Bijlage no. 38. Bijlage tot het verslag der handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden, 1920. en dat onder de voorwaarden nog wordt opge nomen G. de strook van bouwblok I, gelegen tusschen de Tjerk Hiddesstraat en de lijn op twee meter ten oosten van de rooilijn evenwijdig aan die rooilijn getrokken, wordt verkocht onder de voorwaarde, dat de gemeente deze te allen tijde tegen denzelfden prijs per M2. van de Woningstichting terug kan koopen. Leeuwarden, 4n~r~r 1920. 29 Juli Burgemeester en Wethouders van Leeuwarden SCHOONDERMARK, L.-Burgemeester. M. GOSLINGS, Secretaris. 252 Bijlage tot het verslag der handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden, 1920. Bijl. no. 38. VERHOOGING VAN VOORSCHOTTEN voor den bouw van 108 woningen en 1 werkplaats op een terrein aan den weg Achter de Hoven, door de woningstichting „Patrimonium". (Handelingen 1918, blz. 188 en 189). Aan den Gemeenteraad. Het bestuur van de woningstichting „Patrimonium" richtte zich bij adres van 10 Maart 1919, dat bij Uw besluit van 25 Maart daaraanvolgende om prae-advies in onze handen werd gesteld, tot den Raad met ver zoek te willen besluiten tot verhooging van de bij raadsbesluit van 23 Juli 1918 aan hare stichting ver leende voorschotten uit de gemeentekas, overeenkom stig de bepalingen der Woningwet, ten behoeve van den bouw van 108 woningen en 1 werkplaats op een terrein aan den weg Achter de Hoven en wel met een totaalbedrag van f 176500.waarvan f 150000. als bouw- en f 26500.als grondvoorschot en tevens om de bijdrage uit de gemeentekas in het tekort op de exploitatie te verhoogen. Als oorzaak van de overschrijding der bij genoemd raadsbesluit verleende voorschotten ad f 394000. als bouw- en f 48000.als grondvoorschot met een zoo buitengewoon hoog bedrag wordt door het bestuur der woningstichting opgegeven 1°. het bouwen van een bergplaats achter iedere woning overeenkomstig het verlangen van den In specteur van de Volksgezondheid, den heer R. Le Poole te Amersfoort, hetgeen een meerdere uitgaaf vorderde vanf 23,000. 2°. het aanbrengen van geleidin gen voor electrisch licht 5,400.— 3°. de prijsstijging, in den tijd tusschen het opmaken der begrooting en het afsluiten der contracten, van materialen enz., waaronder begrepen is een meerdere uitgaaf van f 15.000 omdat een gedeelte van het werk dat eerst gebeitst zou worden, ge schilderd is, tot een gezamenlijk be drag vanf 99,600. meer provisie voor de uitvoerders 2,000. verhooging der werk- loonen20,000. f 121,600.- Samen f 150,000. terwijl voor kosten van ophooging van het terrein op eene uitgaaf moest worden gerekend van 26,500. Totaal f 176500. Met betrekking tot den hierbedoelden woningbouw en om te voldoen aan de in den Raad gedane toe zegging aangaande een in te stellen onderzoek, heb ben wij de eer het volgende mede te deelen. Bij schrijven van 30 Juli 1919 geeft het bestuur van „Patrimonium" toe, dat de in Maart 1918 door den architect opgezette begrooting der bouwkosten, zooals die ten grondslag lag aan het bij raadsbesluit van 23 Juli 1918 verleende voorschot, ook volgens het oordeel van den architect zelf, naar alle waar schijnlijkheid aanzienlijk te laag is geweest, in ver band waarmede het, naar het bestuur der stichting mededeelt, geen verwondering kan baren, dat het verschil met de prijzen van de nieuwe kostenbere kening niet voldoende kan worden gemotiveerd. Het is derhalve buiten twijfel dat het bestuur van de woningstichting reeds van den beginne af heeft geweten, wat trouwens ook voldoende uit het boven aangehaalde gedeelte van het schrijven van 30 Juli 1919 blijkt, dat de opgemaakte