ll d r Bijlage no. 42. Bijlage tot het verslag der handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden, 1920. 604000.mits van het Rijk volgens de bepalingen der Woningwet een voorschot tot dat bedrag en een bijdrage in de betaling der verschuldigde annuïteit wordt verkregen D. ten behoeve van den onder A genoemden bouw aan te vragen uit 's Rijks kas 1. een in 50 annuïteiten af te lossen voorschot ten bedrage van 604000.ot zooveel minder als voor de uit te voeren werken minder noodig zal blijken, tegen de overeenkomstig het Koninklijk besluit van 28 Juli 1902, Staatsblad no. 160, laatstelijk gewijzigd bij dat van 14 Januari 1920, Staatsblad no. 18, te bepalen rente 2. eene zoo hoog mogelijke bijdrage in de betaling van de onder 1 genoemde annuïteiten. Leeuwarden, den 19 De Raad voornoemd, 266 Bijlage tot het verslag der handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden, 1920. Bijl. no. 42. INTREKKING van verleende voorschotten aan de woningstichting „Patrimonium" (bijlage no. 21 van 1920). Aan den Gemeenteraad. Bij Uw besluit van 8 Juni 1920 no. 273"/138 (bijlage no. 21) werd aan de woningstichting „Patrimonium" te Leeuwarden in koop afgestaan een gedeelte van het kadastrale perceel gemeente Leeu warden sectie G no. 8637, ter grootte van ongeveer 2200 M2. aan den weg Achter de Hoven, voor den in dat besluit genoemden prijs en tevens besloten ten behoeve van die woningstichting een voorschot aan te vragen uit 's Rijks kas om dit weder aan deze stichting in voorschot te kunnen geven, teneinde hiervan den koopprijs te betalen en op genoemd terrein te bouwen 18 woningen en 1 winkelhuis. Het verstrekken aan de woningstichting door de gemeente van het van het Rijk verkregen voorschot zou geschieden, gelijk in genoemd raadsbesluit is bepaald, onder de navolgende voorwaarden „a. enz." „en voorts op de voorwaarden die Burgemeester „en Wethouders geraden zullen voorkomen". Gedeputeerde Staten van Friesland hebben dit raadsbesluit goedgekeurd den 15 Juli 1920, welke goedkeuring alhier ingekomen is 24 Juli d.a.v. Ofschoon „Patrimonium" nooit gevraagd had of er eenige voorwaarden door ons gesteld zouden worden, hebben wij gemeend de woningstichting in kennis te moeten stellen met enkele voorwaarden, die wij wenschten te bepalen voor een richtige uitvoering der zaak; o. a. waren hierondergoedkeuring van het bestek door Burgemeester en Wethouderspublieke aanbesteding e. a. Dit schrijven is 26 Juli 1920 aan „Patrimonium" verzonden. Op dit schrijven ontvingen wij onder dagteekening van 29 Juli 1920 een brief, dien wij in zijn geheel bij de stukken voegen en waarin o. a. dit laconieke antwoord wordt gegeven„Tot ons leedwezen kan, „nu de aanbesteding haar beslag heeft gekregen „vóórdat wij in kennis waren gesteld met de Uwer zijds gestelde voorwaarden, Uwe goedkeuring weinig „effect meer sorteeren". Het bleek ons dat op 8 Juli 1920 aanwijzing op het terrein was gedaan en reeds op 15 Juli d.a.v. een publieke aanbesteding had plaats gehad. Gelijk boven gezegd is ontvingen wij pas 24 Juli het goedgekeurde raadsbesluit van Gedeputeerde Staten terug. Bij dit zelfde schrijven van 29 Juli, toen „onze goedkeuring weinig effect meer kon sor teeren", ontvingen wij het bestek, dat ook weer ge wijzigd was „om de aannemingssom op de begrooting terug te brengen" en teekeningen. Onder dagteekening van 30 Juli 1920 ontvingen wij van het bestuur der woningstichting wederom een schrijven, waarin verzocht wordt toestemming te bevorderen, dat het bij raadsbesluit d.d. 8 Juni j.l. no. 273R/138 aan de woningstichting verleende bouw- voorschot mag worden besteed voor de gewijzigde bouwplannen. Nadat dezerszijds schriftelijk onze bevreemding over den geheelen loop van zaken was te kennen gegeven, ontvingen wij d.d. 16 Augustus 1920 een uitvoerig schrijven, benevens bestek en teekeningen, waarin