Bijlage no. 31.
Bijlage tot het verslag der handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden, 1920. Bijl. no. 31.
GEMEENTELIJKE STEUN voor den bouw
van middenstandswoningen door de
Coöperatieve Vereeniging „Woning
bouw" (bijlagen nos. 9 en 17 van
1920).
Aan den Gemeenteraad.
Het door Uwen Raad in zijne vergadering van 11
Mei 1920 genomen besluit tot het verleenen van gel-
delijken steun aan de Coöperatieve Vereeniging „Wo
ningbouw", alhier, voor de stichting van een 70-tal
middenstandswoningen aan den Harlingerstraatweg
heeft, wat onderdeel Ille betreft, blijkens bij ons
college ontvangen schrijven d.d. 7 Juni 1920, no. 9682,
afdeeling V, niet de goedkeuring van den Minister
van Arbeid kunnen verwerven. Genoemde Minister
deelt mede dat de bepaling in het betreffende raads
besluit ten opzichte van de verhuring aan huurders
met inkomens tusschen 6000.en 6000.die
volgens het raadsbesluit een huur zouden hebben te
betalen berekend naar den kostprijs der woning, dient
te vervallen. Van 's Ministers zijde bestaat er geen
bezwaar tegen dat huurders met een hooger inkomen
de woningen betrekken, mits zij */7 van hun inkomen
aan huur opbrengen.
Bij nader schrijven van 26 Juni 1920, no. 10661,
afdeeling V, is, in antwoord op door ons gevraagde
nadere inlichtingen, door den Minister te kennen ge
geven dat de inkomensgrens van 6000.wel kan
gehandhaafd blijven, doch dat eventueele huurders
met een inkomen boven de 6000.verplicht zijn
1/7 van hun inkomen aan huur op te brengen.
In aanmerking nemende de groote behoefte in deze
gemeente aan middenstandswoningen, zou het zeer
te betreuren zijn indien de stichting van een 70-tal
dier woningen moest afstuiten en dit zal onge
twijfeld het geval worden, indien niet de steun van
het Rijk en als gevolg daarvan ook niet die der ge
meente zou worden verkregen op dit ééne verschil
punt dat thans nog tusschen den Minister en het
gemeentebestuur bestaat. In de gegeven omstandig
heden lijkt het ons dan ook wenschelijk aan het ver
langen van den Minister te voldoen. De bepaling
omtrent de inkomensgrens zal, naar het ons voorkomt,
kunnen vervallen, terwijl overigens de voorwaarde,
dat de huurders in elk geval 77 van hun inkomen
aan huur moeten betalen, kan blijven bestaan.
Wij hebben de eer U voor te stellen te besluiten:
onderdeel Ille van het raadsbesluit d.d. 11 Mei
1920, no. 238R/122 te lezen als volgt:
de huurprijzen na overlegging der jaarlijksche ex
ploitatie-rekening onder goedkeuring van Burgemeester
en Wethouders worden bepaald en dat de huur niet
minder mag bedragen dan J/7 van het inkomen van
den huurder, volgens de betrekkelijke verordening op
een plaatselijke directe belasting naar het inkomen,
terwijl in speciale gevallen, b.v. wanneer zich geen
gegadigden opdoen voor eene woning en de huur
lager gesteld zou moeten worden, hierover eerst het
gevoelen van Burgemeester en Wethouders moet
worden ingewonnen.
Leeuwarden, den 1 Juli 1920.
Burgemeester en Wethouders van Leeuwarden,
J. M. VAN BEYMA, Burgemeester.
A. JONKEREN, L.-Secretaris.