 °/0 van het salaris;
c. voor ambtenaren met een salaris van hooger
dan 3500 3 van het salaris.
1 oelichting
I.
Keurmeester.
IHet schijnt ondergeteekenden toe dat het salaris,
door Burgemeester en Wethouders aan den in dit
amendement genoemden titularis toegedacht, te laag is.
Indien in aanmerking genomen wordt het vele werk,
aan deze functie verbonden, achten zij het door hen
voorgestelde bedrag vérdedigbaar.
Politiedienaren.
De motiveering van Burgemeester en Wethouders,
voor zoover die betreft de bezoldiging der politie
dienaren, wordt door ondergeteekenden in beginsel
onderschreven. Zij meenen echter, dat de gronden,
waarop Burgemeester en Wethouders tot deze con
clusie komen, hoogere bedragen wettigen dan voor
gesteld zijn.
Terzake de belooning der diploma's wil het hun
voorkomen, dat de door Burgemeester en Wethouders
voorgestelde vergoeding niet van dien aard is, dat
verwacht kan worden te zullen bereiken hetgeen aan
de bedoeling van deze vergoeding ten grondslag ligt.
Werklieden.
Ten aanzien van de door ondergeteekenden voorge
stelde loonsbedragen voor de werklieden veroorlooven
zij zich op te merken, dat de door Burgemeester en
Wethouders voorgestelde loonen hun inziens niet
genoegzaam weêrgeven, wat zich, mede tengevolge
van den Europeeschen oorlog, naar voren dringt.
Werd voorheen geacht dat bij het vaststellen van
loonen onvoorwaardelijk als punt van uitgang diende
te gelden het pogen, te voorzien in het strikt nood
zakelijke, afgezien van het feit dat met recht
betwist kan worden het slagen van dit pogen,
thans mag dit systeem niet meer als deugdelijk
worden aanvaard.
Ondergeteekenden willen niet beweren dat het hun
gelukt is de juiste bedragen te hebben aangegeven
ter verwezenlijking van het hierboven gereleveerde. Zij
hebben gemeend kortelijk te moeten uiteenzetten, dat
het in de toelichting van Burgemeester en Wethouders
gehuldigde stelsel niet het hunne is.
Ten aanzien van de meerdere belooning van de
voormannen wil het hun voorkomen dat, indien aan
het bestaan van deze categorie inderdaad eenige waarde
moet worden gehecht, dit ook beter tot uitdrukking
moet komen in het hiervoor te bepalen bedrag.
II.
Ondergeteekenden achten eene breede toelichting
op de door hen voorgestelde kindertoeslagen hier niet
noodig. Bij het indienen van dit amendement hebben
zij zich op het standpunt gesteld dat hunnerzijds
nimmer mag worden nagelaten, bij iedere passende
gelegenheid op te komen voor het groote gezin. Zij
zijn ernstig overtuigd dat met name op de overheid
de taak rust, te dezer zake zich niet onbetuigd te
laten.
Aan den Raad.
De ondergeteekende heeft de eer de volgende
amendementen in te dienen op het voorstel van Bur
gemeester en Wethouders tot herziening van de
salarisverordening 1919 (bijlage no. 23), zooals dat
nader is gewijzigd.
Leeuwarden, 25 Juni 1920.
I.
J. JANSEN.
In den staat, bedoeld onder punt a der conclusie
van het voorstel van Burgemeester en Wethouders,
opgenomen in bijlage no. 23, wordt in de kolom
„Nieuw voorgesteld salaris of loon" onder
Arbeidsbeurs
directeur
eerste klerk
in plaats van
2000-ƒ2500
1200-,, 1500
gelezen
ƒ2800—ƒ3300
1500—,, 1800
207