HI I I Bijlage no. 41. Bijlage tot het verslag der handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden, 1920. Bijlno. 41. GEMEENTELIJKE woningbouw bij den Groninger straatweg. (77 arbeiders woningen, I winkelhuis, een badhuis met vergaderzaal.) Aan den Gemeenteraad. In ons voorstel aan den Gemeenteraad d.d. 11 Maart 1920 (bijlage no. 13), betreffende den bouw van gemeentewege van 40 woningen op een gedeelte van het terrein, gelegen tusschen den Groninger straatweg, het Kalverdijkje en het Cambuursterpad, betoogden wij, dat door de gemeente niet alleen door het verstrekken van voorschotten en bijdragen aan bouwvereenigingen tot inhaling van den achterstand op het gebied van den woningbouw behoorde te worden medegewerkt, doch dat zij ook zelf tot het stichten van woningen moest overgaan. De bovenbedoelde 40 woningen maken deel uit van een complex, door ons als arbeiderswoningen gedachte, gebouwen, dat wij ons voorstellen door de gemeente te doen bouwen. Het feit echter, dat gemelde 40 woningen, zooals in het aangehaalde voorstel nader is uiteengezet, naar de opvatting van den Minister niet gerangschikt konden worden onder arbeiders woningen, waarvoor ingevolge de Woningwet voor schotten door het Rijk kunnen worden gegeven, maakte het noodzakelij k het bouwplan in twee deelen te splitsen, waarvan de 40 woningen het eerste is. Het tweede gedeelte van het bouwplan, omvattende 77 woningen en 1 winkelhuis, die, wat haar grootte en indeeling betreffen, vallen onder het begrip „arbeiderswoningen", met uitzondering misschien van de woningen van het type A, brengen wij thans bij U ter tafel. Het ligt in de bedoeling deze woningen, evenals de hiervoren bedoelde 40 stuks, te bouwen op het terrein tusschen Groningerstraatweg, Kalverdijkje en Cambuursterpad, de blokken GG, JJ, II, HH en EE van de verkaveling volgens het raadsbesluit van 27 Mei 1919, no. 226*/138. De woningen zijn verdeeld in zeven verschillende typen. Het grootste type, A, waarvan 8 stuks te bouwen, bevat in het algemeen beneden een voor- en achterkamer en een keuken, welke alle in directe verbinding staan met gang of portaal en boven drie slaapkamers en een bergplaats, benevens een vliering. Deze woningen zouden, op zich zelf beschouwd, in verband met inhoud en huurprijs, vermoedelijk niet als arbeiderswoningen aangemerkt kunnen worden doch waar zij met de overige woningen één afgewerkt geheel vormen, schijnt er van regeeringswege geen bezwaar te zijn, ook voor deze woningen voorschotten ingevolge de Woningwet te verleenen. Het kleinste type, B, omvattende 49 woningen, waarvan 14Bide woonkamer aan de straat, dat is de Zuidzijde, hebben, bevat beneden een kamer, een slaapvertrek en een keuken, die zooveel mogelijk in directe verbinding staan met gang of portaal en boven twee slaapkamers en een bergzoldertje. Een eenigszins ruimer type geeft het plan van woning C, waarvan 14 stuks zullen worden gebouwd. Deze woningen zullen namelijk boven drie slaapver trekken hebben, zoodat beneden, behalve de woonkamer, nog een afzonderlijk voorvertrek beschikbaar is. Deze woningen zouden voor grootere gezinnen, of voor arbeiders met eenigszins hooger inkomen, kunnen worden bestemd. Voorts zijn nog ontworpen 4 woningen van het type D, die, behoudens onbelangrijke afwijkingen in de afmetingen, aan het type C gelijk zijn, '2 woningen van het type E met wat ruimer afmetingen voor woon kamer, keuken en trap en 1 woonwinkelhuis, type F. Behalve voor het type A, ligt het in de bedoeling achter elke woning een afzonderlijk bergplaatsje te bouwen. De inhoud