bovenbedoelde wijzigingen waren aangebracht. Hieruit bleek dat de laagste inschrijver voor f 17700.hooger had ingeschreven dan de raming en het nu noodig was het bestek te besnoeien. Overeenstemming dienaangaande, ook met den heer Inspecteur der Volksgezondheid te Groningen, schijnt reeds 30 Juli j.l. tot stand te zijn gekomen. Tot zoover de feiten. Er zij uit geconstateerd o. a. dat Patrimonium het blijkbaar niet noodig heeft geoordeeld vooraf te vragen of Burgemeester en Wethouders soms ook voorwaarden wenschten te stellen naar aanleiding van het door de gemeente te geven voorschot, waarvan o. a. het gevolg is geweest, dat het bestek nooit in handen is geweest van den Directeur der gemeentewerken dat Patrimonium overging tot aanbesteding zelfs vóór dat het raadsbesluit tot het verleenen van het voorschot was goedgekeurd dat Patrimonium daarna eenvoudig overging tot wijziging van den bouw, die, zooals deze aanvankelijk was geprojecteerd, den grondslag vormde, waarop het raadsbesluit tot toekenning van het voorschot was gebaseerd. In het handig gestelde schrijven van 16 Augustus j.l. ziet de woningstichting ook deze bezwaren wel onder het oog en tracht zij die te weerleggen door te zeggen, dat zij een mondelinge toezegging had, dat zij tot aanbesteding kon overgaan, zoodra het raadsbesluit tot toekenning van het voorschot was genomen. Het bestuur verklaart dat het zich zelfs ook van de goedkeuring van het besluit door Gede puteerde Staten had verzekerd. Toevallig is het be sluit goedgekeurd denzelfden dag, toen om 12 uur 's middags de aanbesteding plaats had. Aan formule's indien wij dat geweten hadden, zouden wij het wel gpdaan hebbenindien wij wisten, dat U er prijs op stelde, hadden wij het U wel be richt e. d., hebben wij niets. Na alles wat er bij vroegeren bouw tusschen de woningstichting „Patrimonium" en de gemeente is voorgevallen (wij verwijzen hiervoor naar bijlage no. 38 van 1920) en thans den loop van zaken nagaande meenen wij de gerechtvaardigde conclusie te kunnen trekken, dat hot bestuur de gemeente beschouwt als de geldgeefster, die eigenlijk verder niet veel met de zaak te maken heeft, achteraf spijt betuigende over het „misverstand", te kennen gevende, dat het niet de bedoeling was de gemeentelijke autoriteit te pas- seeren, en belovende voor het vervolg zooveel mogelijk overleg te zullen plegen. Wij vreezen echter, dat de gemeente, gelijk vroeger, bij dezen bouw ook weer zal worden geplaatst voor voldongen feiten. Zoo is in deze ook het plan voor de woningen, naar welk plan de Raad een voorschot had toegekend, gewijzigdwel is thans goedkeuring gevraagd, doch het is aan gegronden twijfel onderhevig, waar de woning stichting meende ook de goedkeuring van het oor spronkelijke bestek niet te behoeven, of deze wijzi gingen te onzer kennis waren gekomen, indien dezerzijds geen correspondentie over het bestek be gonnen was. Zoo komt ook bij de laatstelijk, naar aanleiding van ons verzoek om afdoende inlichtingen, toegezon den stukken een concept-contract tusschen het bestuur van de woningstichting en den aannemer voor, waarbij aan het bestek een zoodanige uitbreiding wordt gege ven, dat tegen het eind van dezen bouw de gemeente voor de keuze kan worden geplaatst om óf den bouw te doen stopzetten óf bij te betalen. In dit concept komt n.l. deze clausule voor„voor de som van 147900.met de bepaling, dat, mocht het uurloon „bij collectief contract hooger gesteld worden dan „76 cent, dit moet worden bijbetaald". Waar door vereenvoudiging van den bouw de aannemingssom géreduceerd moest worden juist tot de begrootingssom, is dus niets meer beschikbaar om hieruit eventueel de meerdere kosten van deze be paling te bestrijden. Hoewel wij weten, dat woningbouw in deze gemeente 267

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Bijlagen) | 1920 | | pagina 135