begrooting te laag was. Of en in hoeverre hier aan opzet bij den architect of bij het bestuur kan worden gedacht om met een niet te hoog nadeelig saldo den bouw bij den Raad meer aannemelijk te maken, wenschen wij in het mid den te laten. Ten aanzien van enkele uitgaafposten, zooals voor materialen en werkloonen, kon bij het opmaken der begrooting nog geen rekening worden gehouden met de later ingetreden verhoogingen. Met betrekking tot het bijbouwen achter iedere woning van een bergplaats, wat naar het bestuur mededeelt is geschied overeenkomstig het advies en op verlangen van den Inspecteur van de Volksgezond heid, meenen wij er met nadruk op te moeten wij zen dat deze bijbouw door het bestuur geheel eigen machtig is bevolen, zonder dat daarin Burgemeester en Wethouders noch de Raad gekend zijn en met de wetenschap dat daarop bij de begrooting niet was gerekend. Wel heeft het bestuur bij schrijven van 25 Januari 1919 aan Burgemeester en Wethouders over deze handelwijze haar leedwezen uitgedrukt en verzocht alsnog goed te vinden dat deze bergplaat sen in het bouwplan en de daarvoor benoodigde uit gaven onder de bouwkosten werden opgenomen, doch daarmede is het feit zelf niet goedgemaakt. De ge meente werd hier eenvoudig voor een voldongen feit geplaatst. De aanleg van electrisch-licht leidingen heeft niet plaats gehad, daar dit tot te veel moeilijkheden aan leiding gaf. De muntgasaansluitingen, waarop bij den opzet der oorspronkelijke begrooting berekend was en die door de gasfabriek kosteloos worden geleverd, zijn, wegens het niet in voorraad hebben van munt gasmeters en de moeilijkheid om deze te bekomen, eerst in November 1919 tot stand gekomen. Voor zoover de woningen betrokken waren, hebben de bewoners zich tot zoolang zonder gas moeten behelpen. Aangaande het vervangen van het beitswerk door schilderwerk, waardoor mede eene verhooging ont stond van f 15000, zijn wij van meening dat een der gelijke verandering als regel tot de bevoegdheden van den architect moet worden gerekend, althans wanneer hij daarbij binnen de perken van de toegestane bouw som kan blijven. Maar in dit geval, nu toch reeds was te voorzien dat de voorschotten bij lange na niet toereikend zouden zijn voor de uitvoering van het geheele werk, had naar zuinigheid moeten worden gestreefd en had althans deze verandering achterwege moeten blijven. Het bestuur wijst er op dat wegens het afgraven van het geheele terrein met 20 cM. ten behoeve van de ophooging der op het terrein aangelegde straten, de fundeeringen der woningen dieper gelegd moesten worden en het terrein op enkele plaatsen ophooging tot 1 M. vorderde. Tengevolge hiervan moet de in de begrooting voor graafwerk en riolen opgeno men som van f 6500.met f 20000.worden verhoogd. Bij het opmaken der begrooting is er naar het bestuur mededeelt op gerekend dat de uit komende grond uit de fundamenten voldoende was voor de ophooging van het terrein. Wij kunnen moei lijk aannemen dat deze mededeeling ernst is. Immers de architect moest of kon althans weten dat het ter rein in een polder en dus laag gelegen was en een flinke ophooging noodzakelijk was. In elk geval had van te voren aan het bureau van gemeentewerken geinformeerd kunnen worden hoe hoog de straten zouden worden aangelegd. Bovendien heeft de op zichter die belast was met het toezicht bij den straten aanleg, den opzichter van den architect, toen deze aan het waterpassen was, nog gewezen op de afgra ving opdat er rekening mede zou kunnen worden gehouden. De mededeeling dat de fundamenten

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Bijlagen) | 1920 | | pagina 128