van de woningen, berekend op de wijze, zooals door den Minister van Arbeid bij circulaire van 30 Juli 1920, no. 13251, is aangegeven, bedraagt voortype A 322 M8type B en Bi 222 Mstype C 270 M3 type D 273 M3 type E 260 Ms type F (woongedeelte) 254 M3. Ten aanzien van het type B wil het ons voorkomen, dat dit ook onder de tegen woordige omstandigheden als het minimum van een arbeiderswoning beschouwd moet worden. Wij vestigen er de aandacht op, dat de woonkamers zooveel mogelijk ontworpen zijn aan de zonzijde. Alle woningen hebben voor- en achtertuinen en er is getracht, wel niet naar een aanleg als van een tuin dorp, maar toch zooveel doenlijk naar een zoo open mogelijke ligging der woningen. Daartoe is ook tusschen de drie begrenzende bouwblokken een plant- soenaanleg gedacht met voldoend groote „zandbak" en daaromheen een beplanting, die doorzicht op de achtertuinen enz. geeft. Een dergelijke hoogstbesclieiden aanleg kan in dit stads-gedeelte, waar men van de planntsoenen en singels vrijwel afgescheiden woont, niet gemist worden. Voor de bewoners van de verschillende bestaande en nog te bouwen woningcomplexen in deze omgeving is een goed ingerichte badinrichting dringend nood zakelijk. Komen toch de in dit voorstel bedoelde 78 woningen tot stand, dan is alleen reeds aan nieuwbouw een aantal van 450 woningen bereikt (woningvereeniging Leeuwarden 63 130, Vereeniging voor Volkhuis vesting 100, gemeente10 Tjerk Hiddesstraat, 39 Jacob Binckesstraat, 40 78 bij den Groningerstraat weg), welk aantal ongetwijfeld binnen niet te langen tijd nog belangrijk zal vermeerderen („St. Joseph", „Beter wonen", „Ons belang"). De hiervoren genoemde 450 woningen kunnen geacht worden ten minste 1800 personen te huisvesten. Daaronder zijn uit den aard der zaak vele volwassen kinderen, inwonende volwassenen enz., die wekelijks een sproeibad zullen willen nemen, terwijl ook vele anderen bij voorkeur het badhuis zullen kiezen boven het zich behelpen in een minder ruimte en ventilatie biedende slaapkamer. De hierbedoelde badinrichting is ontworpen op het driehoekig terrein, gelegen tusschen de bouwblokken Groningerplein-Schoppershof, Cambuursterpad en Ver lengde Jacob Binckesstraat. In hetzelfde gebouwtje is tevens een vergaderzaaltje gedacht, waaraan daar ter plaatse evenzeer behoefte zal bestaan. Het ont worpen gebouwtje bevat naast een voldoend aantal privaten in de gang, gangen en trap, 3 kuipbaden, 16 douche(stort)baden, een wachtkamer, een lokaaltje voor de uitgifte van toegangsbewijzen en voorts, ge heel afzonderlijk toegankelijk, het vergaderzaaltje met garderobe enz. In hoeverre ook voor het hier bedoelde gebouwtje Rijkssteun ingevolge de Woningwet kan worden ver kregen, is niet met zekerheid te zeggen. Wel is be kend, dat bij onderscheidene woningcomplexen een vergaderkamer, b.v. ten behoeve van de besturen der betrokken bouwvereenigingen is aangebracht en ook dat elders badinrichtingen als onderdeel van een groep woningen zijn gebouwd. Naar wij meenen te weten zou de Inspecteur voor de Volksgezondheid zich niet tegen een opzet van het bouwplan als boven is aan gegeven, verzetten. Bij de exploitatierekening zijn dan ook badinrichting en vergaderzaal als onderdeelen van het bouwplan beschouwd en daarin volledig op genomen. De Gezondheidscommissie, in wier handen wij de stukken aangaande dit bouwplan stelden, berichtte ons bij schrijven van 22 Juli 1920, dat zij zich met de ontworpen woningen en de indeeling daarvan kon 263

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Bijlagen) | 1920 | | pagina 133